door Frank F. Braun
I WO
No, 49
UQTVWSfaufi
Toen de brigadier, vergezeld van een anderen
politiebeambte, na enkele minuten op het
postkantoor arriveerde en aldaar inlich
tingen trachtte te verkrijgen, herinnerde
zich niemand de dame.
Ilia verkeerde in eenige onzekerheid, wat
betreft de houding, die de politie na haar dringende waarschuwing zou
aannemen. Aan den anderen kant had zij een gevaarlijke taak op zich
genomen, gevaarlijker dan zij ooit tevoren in haar leven had gekend.
Zij zou niet hebben kunnen zeggen, wat er haar toe bracht naar de straat
te gaan, waar de inspecteur woonde om daar den loop der zaken af te wachten.
Wenschte zij een ontmoeting met Basilius Zij ontweek hem in elk
geval niet.
Er viel een fijne motregen en nog steeds hing een dunne mist over de
straten.
Rustig en bijna zonder verkeer lag de breede straat met aan beide zijden
zware kastanjeboomen. Tegenover nummer 7, het huis, waarvan Reussing
de eerste verdieping bewoonde, stond in een tuin een oud prieeltje. Tegen den
zijkant bevond zich een bank, die eenigszins verborgen was achter een lage
meidoornheg.
Ilia Filimon ging den tuin binnen. Iti het huis brandde geen licht. Zij nam
plaats op de vochtige bank. Niemand had haar binnendringen bemerkt en
ook werd zij door niemand gestoord of opgejaagd.
In de verte sloeg een torenklok negen uur. Het begon harder te regenen.
Zij stak haar handen in den mantelzak en voelde de revolver, die zij bij zich
had gestoken teneinde op allerlei onverwachte gebeurtenissen voorbereid
te zijn. Een paar mannen liepen door de straat en schenen zich wederom te
verwijderen, maar liia bemerkte, dat één van hen in een kelder verdween.
Waarschijnlijk politiebeambten in burger.
Zij nam woning nummer 7 op. Vanuit den tuin schoot wildé klimop om
hoog langs den voorgevel tot aan de tweede verdieping. Daardoor was het
balkon van Reussing's vertrekken geworden tot een soort groen prieel. Daar
zouden zij binnendringen, daar achter de zware gordijnen.
Zij herkende onmiddellijk Jean Jolly, toen deze om den hoek opdook
en rustig de straat inwandelde, een eind voorbij nummer 7, om zich dan weer
om te keeren. Hij had er zich blijkbaar eerst van overtuigd, dat er geen onraad
dreigde. Met kalme zekerheid drong hij het huis binnen en zorgde daarbij de
deur voorzichtigheidshalve achter zich te sluiten.
Nauwelijks was hij in het huis verdwenen, of er verschenen twee politie
beambten, op een manier, alsof zij plotseling uit den grond waren verrezen.
Zij stelden zich op voor het huis en wachtten. Even daarna vertoonde zich op
de eerste verdieping, waar Reussing woonde, licht. Met een ruk werden zij
opmerkzaam. Het zachte geluid van een politiefluitje trilde door de stille
straat. Twee agenten in uniform, die in de nabijheid hadden gewacht, kwamen
op fietsen aangejaagd. De beambten in burger voor het huis, van planden
man, dfe zich thans in de woning van den hoofdinspecteur bevond, gevangen
te nemen, probeerden binnen te dringen, maar de deur bleef hermetisch ge
sloten. Kostbare minuten verstreken. Jolly had
onmiddellijk reeds argwaan gekregen bij het ver
nemen van de politiefluit en alles overwogen om
te trachten een goed heenkomen te zoeken.
Een van de eerste gevolgen was, dat al het
licht in de woning werd uitgedaan. Ilia echter,
gewend aan de duisternis, zag, hoe de schaduw
van een gestalte zich tegen een balkon-venster
afteekende. Geruischloos werden de deuren
geopend. Even later trad Jolly naar buiten. Van
de straat af kon men hem niet zien. De wilde
klimop onttrok hem aan 't gezicht. Hij wachtte.
