No. 49 VRIJDAG 4 MEI 1934 1389 Houtvervoer, vanuit de lucht gekiekt, in Finlandkolossale hoeveelheden stammen drijven in de Myllykoski van de bos- schen stroomafwaarts naar de zagerijen. slotte de deur uit, gooide me 6000 gulden achterna, en gaf te kennen dat hij me nooit meer zien wou. Ik nam passage naarZuid- Afrika en draaide er daar m'n 6000 gulden in tijd van een ommezien door. Vanuit een. goedkoop hotelletje schreef ik een brief naar huis, voorzien van veel berouw natuur lijk, u begrijpt dat en vroeg den ouden heer nog een paar honderd zilver lingen te sturen." „Ging hij op dat idee in „Hij wees het op de meest absolute manier af. Zei, dat hij z'n handen voorgoed van me had afgetrokken enzoovoorts. Wat kon ik doen Ik trok het binnenland in, had daar een paar jaar een allerberoerdsten tijd, en kwam toen toevallig weer in hetzelfde hotelletje terug. En zoowaar, daar lag sedert een reuzentijd een brief op mij te wach ten, geschreven door va ders zaakwaarnemer, mr. Cameron uit London. De brief lichtte mij in, dat de oude heer gestorven was, dat zijn hart zich jegens den verloren zoon had verzacht, en dat hij mij 40.000 naliet, vrij van rechten, zooals dat heet, geloof ik. Nu komt het slot van mijn historie." „Doet me genoegen," mompelde mr. Bagshaw, rusteloos zijn horloge uithalend. „Een oogenblik nog. Ben er direct. Als u of mr. Barton dan een advies heeft om uit de kleine moei lijkheid te raken, waarover ik reeds sprak, kunnen we naar Moor Street tippelen en den buit incas- seeren. Wat was de kwestie In den brief stond de voor waarde, dat ik uiterlijk twee jaar na den dood von mijn vader naar Engeland moest terugkeeren om persoonlijk 't geld in ontvangst te nemen. Zoo niet, dan verviel hét aan den staat. Nu let op. Dien brief las ik een goeie maand geleden. Dus ik had 37 dagen om naar Engeland te komen en de centen op te strijken. Maar ik had geen reisgeld en de eenige boot die ik nog kon nemen was de Milverton, die den volgenden dag vertrok en drie dagen gele den in Southampton is aangekomen. Ten einde raad ging ik naar m'n patroon ik had een baantje op een kantoor weten te krijgen en vroeg een leening aan. Nul op 't request. Ik was wanhopig. Wat moest ik beginnen Als ik den volgenden dag niet vertrok gingen de 40.000 m'n neus voorbij. U kunt het een misdaad vinden, maar ik pakte dui zend gulden uit de kas en nam de boot. Het zou immers maar een leening zijn Ik zou het terug betalen, als ik mijn legaat' binnen had, nietwaar Ik kan u echter vertellen, dat ik water en bloed transpireerde vóór de boot van wal stak. Elk oogenblik vreesde ik de politie aan boord te zien komen, om mij in den kraag te nemen. De gevan genis en weg 40.000 gulden." „We kunnen het ons indenken." „Ik dacht op zee-veilig te zijn, maar ik had de radio vergeten. We waren twee dagen in volle zee, toen er een radiogram kwam van de politie uit Kaapstad. De kapitein liet me roepen. Ik verklaar de alles vergeefs natuurlijk. Hij vertelde me dat zijn instructies waren mij gedurende de reis nauw keurig te laten bewaken. De Kaapstadsche politie had naar Engeland gekabeld, detectives in South ampton zouden me arresteeren, wanneer we.daar arriveerden. U ziet, heeren, hoe leelijk ik er in zat. Als ze me daar inpikten, had ik geen kans naar Cameron's kantoor te komen en daar het geld in ontvangst te nemen. Nog één kans had ik. Het schip zou als laatste haven Cherbourg aandoen. Daar moest ik aan wal zien te komen. Ongelukkig liepen we daar door mist drie dagen te laat binnen. Ik leende een monocle van een medepassagier, schoor mijn knevel af en zoowaar, het lukte mij van boord te ontsnappen. Ik nam den trein naar Havre, stak met de nachtboot over naar Folke stone, en kwam vanmorgen om 9 uur in Londen. Nog vijftien uur speling om mijn rechten te laten gelden." „Op 't kantje af," zei