No., 45
VRIJDAG 6 APRIL 1934
(Pp teis dooï J/edetland. De Nassaulaen te Assen.
Jean Jolly was een man, begaafd met een
bijzondere voorzichtigheid zijn aanleg was nu
eenmaal zoo en langzamerhand had hij zich in het
leven het wantrouwen tot plicht gesteld. Hij had
steeds kromme wegen bewandeld, omdat de rechte
overvol waren en als zoodanig hem niet aanlokten
men moest dan altijd voor en achter zich kijken
om te zien, of er ergens onraad schuilde. Wanneer
men daarentegen de gewoonte had omwegen te
bewandelen, dan bestond er over het algemeen
nfin'der kans iemand tegen het lijf te loopen, die
het je lastig maakte. Volgens dit principe handelde
hij, toen hij het besluit had genomen om Basilius
een hak te zetten.
Hij nam een taxi en liet zich, naar 't scheen,
doelloos door de stad rijden. Hij verwisselde twee
maal van wagen en bevond zich tenslotte aan de
andere zijde van de stad voor den ingang van een
groot postkantoor. Hij ging in 'n telefooncel, sloot
de deur zorgvuldig achter zich dicht en sloeg het
telefoonboek op. Het nummer, dat hij zocht, had
hij al heel spoedig gevonden. Consul Bernhard
Bassenberg. Hij sloeg het betreffende nummer
aan. Een vrouwenstem, waarschijnlijk één van
dienstmeisjes, antwoordde: „Met het huis van
consul Bassenberg."
Jolly hoestte even. „Is mijnheer thuis?"
vroeg hij.
(Pp ïeU doox Jlsdeïlond.
De Biltsche duinen bij Zeist.
in te halen. De plannen, die hij voor het eerstvolgende half uur had, moesten
Basilius in elk geval onbekend blijven.
Toen hij naar beneden kwam, zag hij uit de breede traphal er stond
nog gereedschap van de arbeiders, die aan het huis bezig waren een vrou
welijke gestalte snel verdwijnen. Het kon niet anders of zij moest daar ver
scholen hebben gestaan. Jolly was in de eerste oogenblikken eenigszins van zijn
stuk gebracht. Het huis was nog niet bewoond, hoe kwam hier dan een vrouw
binnen Hij liep haar na over de ongelijke straatsteenen en zag haar om den
hoek van een reeds bewoond nieuw blok huizen verdwijnen. In die straat liepen
menschen en reed verkeer, zoodat het tenslotte nutteloos was haar na te gaan
om te zien, wie het was geweest. Het zou hem ook moeilijk zijn gevallen de
gestalte te herkennen, aangezien hij haar slechts een oogenblik, en nog
wel van achteren, had gezien. Hij peinsde er nog even over na en zette toen
iedere wantrouwende gedachte uit zijn hoofd. Waarschijnlijk een meisje, dat
iets aan haar kleeding had moeten ordenen. Niets anders dan een toeval waar
schijnlijk.
Hij dacht verder niet meer aan dl e halve ontmoeting, maar toen hij het
huis had verlaten, keerde het meisje naar den nieuwbouw terug. Zij had in een
portiek gewacht, totdat hij was verdwenen en toen zij bemerkte, dat zij niet
werd gevolgd, had zij het spoor weer opgenomen. Zij moest weten, met wat
.voor menschen Robert Rydegger omgang had zij moest weten uit hoeveel
leden de bende van Basilius bestond. Dit was misschien een gevaarlijke onder
neming, maar Ilia Filimon was voor geen klein geruchtje vervaard.
Daar Basilius zich reeds had verwijderd, was er van den eenigen man, dien
zij buiten Robert Rydegger van aangezicht kende, niets meer te vreezen.
Zij ging de trappen op, tot in het groote hoofd
kwartier wilde zij zich wagen maar zij vond
niemand meer.
(Wordt vervolgd)
„Neen," kreeg hij ten antwoord. „Mijnheer is op zijn kantoor.
Weet u het nummer?"
„Ja, dank u. Wilt u mij dan misschien verbinden met me
vrouw. Zij is toch thuis. Ja Zegt u haar dan, dat de recherche een
kleine inlichting van haar wenscht."
Het meisje vroeg hem even te wachten en een oogenblik
later klonk de onzekere stem van Lena Bassenberg
„Met wien spreek ik? Hier met mevrouw Bassenberg."
Jolly was voldaan zijn list was gelukt.
„Mevrouw," begon hij, „kan ons gesprek bij u aan huis niet
worden afgeluisterd? Het is van zeer groot belang, dat u definitief
antwoordt."
„Natuurlijk wil ik antwoorden. Niemand kan ons hier hooren.
Welke inlichting wenscht u Zou het niet beter zijn, wanneer u
mijn man op zijn kantoor opbelt
Jolly schudde het hoofd, als kon Lena Bassenberg dit zien.
„U spreekt niet met de politie," verried hij. „Dat heb ik het
meisje alleen maar gezegd om haar te kunnen verklaren, waarom
een vreemde man u opbelt."
„Maar met wien spreek ik dan
De stem klonk angstig. Het was heel begrijpelijk, dat Lena
Bassenberg zich in een uiterst zenuwachtigen toestand bevond. Zij
beefde voor de komende uren, die de groote catastrophe konden
brengen.
„Laat ik u mijn naam voorloopig verzwijgen. U kent mij
echter wel later zullen wij toch persoonlijk met elkaar in aanra
king komen. U behoeft van mijn zijde geen laag-bij-de-grondsche
afpersing te verwachten, zooals u dat van Basilius hebt ondervonden. Ik
heb medelijden met u, maar van medelijden alleen kan ik niet bestaan. Ik
heb nu de oploosing gevonden. Luistert u nu eens goed. Ik maak geen
grappen. Wat betaalt u mij, wanneer ik u Basilius overlever
Lena merkte, dat de vloer onder haar voeten begon te golven, maar toch
vroeg zij nog
„Wat beteekent dat „overleveren"
Hij begreep haar onmiddellijk.
„U kunt mij volkomen vertrouwen. Bedrog behoeft u niet te vreezen
ik heb de zaak volkomen in mijn macht. Tot dusverre stond ik aan de zijde van
Basilius, maar nog eens ik heb medelijden met u. Van de zestigduizend Mark,
die Basilius van u heeft geëischt, zou mij een belangrijk gedeelte zijn toege
komen. Hoeveel kunt u mij contant uitbetalen, wanneer de kwestie op een
voor u gunstige manier wordt opgelost
Lena Bassenberg, ontsteld over zichzelf, dat zij een dergelijk onderhoud
voerde, stamelde
„Maar hoe is dat mogelijk? Basilius zal toch nooit toegeven."
„Ik ben bereid u een klein geheim van Basilius te verraden, waardoor hij
zich onmiddellijk zal terugtrekken, zoodra hij weet, dat u hiervan op de hoogte
is."
„Wie geeft mij het bewijs, dat ik u kan vertrouwen
Jolly was op een dergelijke opmerking voorbereid geweest. Daardoor
voelde hij zich ook in het minst niet beleedigd.