Ilia richtte zich op. Wat zou er gebeuren? Hoe
zou hij probeeren te ontkomen
Zij behoefde niet lang te wachten. Nóg was
Basilius niet handelend opgetreden, maar dit
gebeurde thans. Aan het einde van de stille straat
weerklonk onverwachts een schot. Een mannen
stem schreeuwde. Duidelijk vernam men den roep:
„Hallo Politie hierBrigadier, waar ben jij
De beambten voor 't huis meenden de situatie
te begrijpen. De inbrekers probeerden door een tuin
een paar huizen verder te ontkomen. Toen één
der beambten aan het roepen gevolg wilde geven,
kwam er ademloos een man aangesneld.
„Brigadier," hijgde hij. „Daar wordt gevoch
ten. Men roept om hulp."
„Waar
„Daar, in den voortuin
KORTE INHOUD VAN HET VOORAFGAANDE.
Basilius. Alwin Jabusch en Jean Jolly vormen een trio.
dat besloten heeft misbruik te maken van het feit. dat
Lena, nicht van eerstgenoemde en gehuwd met den consul
Bernhard Bassenberg, dochter is van een man. die (in
middels overleden) wegens moord in de gevangenis heeft
gezeten. Zij willen haar compromitteeren tegenover haar
kennissen en haar dreigen het verleden bij haar man te
onthullen. Het drietal vertrekt naar Hamburg, waar
Bassenberg met zijn vrouw en kinderen, en een secre
taris. Zerny, woont. Basilius slaagt er in bij Lena
Bassenberg door te dringen. Hij deelt haar mede. dat
hij haar geregeld geld zal afpersen. Tijdens de uit
werking van hun plannen ontmoet Jolly, die met de
beide anderen een verdieping in een buitenwijk bewoont,
den politie-inspecteur Reussing. Om zich van dezen
lastigen indringer te ontdoen, wordt zekere Rydegger,
die vroeger in de handen van Basilius viel, naar Ham
burg ontboden. Hij moet met de eenige dochter van
Reussing kennis maken en zoo de gangen van den
inspecteur nagaan. Rydegger studeert m München, waar
hij vriendschap sloot met Ilia, een medestudenteIntus-
schen spint Basilius zijn intrigues verder. De secretaris
van Bassenberg wordt op geheimzinnige wijze vermoord.
Lena Bassenberg stelt zich in verbinding met Farren-
korn. den vriend van haar man. Jolly maakt intusschen
plannen zijn vrienden te verraden. De bende overvalt
inspecteur Reussing. die het haar te lastig maakt, en houdt
hem gevangen. Ilia reist intusschen Rydegger achterna.
Zij besluiten Basilius' plan te doen mislukken.
De beambten zetten het op TM/-» 1 Q
een loopen in de richting van de v
aangewezen plaats. Basilius hij was het bleef
voor nummer zeven staan. Even zag hij naar de
eerste verdieping omhoog. Daar stond Jolly reeds
aan den buitenkant van het balkon, gereed om zich naar beneden te laten
vallen, toen een schrille vrouwelijke kreet weerklonk.
„Wachtmeester, terug Men wil u afleiden de inbreker staat op het
balkon van nummer 1
De beambten keken om. Wie riep daar? Waar kwam die stem vandaan
Zij hadden geen tijd om zich hiervan te vergewissen. Zij bemerkten onmiddel
lijk de gestalte op de balustrade van het balkon op de eerste verdieping. De
man stond op het punt naar beneden te springen.
„Geen beweging," riep de voorste. „Vlucht niet, of wij schieten
Met de revolvers tot schieten gereed kwamen zij naderbij. Zij letten niet
op den voorbijganger, die zich had teruggetrokken in de schaduw van een
booin.Oe vrouwelijke waarschuwing hadden zij een oogenblik vergeten het
was thans zaak te trachten dien kerel daar op het balkon te pakken te krijgen.
