teis doot JfedcUand. Zondagsdracht in de omgeving van Kampen en Zwolle. Noj 48. VRIJDAG 27 APRIL 1934 1551 „Collega Reussing, het is een onaangename gebeurtenis, maar vergeet niet, dat in de toekomst de dochter den vader misschien nóg meer noodig heeft dan vroeger I" „Dan zal het te laat zijn, Braubach." „Wat is dat nu Geen domheden, Reussing. Wanneer kom je weer op het bureau „Waarschijnlijk nooit meer, Braubach. Ik maak er een einde aan. Vaarwel Hij legde den hoorn op den haak zonder naar verdere protesten te luisteren. Opbellen kon niemand deze aansluiting was in het geheel niet bekend. De telefoonarbeiders zouden verbluft opkijken, wanneer in een der eerstkomende weken het huis officieel zou worden aangesloten. „Zoo," sprak Basilius. Hij trok afkeurend den inspecteur den primitieven knevel uit den mond. „Waarom schreeuwde je er nou tusschen door," verweet hij. „Alles moet toch voor elkaar komen. Terwijl je vriend Braubach nu in Lübeck de politie waarschuwt om een oogje in 't zeil te houden, zal je dochter met haar vereerder reeds lang de Zwitsersche grens zijn gepasseerd. Jij kunt heel gerust zelfmoord plegen." „Basilius, ik heb je onderschat. Ik hield je voor een schurk, maar het schijnt, dat je beschikt over een duivelsche geslepenheid I" „Dank je, maar laten wij onzen tijd nu niet verdoen met het uit wisselen van vleierijen, Reussing. Wij staan op het oogenblik voor een ernstig moment. Wij zullen dan ook als ernstige mannen een ernstige bespreking voeren. Ik laat je vrij in de manier, waarop je zelfmoord wilt plegen. Het spreekt vanzelf, dat ik je wegens de transportmoeilijk heden niet van een kerktoren kan laten springen. Ik heb zoo'n ver moeden, dat een schot door den slaap datgene is, wat men van jou verwacht 1" Hij liet eenige oogenblikken in stilzwijgen voorbijgaan. De hoofd inspecteur zag hem aan met een blik, waaruit hij niets kon opmaken. De rust en kalmte, die de beambte echter in deze oogenblikken toonde, stemden hem eenigszins wrevelig. „Wil je mij niet 't genoegen doen, te vertellen waar in je woning de dienstrevolver ligt Het zou Jolly, die straks bij je inbreekt om den afscheidsbrief op tafel te leggen, het zoeken vergemakkelijken. Je begrijpt natuurlijk wel, dat ik je met je eigen revolver neerschiet. Anders loopen wij de kans, dat er naderhand nog een of andere scherpzinnige persoon lijkheid is, die aan de vrijwilligheid van je besluit zou kunnen gaan twijfelen." „Laat maar, Basil," sprak thans Jolly, die in de deuropening als zwijgend toehoorder had gestaan. „Ik zal de revolver wel vinden. Daar het dochtertje mij niet kan verrassen, heb ik tijd genoeg om een en ander te onderzoeken." Hij haalde den sleutelbos van Reussing te voorschijn. „Buitendeursleutel, huisdeursleutel, alles was zoo duidelijk mogelijk. Dan zijn dit ongetwijfeld de sleutels van zijn schrijftafel en in een vak van dit meubelstuk zal ik ongetwijfeld het betreffende wapen kunnen ontdekken." Hij stak de sleutels weer in zijn zak. „In geval van nood," merkte hij even later op, „zou het tenslotte ook nog mogelijk kunnen zijn, dat Reussing een anderen dood sterft, nietwaar Basilius zag hem somber aan. „Ondanks alles moet je toch in de woning, Jolly. De afscheidsbrief van Reussing moet daar worden gedeponeerd." Jolly was toevallig geheel zonder argwaan. Hij knikte alleen, maar keek Basilius niet aan. 7.oo ontging hem de weinig goeds voorspellende uit drukking, die over het gezicht van den bendeleider trok. „Natuurlijk breng ik er een bezoek," verzekerde hij. „Dat heeft met mijn woorden van zoo juist niets te maken." In het nevenvertrek hoorde Reussing alles wat er werd gesproken. Diep boog hij het hoofd. Afgeloopen, werkelijk afgeloopen Er kwam nog één gedachte bij hem op. In