Barton, diep onder den indruk. „Maar toch op tijd." „Dat dacht ik ook. Maar ik lachte te vroeg. De kapitein van de „Milverton" had natuurlijk mijn ontsnapping gemerkt. Hij wist wat zijn boodschap was. Blijkbaar heeft hij de Londensche politie getelegrafeerd, want toen ik vanmorgen met een taxi bij Cameron arriveerde en de deur van zijn kantoor wilde openen, greep opeens iemand mijn arm. Een politieman. „Richard Straker," zei hij, „ik arresteer u wegens diefstal in Kaapstad." Ik kan u vertellen dat ik maar een oogenblik ver stijfd van schrik was. Het volgende moment had ik me losgerukt en holde de straat op, zoo vlug als ik nog nooit van mijn leven gesprint heb. Het lukte me den achtervolger kwijt te raken." Mr. Straker zweeg. „Welnu, heeren," zei hij na een pauze, „u weet thans de heele historie. Tenzij ik vóór middernacht mr. Cameron interview, ver dwijnt mijn legaat definitief in een bodemlooze schat kist. Maar hoe kom ik bij Cameron? Tusschen mij en Cameron staat de onverbiddelijke politie. Denkt u eens even die situatie in. Geeft u mij eens raad 1" „Bel Cameron op en vraag hem u ergens anders te treffen," deed mr. Bagshaw haastig een voorstel aan de hand. „Dat zou kunnen," zei mr. Straker verwonderd. „Maar ik moet u bekennen dat al die opwindende gebeurtenissen te veel voor mij zijn geweest. Mijn zenuwen beginnen het op te geven." „Vóór alles moet u kalm blijven," zei mr. Bag shaw, hem kalmeerend aanmoedigend op den schou der tikkend. „We zullen wel een uitweg vinden. Laten we.eens zien," ham hij de leiding. „Om te beginnen, hoe is u de politie ontsnapt „Ontsnapt Ik ben niet ontsnapt. De rechercheur heeft me gegrepen." „U gegrepen 1 Dan moet u hem hebben omge kocht „Ik heb het geprobeerd, maar hij liet zich niet omkoopen." „Nu snap ik er niets meer van," zei de Ameri kaan, verbijsterd. „Hoe ontsnapte u dan „Ik herhaal, ik ben niet ontsnapt. Hij nam me mee naar het bureau. Daar zit ik in een cel, op dit eigen oogenblik, om morgen verhoord te wor den." Mr. Bagshaw liet een vloek hoorenin zijn oogen verscheen een leelijke glinstering. „Stop dien onzin riep hij woest. „Wat is dat voor een nonsensverhaal, dat u ons opdischt „Gelooft u het dan niet?" vroeg Straker, hem onschuldig aanziende. „Dan ben ik geslaagd." „Geslaagd Wat, voor den duivel, bedoelt u?" „Wel, om u de waarheid te vertellen," ant woordde Richard Straker, liefjes glimlachend, „ik had mezelf een kleine taak opgelegd. Ik wou eens zien, of ik op het eigen oogenblik een verhaal kon bedenken, nog dommer en onwaarschijnlijker dan de afgezaagde truc, dien u met mij wou uithalen, om mij m'n portfeuille afhandig te maken. En of het langer zou duren vóór u het in de gaten had, dan ik noodig had om u door te hebben. Nou, ik kan u zeggen dat ik uw smoesjes direct op hun juiste waarde schatte. Daarom zeg ik, dat ik heb gewonnen." De Amerikaan sprong op, trillend van woede hij balde zijn vuisten. Maar de ander hield hem tegen, fluisterde hem gejaagd iets in en zijn argu menten schenen te overtuigen, want beiden grepen hun hoed, wierpen een laatsten venijnigen blik op mr. Straker, en verdwenen uit het restaurant. Mr. Richard Straker ledigde zijn glas, glimlachte, stak een sigaret op en wandelde de deur uit. Toen hij weer den ingang van Winkle naderde, trad daar juist haastig een knappe, jonge vrouw naar buiten. „Ik heb je vreeselijk lang laten wachten, hè Richard zei ze tegen haar man. „Maar heusch, ik had je toch al gezegd, ik had zooveel te koopen, dat je beter mee naar binnen had kunnen gaan. Arme jongen, je moet je erg verveeld hebben." „Heelemaal niet, schat," antwoordde mr. Stra ker opgewekt. „Ik heb me absoluut niet verveeld. Integendeel, zelden heb ik een leeg uurtje zóó inte ressant weten vol te maken

Tijdschriftenbank Zeeland

Ons Zeeland / Zeeuwsche editie | 1934 | | pagina 21