No. 47
VRIJDAG 20 APRIL 1934
1533
gevraagd had. Hij kende die dame niet. Maar hij beschreef u zoo duidelijk, dat
ik zeker dacht, dat u 't geweest was. Ik voelde me erg gevleid."
„O, nee," zei ze lachend. „Dat ben ik niet geweest, meneer Wright 1
't Spijt me, dat ik u teleur moet stellen, maar ik lag al ik weet niet hoe lang
in bed
Victor stond met aandacht naar haar te kijken, en werd zich bewust,
dat er een zenuwachtige gejaagdheid in haar houding was. Zij deed min of meer
onzeker, ontwijkend. Hij werd er nog onrustiger door en vroeg zich af, of zij
misschien probeerde zijn verdenking af te wenden door een vertoon van vroo-
lijke onverschilligheid.
Maar bijna onmiddellijk daarop walgde hij van zichzelf, omdat hij dit
gedacht had. Wat had hij voor reden om aan haar ontkenning te twijfelen?
Wat kon Stella Blaine voor reden gehad hebben om zijn hut binnen te sluipen
en in zijn bagage te snuffelen? Het was belachelijk.
Waarschijnlijk had hij het bezoek aan zijn hut te danken aan een dwazen
streek van Charlie Grey. Of anders was het een doodgewone dievegge geweest.
Hij moest eerst maar eens met Charlie gaan praten. Victor glimlachte dus en
vroeg excuus voor zijn vrijmoedigheid.
„Ik moet me maar bij 't golfspel houden," zei hij, „en 't speurderswerk
aan de detectives overlaten."
Hij zou minder luchtig gesproken hebben, als hij had kunnen voorzien,
welk een drama door dit alles werd ingeleid of als hij Stella Blaine had kunnen
zien, nadat zij haar deur achter hem gesloten had.
Want zoodra die deur dicht was, draaide zij zich om en wierp de blauwe
ochtendjas af. Zij had al haar kleeren aan.
Toen zij door de hut liep, naar haar bed, haalde zij snel adem met zenuw
achtige stooten. Zij had een kleur, haar oogen gloeiden en haar bewegingen
waren gejaagd. Zij wierp het kussen opzij. Dat had gediend, om een onvoltooid
briefje te verbergen bij het schrijven daarvan had Victor haar gestoord
en een zeer merkwaardig fluweelen zakje.
Dat zakje was rood, diep, warm rood. Maar het was hierdoor merkwaar
dig, dat het een griezelige figuur vertoonde, die er met gouddraad op was
geborduurd: den vierarmigen god der Hindoes, Vishnoe.
Nog bevend door de opwinding, die het bezoek van Victor Wright veroor
zaakt had, bracht Stella het zakje en het blad papier naar een klein tafeltje
onder het licht. Toen ging zij zitten en las snel over, wat zij al geschreven had
U hebt Wright precies lang genoeg aan dek gehouden. De sleutel paste,
en ik heb het zakje van den Barsoda-tempel in een van hun koffers ge
vonden. Maar....
Zoover was zij gekomen, toen Victor aan haar deur klopte. Nu greep zij
een potlood, dat op het tafeltje lag, en schreef verder
er zat niets in het zakje dan leege doosjes Van die doosjes, zooals
juweliers voor ringen gebruiken. Ik kon niet langer zoeken, want er kwam
een bediende binnen. Maar we weten nu in ieder geval, dat we op 't goede
spoor zijn. We zullen 't nog maar eens moeten probeeren.
Probeer niet, met me te spreken, voor we aan land zijn. Als u Wright
en Grey in 't oog houdt, zal ik op de Cummings passen. U kunt me schrij
ven aan hotel Metropole te New York.
Zij onderteekende het briefje met haar initialen en stak het toen in een
enveloppe. Zij was nog beverig en zenuwachtig, toen zij ging bellen om den
bediende. Toen hij kwam een beleefde, blonde jongeman fluisterde zij
hem toe
„Wilt u dit even naar hut B-123 brengen? 't Is voor meneer Midvale.
Als hij er niet is, geeft u 't maar zoolang op 't kantoor in bewaring."
Toen deed zij haar deur op slot, leunde er tegenaan en sloot vermoeid
haar oogen.
Charlie Grey zat nog te bridgen.
Lene Cummings was zijn partner. Hij was juist aan een moeilijk spel be
gonnen, toen Victor Wright de speelzaal binnentrad. Victor bleef dus naast
het tafeltje staan wachten peinzend liet hij zijn blik de spelers rond gaan.
De blonde Charlie was klein en breed zag er nogal belachelijk uit, ver
geleken met de donkere schoonheid van Lene Cummings. Zij was grooter
dan hij, had een paar droomerige oogen en bewoog zich op een even lenige als
kwijnende manier. Hoe groot echter de tegenstelling ook was, zij had gedurende
de reis zijn attenties zeer gewillig aanvaard, hoewel zij de aandacht van menigen
veel knapperen man had kunnen trekken, als zij gewild had.
Victor voelde persoonlijk absoluut niets voor deze Spaansche schoone.
Hij vond haar niet echt. Haar sierlijke gebaren, de manier zelfs waarop zij
haar sigarettenpijpje vasthield, vond hij niets dan aanstellerij. Haar schoon
heid al moest hij toegeven, dat zij prachtig zwart haar had leek hem kunst
matig. Hij vond haar het soort vrouw, dat altijd comedie wil spelen, of als een
Russische prinses wil optreden.
Wat haar broer Red betreft, die nu links van haar zat Victor had als
bij instinct een hekel aan hem. Er was iets ongezonds aan dien man iets on
betrouwbaars een doek van zoetsappigheid, en daaronder een dolk van sluw
heid, dien hij voortdurend gereed hield om je ermee te steken.
De aanstaande chirurgen. (Gezicht in de chirurgische afdeeling van de Weensche universiteit