DOOR ELI AS DUNN Wat is er te doen riep iemand. Maar niemand gaf antwoord niemand scheen het te weten. Toen zag Victor den hofmeester door de gang hollen. De man hijgde van opwinding, zijn oogen stonden groot en puilden uit. Victor trad naar buiten en ging voor hem staan. „Wat is er gebeurdvroeg hij. Erisiemand vermoord, meneer!" hijgde de man. „Een van de bedienden „Vermoord „Ver-moord, meneer." „Groote hemel 1 Waar „Op het bovendek, meneer! Hut D-83 1 De hut van een zekere juffrouw Blaine Victor Wright beefde lichtelijk, terwijl hij een dikke kamerjas aantrok en zijn voeten in pantoffels stak. Hij ging weer naar buiten, trok zijn deur in 't slot en rende de trap op naar dek D. De gang langs de hut van juffrouw Blaine stond al volgepropt met men- schen er waren er minstens tweehonderd, de meesten in nachtgewaad. Zij stonden te praten en te dringen, en zijn poging om door de volte heen te komen, had geen ander resultaat dan een storm van protest. Hij moest blijven staan, nog een meter of twintig van de deur van Stella Blaine. Maar er stond een offi cier naast hem en hij vroeg „Wie heeft 't gedaan „Dat weten we niet, meneer 1 De kapitein is 't aan 't uitzoeken." „Is de bediende in die hut vermoord?" „O nee, meneer. Buiten, vlak voor de deur." Victor voelde een golf van verlichting door zich heen gaan. Tegelijkertijd hoorde hij een krachtige stem roepen „Opzij daarMaak ruimte alstublieft 1 Opzij 1" De menschenmenigte drong achteruit, tegen deuren en schotten, of werd de gang uit gedrongen, om plaats te maken voor een droeven optocht. De scheepsdokter een kolossale man met een rood, vochtig gezicht liep vóór, ruimte makend met zijn breede lichaam. Achter hem aan strompelden vier matrozen, die het lijk van den vermoorden bediende droegen. Het was in een be'ddelaken gewikkeld. Toen de stoet voorbijging keek Victor, die tegen een deur aangedrongen stond, er op neer, en hij huiverde. Het laken vertoonde een groote roode vlek. Met een snellen stap begaf hij zich in de ruimte, die achter den optocht ontstaan was met eenig dringen en wringen slaagde hij er in-, tot op een meter of drie, vier afstand van de deur te komen, waarvoor de ramp had plaats gehad. Verder kon hij niet een dichte groep menschen stpnd vóór hem. Maar zijn on gekamde hoofd stak boven de anderen uit hij kon over hen heen kijken naar Stella Blaine. Hij had zoo'n idee, dat hij waarschijnlijk even bleek was als zij. Hij voelde zich ten minste erg beverig. Zij stond stijf van ontzetting op den drempel van haar hut ze had de blauwe ochtendjas weer aan, en hield die bij haar hals met 'de hand dicht. Het prachtige bruinroode haar viel neer over haar schouders. „Neen 1" zei ze tot den kapitein. „Ik weet het werkelijk niet 1" Denkt u nog eens goed na, juffrouw Blaine. Misschien herinnert u zich nog iets. Wat hoorde u voor een geluid?" „Het leek wel iets op gekreun, geloof ik maar ik weet het niet zeker ik sliep half 1 Toen volgde die afschuwelijke bons. En er kraste iets langs mijn deurIk sprong op en trok de deur open. Enen toen zag ik hem liggen.... op zijn rug.... en het bloed...." „Was hij al dood?" „Dat moet wel haast. Hij bewoog zich niet." „Hebt u niets anders gehoord?" „Nee." „Niemand hooren wegloopen?" „Ik geloof 't niet. Ik kan me er niets van herinneren." Was de gang leeg, toen u de 'deur opendeed 'ja.... tenminste, ik geloof 't wel. Ik was 't eerste oogenblik te erg geschrokken, om rond te kijken." De kapitein, een groote gespierde man, knikte naar iets, dat hij in de hand hield. Victor stond op zijn teenen en rekte zijn hals, maar hij kon niet zien, wat het was. „En dit vroeg kapitein Frazer. „Waar lag het precies Stella Blaine schudde het hoofd. „Ik weet het niet. Ik denk ónder hem. Ik zag het pas, toen de dokter het.het lijk optilde." „En die kleine witte doosjes lagen over den vloer verspreid ,"ja." Kapitein Frazer dacht even na toen hief hij het hoofd op en zei scherp„We zullen een en ander nader moeten onderzoeken. Wilt u alstublieft zoo gauw mogelijk in mijn kajuit komen, juffrouw Blaine'? We beginnen het onderzoek, zoo gauw u er bent." Zij knikte en trok zich terug in haar hut. Zij deed de deur dicht, zonder Victor Wright gezien te hebben. Evenals de anderen wrong hij zich achteruit, om den kapitein te laten passeeren. En toen de zwaarwichtige Frazer langs hem heen ging, zag Victor, wat hij in de hand hield. Zijn bloed werd koud, toen hij het zag. Hij hield den adem in, met open mond. "Het was een voorwerp, dat hij dien morgen, toevallig, in een handkoffer van Charlie Grey had zien liggen. Een klein zakje van rood fluweel, waarop met gouddraad de fantastische gedaante van Vishnoe gebor duurd stond 1 KORTE INHOUD VAN HET VOORAFGAANDE. Lene en Red Cammings en de „Sjeik" zijn verdachte figuren op de „Colonic"Charlie Greg, een golfspeleris dikwijls bij hen, ter wijl zijn vriend Victor Wright zich voelt aangetrokken tot Stella Blaine- Hij ontdekt echter dat deze juffrouw Blaine in zijn hut is geweest en de bagage heeft doorzocht. 