den grond van de zaak had Basilius een fout gemaakt, door thans reeds de politie op te bellen: Allen maken wel eens zoo'n fout, zelfs de meest geslepenen onder hen. Braubach zal, door dat telefoongesprek ongerust gemaakt, iemand naar mijn huis sturen of zelf komen en het zou heel goed kunnen gebeuren, dat Jolly hem bij zijn inbraak regelrecht in de armen loopt. Een zwakke glimp van hoop kwam bij hem op. Hij ademde ruimer. Wan neer hij tijd wist te winnen, misschien was dan toch nog niet alles verloren. Hij kon niet weten, dat een'ander reeds maatregelen had genomen, die voor zijn redding, verondersteld, dat deze nog mogelijk zou zijn, van grooter belang waren. Ilia Filimon had, nu zij wist tot welke rol Robert Rydegger was gedwon gen, dien avond niet onbenut laten voorbijgaan. Zij wist, dat zij in dezen zwa- ren strijd niet alleen kampte voor zichzelf, maar dat de beslissing ook voor haar verloofde van doorslaande beteekenis zou zijn. Dat was voor haar een dubbele aansporing. Maar ondanks alles deed zij niets overijlds. Slechts na rijp beraad ging zij tot maatregelen over. Zij wist hoe gevaarlijk het was, Basilius tegen zich te hebben. Het was haar ten slotte heel gemakkelijk gevallen om Jabusch aan de politie over te leveren. Zij had hem eenvoudig op straat van diefstal beschul digd en voor nader onderzoek naar 'n bureau laten meenemen. Daar bleek toen, wie hij werkelijk was. Maar Jabusch was tenslotte een bijfiguur. Haar plan richtte zich hoofdzakelijk tegen Jolly en Basilius. Terwijl Rydegger gevolg gaf aan de afspraak, die hij met Ines Reussing had gemaakt, belde Ilia de politie op. Dit gebeurde toevallig eenige minuten, nadat Basilius in zijn kwaliteit als pseudo-hoofdinspecteur hetzelfde had gedaan. Eveneens toevallig kreeg Ilia inspecteur Braubach aan het toestel. Of hoofdinspecteur Reussing aanwezig was. Neen? Dan had zij een mede- deeling te doen. „Met wie spreek ik," verlangde Braubach te weten hij was opgewonden. Men kon het aan zijn stem merken. „Ik kan mij niet met u inlaten, wanneer u mij uw naam niet noemt." Terwijl hij dit zei met het doel om 't vrouwspersoon, dat opbelde, vast te houden, schoof hij den secretaris een briefje toe „Onmiddellijk plaats, vanwaar wordt opgebeld, laten vaststellen." Ilia Filimon bleef geduldig. Inspecteur," antwoordde zij, „mijn naam doet er niets toe u kent mij toch niet." „Goed dan. Wat hebt u te vertellen U zei, dat het hoofdinspecteur Reussing betrof. Wat is er met hem En Ilia antwoordde hem „Laat u onmiddellijkin dit geval kan een minuut reeds van belang zijn de woning van den hoofdinspecteur bewaken. Er bestaat een plan om in te breken „Hoe weet u dat informeerde de inspecteur, tevens met het doel om de spreekster nog aan het toestel vast te houden. „Uit betrouwbare bron," antwoordde Ilia. „De mannen, die daar willen in breken, zijn gevaarlijk en beslist in het bezit van vuurwapens. Het zal er daarom bij een botsing om gaan, wie het eerste schiet. Dit is alles, wat ik u heb te zeggen." Zij belde af, juist op het oogenblik, dat de secretaris langs een andere lijn het bericht ontving, dat het gesprek werd gevoerd vanuit een cel op een post kantoor in het centrum der stad. Inspecteur Braubach legde den hoorn zóó hard uit zijn handen, dat het er veel van weg had, of hij hem wilde breken. „Welk postkantoor vroeg hij. De secretaris sloeg het even na en ant woordde weldra „Postkantoor no. 28." „Brigadier Kruse De inspecteur beval, dat er onmiddellijk zou worden nagespoord welk vrouwspersoon op het betreffende postkantoor had getelefoneerd. Hij wist, dat slechts een groot toeval hier zou kunnen helpen en hij vergiste zich niet. (Wordt vervolgd).

Tijdschriftenbank Zeeland

Ons Zeeland / Zeeuwsche editie | 1934 | | pagina 15