O
Ja rol d Crammer
No. 49
VRIJDAG 4 MEI 1934
Twee heeren, in druk gesprek gewikkeld, pas
seerden Richard Straker, toen deze juist voor
het groote modemagazijn van Winkle stond
zoo verdiept in hun gesprek zelfs dat zij niet
merkten, dat één van hen zijn portefeuille ver
loor, die met een dof geluid op het plaveisel viel.
Mr. Straker raapte haar op, drukte zijn monocle
in het oog en bekeek het voorwerp ernstig. Dan
liep hij vlug het paar achterna. „Excuseer mijn
inmenging, heeren," zei hij, „maar één van u heeft
dit juist op den grond gedeponeerd."
De oudste van de twee, een gezet man van een
jaar of veertig, greep haastig in zijn zak, daarna,
onder een zucht van verlichting, naar zijn eigen
dom. „Dank u zeer," zei hij, met Amerikaansch
accent, „dank u zeer. U heeft mij een grooten dienst
bewezen. Kijkt u maar." Zorgeloos zijn portefeuille
openslaande toonde hij een formidabel pak bank
papier. Hij haalde er een biljet van 25 gulden uit
en keek nadenkend naar mr. Straker. „Ik weet
niet," zei hij aarzelend, „of de etiquette in dit land
mijpermitteert u.... dit aan te bieden?
Bij wijze van vriendelijkheid, natuurlijk."
„Heel vriendelijk," antwoordde Mr. Straker,
haastig afwerend, „heel vriendelijk. Maar dat
zou niet in orde zijn, begrijpt u."
De Amerikaan keek onderzoekend naar zijn
vriend, een iets jongeren man, klaarblijkelijk een
provinciaal. Deze knikte. Als een man, die een vlug
besluit heeft genomen, keerde de oudste zich weer
tot Straker.
„Als u niets om handen heeft op het oogenblik,
mijnheer," zei hij, „wilt u mij dan toch wel toe
staan u een glas aan te bieden? Wat ik zeg, zal u
mogelijk verrassen maar mijn vriend en ik
meenen in u juist den man gevonden te hebben,
dien wij zoeken. Ik wil u dan meteen uitleggen,
wat ik bedoel."
„U maakt mij nieuwsgierig," zei de licht verbijs
terde mr. Richard Straker. „Ik wil uw invitatie
graag accepteeren. Ik heb wel even den tijd."
Even later zaten zij gedrieën rond een tafel in
een restaurant. De joviale Amerikaan stond er op
om de borrels te betalen. Hij stelde zichzelf voor
als John Bagshaw, advocaat in New York; zijn
vriend bleek te zijn mr. William Barton uit Liver
pool. „Straker Richard Straker," mompelde
mr. Straker.
„Dan kennen we nu elkaar," concludeerde
Bagshaw, „en kan ik beginnen u mijn verhaal te
vertellen. Ik waarschuw u vooruit, dat het als een
fabeltje klinkt, maar tevens dat het de waarheid
is, tot de laatste letter."
Richard dronk zijn cocktail. „Wel, wel, u maakt
mij nieuwsgierig," herhaalde hij zijn vroegere ver
klaring.
„De kwestie is," begon Bagshaw zijn verhaal,
„dat ik de uitvoerder ben van het testament van
wijlen Peter Dillworth, uit Wisconsin. U heeft van
hem gehoord, natuurlijk?"
„Nooit de eer gehad," moest Straker bekennen.
„Wonderoliekoning of zoo iets, veronderstel ik
„Wijlen Peter Dillworth," vervolgde de Ameri
kaan, licht ontstemd, „is als doodarme jongen naar
Amerika geëmigreerd, heeft geluk gehad als hande
laar in onroerende goederen en is gestorven als
zeventien maal millionnair. Wat zegt u daarvan?
„Jammer, dat ik hem niet gekend heb voor zijn
dood. Mogelijk, dat ik een kleinigheid van hem
had kunnen loskrijgen wat
„Wel," glimlachte mr. Bagshaw, „er is alle
kans, dat u toch nog een aandeel krijgt. Dillworth
stierf als kinderloos weduwnaar en vermaakte al
zijn geld aan liefdadige instellingen in Amerika.
Maar drie millioen bestemde hij voor de armen in
zijn geboorteland. Ik, als uitvoerder van het testa
ment, ben naar Engeland gekomen, om dat geld te
distribueeren."
„Een heele taak," meende Straker; „maar ik
ben overtuigd dat zich liefhebbers genoeg zullen
voordoen."
„U zegt het precies. Maar dat is juist de moei
lijkheid ik ben hier heelemaal vreemd. Daarom
$fi ïeis dooi Jfadoïland.