Basilius zag om zich heen. Hij probeerde de duisternis aan de overzijde
van de straat te doorboren. Wie zou daar hebben geroepen Ook hem bleef
echter niet veel tijd over. Jolly op het balkon hier de politie hij moest
aan zichzelf denkenWeldra zou de aandacht op hem worden gevestigd. Eén
seconde lang stond hij besluiteloos. Zijn plan was gestoord en als Jolly in han
den viel van de politie, dan zou er aan alles een einde zijn gekomen. En dat
mocht niet. Gewend om het uiterste te wagen, aarzelde hij niet langer, toen
er een idee bij hem opkwam, dat in elk opzicht roekeloos kon worden genoemd.
In het ondeelbaar kleine oogenblik, toen Jolly in vertwijfeling eigenlijk
reeds gevangen zich van het balkon naar beneden liet vallen, in het
oogenblik, toen het enkelen beambten eindelijk was gelukt de woning van
Reussing binnen te dringen, het licht aan te draaien en de balkondeuren open
te rukken, in dat oogenblik knalde vanaf de straat een schot. Het was niet
meer te zeggen, of Jolly sprong of viel. Het leek zelfs, alsof hij probeerde te
vliegen. Hij breidde de armen uit toen klonk er een doffe val.
De politie-agenten op straat klommen over het tuinhek en hadden in
een oogwenk den inbreker bereikt. Het was echter niet noodig geweest om
zich zoo te haasten. Jean Jolly dacht aan geen ontkomen meer hij had de
allerlaatste en groote vlucht volbracht, waarvan men nimmer meer terugkeert.
De beambten zagen elkaar aan.
„Heb jij geschoten vroeg er een. Vanaf de eerste verdieping kwamen de
rechercheurs naar beneden. „Wie heeft er geschoten vroegen ook zij.
Niemand wist het, behalve twee menschen, namelijk de moordenaar en
Ilia Filimon, die de geheele gebeurtenis had kunnen volgen.
Toen Basilius van de verwarring gebruik maakte om zich te verwijderen,
bleef zij hem op een afstand volgen. En hoe dikwijls hij ook omkeek, de slanke
donkere gestalte viel hem niet op. Het feit, dat Basilius verwachtte door poli
tiebeambten te worden vervolgd, was haar in dit opzicht gunstig. En daar
dit blijkbaar niet het geval was, matigde Basilius
reeds in een der volgende drukkere straten zijn
gang. Jabusch gevangen. Jolly dood. Een wreede
uitdrukking vertoonde zich op zijn gezicht. Het
was beter zoo. Helpers zijn tenslotte altijd lastig
en onbetrouwbaar. Hij wilde natuurlijk niet bijge-
loovig zijn, maar dien morgen had hij op zijn kalen
der den regel gelezen de sterke is het machtigst
alleen. En hiermede was hij het volkomen eens.
Jolly was een goede kerel geweest, altijd gewillig
en onderworpen. Maar wat zou het voor nut
hebben gehad, hem te ontzien Zóó was het toch
veel beter
Met dit „zóó was het veel beter" zette hij alles
van zich af, wat ook maar in de verste verte
mocht zweemen naar medelijden en wroeging. Het
leven ging zijn ongestoorden gang. Hij leefde nog
en was vrij. Zijn scherp verstand had alles nage
gaan en de fout gevonden. Die verrassing van de
zijde van de politie had hij aan zichzelf te dan
ken. Zijn overijld telefoongesprek was hem nood
lottig geworden. De politie had natuurlijk in de
woning van Reussing 'n onderzoek willen instellen
en daardoor was de botsing ontstaan. Maar wat
had het tenslotte gehinderd Nu zou hij eerst even
met Reussing afhandelen en dan moest de zaak
Bassenberg ten spoedigste tot een gunstige oplos
sing worden gebracht. Daarna kon hij deze stad
voor altijd vaarwel zeggen.