No. 47 VRIJDAG 20 APRIL 1934 1525 Het dek woedt schoongemaakt. verder te gaan ant woordde hij met 'n lichte vrees in zijn stem. „Mis schien kunnen we ze hier vandaan wel zien." „Nee nee, dat kan niet Met deze warmte zitten ze natuurlijk in hun huisje Kom," fluisterde zij en met een zachten drang trok zij hem mee. Zij liepen 't boschpad verder aftoen zij aan 't eind daarvan den hoek omsloegen, stonden zij eensklaps voor een klein onooglijk huisje. Zij hiel den stil op eenige meters afstand van de gesloten deur en keken met ang stige oogen 't hutje aan. „Roep eens watfluis terde het meisje eindelijk. En de jonge man riep „Goeden middag Bent u daar?" Het bleef even stil toen riep iemand met 'n diepe, holle stem terug „Ja wie is daar En zonder dat een ant woord werd afgewacht, ging de bewoner voort „Ga weg! Weten jullie niet hoe gevaarlijk het hier is De ongelukkige scheen het tweetal te zien door het kijkgat van de deur, doch kwam zelf niet voor den dag. De jongeman vroeg of zij tevreden waren en na het bevestigend antwoord vertelde de man, hoe hij en zijn vrouw zes maanden na hun huwelijk daarheen waren gezonden. Hij was reeds voor zijn huwelijk besmet en had de ziekte op haar over gedragen, zonder het te weten. Met verschrikte oogen luisterden de twee jonge menschen naar de lijdensgeschiedenis, totdat eensklaps een vrouwen stem, even rauw, doch niet onvriendelijk, het ver haal van haar man onderbrak en zei „Wat een mooie blauwe sjaal hebt u daar om, dame 1 Zegt u nog eens watHet doet zoo goed weer eens 'n ander menschelijk geluid te hooren Doch de vreeselijke vertelling was voor de jonge vrouw blijkbaar te veel geweest, want zij keerde zich om, greep den jongen man bij zijn arm en trok hem zoo hard ze kon weer met zich mee „Gauw Laten we weggaan van deze verschrikkelijke plaats 1" Zonder een oogenblik te rusten renden ze voort, tot de boot weer in 't zicht kwam. Eerst toen liepen zij langzamer, doch legden zwijgend den verderen weg af, te veel vervuld als zij waren van hetgeen zij hadden gehoord. Bij het aan dek gaan, zag hij dat zij beefde. „Wat scheelt er aan, lieveling?" stamelde hij, terwijl hij haar in zijn armen nam. „Ik had niet moeten goedvinden, dat je er heen ging." Hij bukte zich voorover en kuste haar mét een innig heid en een eerbied, die haar met sterk ontroerende vreugde vervulde. Zij werd beurtelings bleek en rood met gesloten oogen luisterde zij naar de onhandige, oprecht gemeende woorden van liefde, die hij haar toefluisterde. Geen van beiden bemerk ten zij, dat de reisgenoot van de jonge vrouw naderbij was geslopen zij hoorden eerst van zijn aanwezigheid, toen de man met een koude stem zeide „Wat moet dat beteekenen, meneer?" Willner schrok alsof hij op eer. diefstal betrapt werd en bloosde tot achter zijn ooren. Oogenblikke- lijk herstelde hij zich echter en zei „Uw nicht en ik houden van elkaar, en ik ben besloten met haar te trouwen 1" Met groote oogen keek het meisje hem aan en deed een stap achteruit. „Nee nee 1" riep zij uit. „Dat kan niet 1 Dat mag niet 1" doch de man viel haar hard in de rede. „Indien u dat ernst is, eisch ik, dat het huwelijk morgen nog door den kapitein voltrokken wordt. Ik ken de kuren van dergelijke rijke jongelui eerst een meisje d'r hoofd op hol brengen met allemaal mooie praatjes en dan...." Willner had aanvankelijk rustig toegeluisterd, doch die laatste beleediging werd hem toch te machtig. „Mijnheer 1" riep hij, „ik ben geen schurk. Indien u hier even wilt wachten, zal ik u mijn eerlijke bedoelingen bewijzen Hij verwijderde zich snel en zag daardoor de grijns van voldoening niet, die op het gezicht van den man kwam. Geen vijf minuten later kwam hij terug met den kapitein en verzocht dezen alles in