No 47 VRIJDAG 20 APRIL 1934, 1535
Victor kon zich maar niet begrijpen, dat een meisje als Stella Blaine hem
zoo'n groot deel van haar tijd gaf, en avond aan avond met hem danste.
Misschien trok zijn elegante slankheid haar aan, of het kleine stijve zwarte
kneveltje. Vrouwen schenen van dat soort mannen te houden. Hij mocht ze niet.
De vierde speler aan de tafel zijn naam wist Victor niet goed, maar
de andere passagiers noemden hem schertsend den Sjeik zag er inderdaad
een beetje uit als een Arabier. Hij had regelmatige, scherp gesneden trekken
in een donker, schrander gelaat. Hij zat stijf en roerloos, en keek schuin naar
Charlie Grey.
Eindelijk gooide Charlie zijn dertiende kaart op tafel met een triomfante
lijken lach. „Klein slam 1" riep hij, en grinnikend hief hij zijn breede gezicht
op naar Victor. „Niet slecht, hè?.... Wat heb jij?"
„Ik zou je graag even alleen spreken, Charlie."
„Hè?" Hij keek verbaasd, maar stond toch op, een excuus mompelend,
en ging met Victor naar een stillen hoek van de zaal. „Wat is er?"
Victor vroeg zonder omwegen „Heb jij aan iemand den sleutel van onze
hut gegeven
„Ik? Natuurlijk niet."
„Heeft er een dame naar mij gevraagd, en heb je haar naar onze hut ge
stuurd
„Ook niet. Verwachtte je iemand
„Welnee. Hèb je je sleutel nog?"
Charlie voelde in zijn zak en knikte. „Ja hoor. Hoezoo
„Er is vanavond een meisje in onze kamer geweest. Ze had een sleutel.
En ze heeft onze bagage nagezocht."
Victor verwachtte natuurlijk, dat zijn blonde vriend verwondering zou
toonen. Maar hij was niet voorbereid op de ontsteltenis, den schrik bijna, die
in het gezicht van zijn vriend kwam.
„Wie?" vroeg Charlie. „Welk meisje?"
„Dat kwam ik juist aan jou vragen. Ik weet het niet."
„Heb je haar niet gezien
Victor moest de mededeelingen van den bediende herhalen, maar hij zweeg
over zijn eigen vermoedens aangaande Stella Blaine. Toen hij uitgesproken
was, stond het gezicht van Charlie verwrongen en doodelijk bleek. De kleine
jongeman keek met zoo'n wilden blik naar de bridge-tafel, dat Victor vroeg
„Kerel, wat heb je?"
„Niets
„Je kijkt net of je een spook ziet I"
„Wie Ik Charlie rukte zijn hoofd weer om en lachte gedwongen. „Doe
niet zoo gek Ik ben kalm als wat Zeg, heeftheeft ze iets meege
nomen
„Van mij niets."
Heb jeeher rapport van gemaakt
„Nog niet. Ik dacht dat jij misschien meer zou weten. Zeg, wat mankeert
je toch
Charlie, nu erger dan bleek, gaf geen antwoord. Hij keerde zich om en
liep snel naar de bridge-tafel. Victor Wright keek hem verbaasd na. De zonder
linge houding van zijn vriend maakte hem ongerust.
Hij stond op 't punt, zijn vriend te volgen, toen een joviale hand hem
vroolijk op den schouder sloeg.
„Wel wel wel!", zei de gemoedelijke heer Midvale. „Ik dacht, dat u al
lang in bed lag
Zichtbaar opgelucht verklaarde Charlie, toen hij vlug zijn bagage had
nagezien, dat hij niets miste. Zijn kleeren waren natuurlijk door elkaar gegooid,
maar hierbij bleek de indringster het gelaten te hebben. Toen hij zijn zak met
golfstokken weer in den hoek had gezet, begon hij zijn gewone kalmte terug te
krijgen.
;,Ik snap niet, waar je je zoo druk over maakt," zei Victor. „Je had toch
niets van waarde bij je buiten dat kwasterige pak
„Ik heb me niet druk gemaakt," beweerde Charlie.
„O nee Je was anders zoo wit als een laken."