's Nachts wordt Victor wakker door ge stommel in de gang. Victor ging terug naar zijn hut, en hoewel het half drie in 2 den nacht was, kleedde hij zich aan. Hij was te opgewonden, om nog aan slapen te denken dien nacht. Raadselachtige dingen waren er ge beurd, en gebeurden er nog om hem heen. Hij begreep er nog maar heel weinig van. Maar hij wist wel, dat Charlie Grey, zijn vriend en reisgezel, erin betrokken was en Stella Blaine, zoo vreesde hij ernstig, ook. Hoe hij met dit alles aan moest, wist hij zelf niet. Hij kon echter in geen geval meer bedaard naar bed gaan, en slapen en vergeten Hij stond voor den spiegel zijn das te strikken, toen Charlie de hut binnen kwam Hij zag er bleek en angstig en een beetje verboemeld uit. Hij had een natten zakdoek in de hand. Toen hij Victor gekleed zag, bleef hij verwonderd staan. „Wat voer jij uit „Ik ben me aan 't klaarmaken," zei Victor tegen den spiegel, „om hande lend op te treden." Charlie deed de deur dicht en ging met den zakdoek langs zijn voorhoofd. „Ik begrijp je niet," zei hij. „Waar.ben jij geweest onder al die opschudding?" „Op de trap. We konden niet verder door al die menschen." ",Wij „Ja, Lene en ik." „O," zei Victor. „Heb je gezien, wat de kapitein onder het lichaam van dien stakker vandaan heeft gehaald „Ik? Nee. Wat dan?" „Luister eens goed, Charlie.. Onder het lijk heeft kapitein Frazer dat roode' fluweelen zakje gevonden, dat jij vanmorgen hier had." Victor sprak rustig, tegen den spiegel, en hij hield Charlie in 't oog. Toen hij zag, hoe zijn vriend op zijn woorden reageerde, begon zijn hart te kloppen van angst. Want Charlie was plotseling lijkbleek geworden, en scheen vast gevroren te zijn aan de plaats, waar hij stond. De zakdoek viel hem uit de hand. Krampachtig grepen zijn handen als klauwen om den rug van een stoel, en zij knepen in het hout, tot de knokkels geel uitkwamen. Er was een diepe stilte van een paar seconden. Toen fluisterde Charlie schor „Néé1" Victor keerde zich om en zag een paar gloeiende oogen in een gezicht, dat nat was van 't zweet. „Ik heb het gezien," zei hij. Hij wachtte even, maar Charlie scheen geen woord te kunnen uitbrengen dus ging hij zacht voort„Hoe zou 't daar ge komen zijn, denk je „Daar gekomen hijgde de blonde man. „Hoe.hoe kan ik dat weten ,,'t Was jouw zakje." „Ja natuurlijk 1 Maar ze hebben 't gestolen 1" „Heb je 't dan gemist, toen je vanavond je bagage nazocht?" ">Ja „Waarom heb je dat dan niet gezegd Je zei, dat er niets weg was. Charlie bevochtigde met zijn tong zijn lippen. Hij slikte. „Ik eh.... ik heb 't toen niet opgemerkt, geloof ik. 't Schoot me nu net te binnen, dat ik 't niet gezien had." „Zeg, schiet op „Ik heb 't niét gemist!" riep Charlie uit, plotseling heftig. Zijn oogen fonkelden. „Denk je, dat ik tegen jou hoef te liegen Victor kneep de lippen op elkaar, en gaf geen antwoord op de laatste vraag. Met de handen in de zakken ging hij tegen den postkan de open bad kamerdeur staan leunen. „Wat zat er in dat zakje, Charlie „Niets." „Wat „Absoluut niets. Het was leeg." „Daar zag 't niet naar uit, toen je 't vanmorgen in je koffer gooide," merk te Victor op. „Zeg eens jij, riep Charlie woedend uit. „Is dat een verhoor? Hij liet den stoel los en begon de hut door te loopen. Maar het was geen groot vertrek, hij kon maar een paar stappen nemen. Hij liet zich dus knorrig neervallen op den rand van zijn kooi, stond dan op, en ging weer zitten, de handen wrijvend tusschen zijn knieën. Victor voelde zich ongelukkig, ondanks zijn vertoon van knorrige onverschilligheid. De gedachte hinderde hem, dat Charlie loog, dat Charlie op de een of andere wijze be trokken was bij den moord op dien bediende. Zij waren nu eenmaal dikke vrienden. Zij kenden elkaar al jaren en hadden 't altijd uitstekend met elkaar kunnen vinden. Wel een minuut lang stond hij Charlie zwijgend te be kijken. Toen haalde hij diep adem. „Hoor eens, jog," zei hij kalm. „Stel je nu niet langer aan als een idioot, 't Is heelemaal mijn bedoeling niet, je iets aan te wrijven, als je dat soms denkt. Ik wil alleen zien uit te vinden, wat wij met dat geval te maken hebben."

Tijdschriftenbank Zeeland

Ons Zeeland / Zeeuwsche editie | 1934 | | pagina 28