In het topje van Nederland,
Mensingeweer (Gr
door
heb ik besloten een aantal vertrouwde helpers te
zoeken. In Liverpool had ik het geluk, mijn
ouden vriend Barton te ontmoeten. Hij zal 50.000
gulden verdeelen onder de armen van Liverpool.
Natuurlijk geeft dat werk. Daarom ben ik gerech
tigd om 2000 gulden als honorarium aan iederen
helper uit te keeren."
„U was zoo vriendelijk," viel mr. Barton in.
„Ofschoon het werk wel zal meevallen."
De Amerikaan wuifde de woorden met zijn armen
weg. „Dat is in orde." Hij leunde achterover, keek
onderzoekend naar mr. Straker. „Mr. Straker," zei
hij daarna bedachtzaam, „ik geloof een goed men-
schenkenner te zijn. Als ik iemand leer kennen
die te vertrouwen is, voel ik dat bij intuïtie. U is
zoo'n man. Uw optreden bij het vinden van mijn
portefeuille en het weigeren van een belooning
bewijzen dat." Mr. Richard Straker boog gevleid.
„Mijn vraag is nu wilt u optreden als mijn agent
in London, en hier onder de armen een som van
75.000 gulden verdeelen Ook uw vergoeding is
dan 2000 gulden."
De verbijsterde mr. Straker sprong op. „Maar
natuurlijk Graag Ik zal het geld naar best vermo
gen verdeelen. Ik...."
„All right. AU right," onderbrak mr. Bagshaw.
„Alleen nog dit. Kijkt u
eens," hij sprak nu eenigs-
zinsaarzelend. „U begrijpt
nietwaar, dat de heele
kwestie van dit geld ver
deelen er een is van weder-
zijdsch vertrouwen. Ab
soluut vertrouwen, niet
waar Richard Straker
knikte. „Ik vertrouw u,
door u zoo dadelijk 75.000
gulden ter hand te stel
len. Nu is mijn vraag:
vertrouwt u mij even
zeer
„AbsoluutVolkomen.
Vanzelfsprekend na
zoo'n voorstel."
„Kijk zuiver als
formaliteit natuurlijk,
zal ik u dan, als bewijs
daarvan, hetzelfde moeten
vragen, als ik mr. Barton
heb gedaan. Een per
soonlijke vraag, maar 't
is nu eenmaal de regel.
Hoeveel geld heeft u bij
u, mr. Straker
Straker telde den in
houd van z'n portefeuille.
„Tweehonderd gulden,"
zei hij.
„200 gulden, of 200
centen, 't maakt eigenlijk
niets uit. 't Is alleen te
doen om 't principe van
het vertrouwen. Daarom
wilt u mij even uw porte
feuille toevertrouwen?
Mr. Barton en ik zullen
dan eenige oogenblikken
de zaal verlaten, direct daarna weer terugkomen,
en u de portefeuille terug geven, 't Lijkt u mis
schien gek kinderachtig," lachte mr. Bagshaw,
„maar het is voorschrift als bewijs van weder-
zijdsch vertrouwen. Zóó moet u het bezien."
„Uitstekend. Heelemaal geen bezwaar." Mr.
Straker wilde zijn hand weer in den zak steken,
trok haar echter terug. „Maar ik wou, dat ik meer
had 200 gulden 't is zoo weinig, hè." Hij hield
even op een plotselinge gedachte scheen hem te
binnen te schieten. „Ik zal u eens wat zeggen. Mis
schien kunt u mij een advies geven, zoodat ik een
veel grooter som in handen krijg. Ik wil u dan
meer geven. Maakt het vertrouwen grooter, niet
waar
„Volstrekt niet noodig. Maar het zal mij een ge
noegen zijn, u een advies te kunnen geven. Waar
is dat geld, en hoeveel is het
„40.000 gulden. Het is bij een makelaar in
Moor Street. Ik heb er maar heen te gaan en het
op te eischen."
„We willen met genoegen met u meegaan."
„Heel vriendelijk van u. Maar nu zal ik u de
moeilijkheid verklaren."
Mr. Richard Straker liet zijn stem dalen tot een
vertrouwelijk gefluister.
„Zooals bij zooveel lui, is mijn misère begonnen,
toen ik uit den oorlog terugkwam. U kent dat ver
schijnsel, nietwaar rustelooze jeugd, avontuurlijk
en zoo. Enfin, het liep voor mij zoo, dat ik het
vertikte bij den ouden heer in de zaak te komen.
Na veel wederzijdsche herrie schopte hij me ten