„O ja Nu, om je de waarheid te zeggen ik had veertig pond in dat.
linnen zakje. Daar maakte ik me ongerust over. Maar ze zijn er niet aan ge
weest."
Victor voelde, dat zijn vriend loog. Charlie was er de man niet naar, om
zich angstig te maken over veertig pond. Maar hij sprak deze gedachte niet uit.
„Ga je nog kaarten vroeg hij.
„Natuurlijk, 't Is een strijd op leven en dood."
„Vind je, dat we er rapport van moeten maken
„Nee, waarachtig niet riep Charlie, met zijn hand aan den deurknop.
„Er is niets ontvreemd. De bediende krijgt er maar last mee. 't Is zoo'n ge
schikte vent. We gaan trouwens morgenochtend aan wal. Waarom zouden we
nu nog opschudding maken
„Nee, dat is zoo," zei Victor, een beetje koel. „Dan zullen we 't maar
blauw-blauw laten...."
Zoodra Charlie weg was, ging Victor naar bed. Maar hij sliep niet zoo
aanstonds. Hij lag in het donker naar de zoldering te kijken. Eigenaardig dacht
hij, dat iemand zoo nieuwsgierig was naar hun bagage. Alle passagiers wisten,
dat Charlie en hij golfspelers van beroep waren, die naar Amerika gingen om te
spelen, en dat zij heel waarschijnlijk niets kostbaars bij zich hadden.
Maar wat hij het minst begreep, dat was die hevige schrik van Charlie.
Hij mopperde hardop. Er was iets geheimzinnigs in Charlie's houding, en dat
beviel hem niet. Hij vouwde de handen samen onder het hoofd en merkte op,
dat Charlie erg gesloten was geworden, sinds hij met de Cummings omging.
Daarna echter dwaalden zijn gedachten weer af naar Stella Blaine
en met haar beeld voor oogen sliep hij in.
Hij wist de eerste seconden niet, waardoor hij wakker was geworden.
Hij zat overeind en wreef half suf zijn oogen uit. Buiten zijn hut, in de gang,
was het geluid van snelle voetstappen. Een zachte, vragende uitroep. Toe
nemende verwarring.
Verbaasd en nieuwsgierig liet Victor zich tusschen de lakens vandaan
glijden. Door het stampen van het schip wankelde hij een beetje, toen hij de
hut doorliep. Hij opende zijn deur en zag, dat er een dozijn andere slaperige
gezichten door half openstaande deuren keken. (Wordt vervolgd
0[i ieio dooi Jtedailand.
De geiten worden naar huis ge
bracht. (Loosdrechtsche plassen
bij Kortenhoef.)
Geërgerd keek Victor
den dikkerd aan. Hij
mompelde het excuus,
dat hij meneer Grey nog
had moeten spreken toen
ging hij naar de groep
bij de bridge-tafel hij
hoorde Charlie stotteren
„Pardon ehik
zal even weg moeten. Ik
geloof dat we.dat er
iemand in onze bagage
heeft gesnuffeld van
avond. Ik moet even kij
ken, of alles in orde is."
De uitwerking van
zijn woorden was verba
zingwekkend. Lene Cum
mings zat plotseling stijf
rechtop te staren met
vlammende oogen. Red
Cummings liet den lucifer,
waarmee hij een sigaret
wou opsteken, vallen. Er
was een gaatje in 't
groene laken van 't kaart-
tafeltje gebrand, vóór hij
er aan dacht, den lucifer
uit te knijpen.
De eenige, die zich
nergens iets van aan
scheen te trekken, was de
man, die „de Sjeik" ge
noemd placht te worden.
Met een onverschillig gezicht ging hij voort, de kaarten te schudden. Maar
er was spanning, een zekere trilling in die kalmte.
Met een snellen blik naar Victor en den heer Midvale repte Charlie zich
de zaal uit.
„Nou nou," merkte Midvale op, „uw vriend schijnt nogal zenuwachtig
te zijn, meneer Wright. Er is toch niets gebeurd, hoop ik
„Nee," zei Victor. „Niets van belang.... Wel te rusten.".
En snel ging hij zijn blonden vriend achterna.