gereedheid te willen brengen, om den anderen morgen tien uur zijn huwelijk met juffrouw Rose Blackberry te doen plaats vinden. De kapitein beloofde te zullen zorgen dat alles in orde was, en wenschte den jongeman heel vormelijk geluk met zijn gewichtigen stap. Toen ook de „neef" van zijn toekomstige vrouw hem de hand gaf en excuus vroeg voor zijn wantrouwen, voer hem een rilling door zijn leden. Hij-gaf het meisje, dat bleek en stil had staan toe kijken, een arm en ging met haar naar het achter dek, waar zij tot laat in den avond hand in hand bleven zitten. Toen de jonge Willner den anderen morgen aan dek verscheen, zag hij dadelijk dat er iets niet in orde was. De neef van zijn bruid liep onrustig heen en weereen kwaadaardige uitdrukking lag op zijn gezicht. Het duurde niet lang of hij wist de oorzaak van diens ontstemming. De steward was hem komen mededeelen, dat de juffrouw niet in haar hut was, en het bed niet beslapen scheen te zijn. Oogenblikkelijk holde Willner naar den kapi tein, en van dezen vernam hij, dat zijn bruid dien morgen heel in de vroegte aan land was gegaan en nog steeds niet was teruggekeerd. Ze had niets gezegd en geen enkele boodschap achtergelaten. Ook vertelde de kapitein hem, dat men dien middag het anker zou lichten, daar de quarantaine was opgeheven. Op verzoek van den jongeman liet de kapitein de stoomfluit van het schip loeien, voor het geval het meisje in het bosch verdwaald was geraakt. Hij vroeg een boot en ging oogenblikkelijk aan land naar het Gezondheidsbureau om inlichtingen te vragen; noch de dokter, noch de verpleegster kon hem echter een inlichting geven. In verband met zijn overspannen toestand beloofden zij echter met hem mee te zullen gaan, om de jonge vrouw te gaan zoeken. Nauwelijks was men echter buiten gekomen, of men zag haar in de verte aankomen, hard hollend, in de richting van het quarantaine station. De jongen liep haar snel tegemoet en de dokter met zijn assistent volgden hem op den voet toen Willner haar gezicht kon onderscheiden, bemerkte hij, dat haar oogen zeer groot waren en haar wangen een hoogroode kleur hadden. Eensklaps bleef zij staan en wuifde naar hem met haar hand. „Kom niet bij me!" schreeuwde zij. „Blijf daar staan „Waarom riep Willner terug. „Wat is er dan gebeurd „Omdat," antwoordde zij, terwijl haar groote oogen star op zijn gezicht rustten, „ik ik naar het melaatschenhuisje ben geweestJe weet, dat de vrouw van dien man mijn sjaal zoo mooi vond Nu, ik heb haar die gebracht en toen ik 'm gaf, viel zij op haar knieën en kuste mijn hand. De jongen deed een sprong voorwaarts, doch met een vluggen sprong greep de dokter hem vast. Tegelijk blies hij op een fluitje dat om zijn hals hing, en direct daarop kwamen eenige assistenten en een paar verpleegsters naar buiten. „Houdt die vrouw tegen 1" riep hij uit. „Ze is met de melaatschen in aanraking geweest De jongen worstelde uit alle macht om los te komen, doch geen kwartier later was hij op de boot gebracht en werd door 'n paar manschappen in bedwang gehouden, tot hij geheel gekalmeerd was. Mr. Blackberry raasde en tierde als 'n beze tene, toen hem werd medegedeeld, dat het meisje in het quarantainestation moest achterblijven. Klokslag twaalf uur lichtte het schip zijn anker voor een der ramen van het quarantaine station zwaaide een meisje met haar zakdoek naar een eenzame figuur op het achterdek, die haar echter niet zien kon. Een waas van tranen lag over haar oogen, doch om haar lippen speelde een geluk kige glimlach. Zij wist zich te hebben opgeofferd voor den eenigen man, die goed van haar gedacht had en die ook de eenige was, dien zij oprecht had lief gehad.

Tijdschriftenbank Zeeland

Ons Zeeland / Zeeuwsche editie | 1934 | | pagina 19