DE KNEDENDE HAND door JOHN OXFORD 1626 VRIJDAG 11 MEI 1934 Het kwam door een lezing, die Aggie had bij gewoond. Een professor had uitgelegd, hoe een mensch vooruit kan komen. Je energie gebruiken - en nooit energie verspillen den motor laten werken en op zijn tijd laten rusten en geen kracht verloren laten gaan. En toen had Aggie besloten, vooruit te komen, een succes van haar leven te maken, èn de wijsheid, die zij van een ander had ontvangen, verder te verbreiden. In haar eigen kring. Haar vader, een slotenmaker, had een klein winkeltje in een zijstraat. Hij was een klein, zacht zinnig mannetje, een droomer van natuur. Haar moeder was even bescheiden en goedhartig zij waschte en boende en kookte, en zag tegen haar kinderen op. Myrtle was een wind zonder fut of kracht. Allemaal zeer gewillige klei in de handen van den pottenbakker. Toen er drie jaren om waren, was er groote verandering gekomen in het leven der Barnards. De winkel was grooter en stond in een drukkere straat, mevrouw Barnard had iederen middag een paar heerlijke uren over. Myrtle studeerde hard. En Aggie zelf had afscheid genomen van de toon bank, waarachter geen toekomst lag. Zij was nu een der beste krachten in een groote meubel fabriek, die trotsch op haar was en haar een hoog salaris betaalde. Met trots zag zij terug op haar werk. Zij had de klei goed gekneed, al had het soms moeite gekost. Alle klei is op zijn tijd koppig. Aggie had zelfvertrouwen. Zij was vierentwintig, en voelde zich meester over haar eigen lot. Boven dien had zij maar te kiezen uit een dozijntje heel geschikte bewonderaars de meeste meisjes zouden niet beter gevraagd hebben. Maar Aggie was anders dan de meeste meisjes dat bewijst al de manier waarop zij partij had getrokken van die lezing, waarop haar familie vooruit gekomen was, dank zij haar inspanning en aansporing. Langzaam, bijna ongeweten, was in haar geest het ideaal gegroeid van wat een echtgenoot zijn moest. Geen van haar huidige aanbidders beant woordde aan dat ideaal. En diep in haar brein begon zij te beseffen, dat geen hunner er ooit aan beantwoorden zou. Zij had klei gekneed, ziet u, en klei kneden wordt een manie, als het eenmaal goed gelukt is zooals het gebruiken van alcohol, of het bijhouden van de films, of het schrijven van verhaaltjes. Het idee was in Aggie gekomen en gegroeid, dat zij nog eens weer klei zou kunnen kneden, de klei van een toekomstigen echtgenoot.... Zoo liet Aggie zich dus naloopen, tegen allen onpartijdig glimlachend en met allen onpartijdig omgaand zij wees hen allen op de beurt onpar tijdig af. En intusschen bleef zij uitkijken naar dat geschikte materiaal. Zij vond het eindelijk juist waar zij het niet gezocht had. Het kwam aan de meubelfabriek, waarvoor Aggie werkte. Het kwam als de bestuurder en eigenaar en exploitant van een der kleinere vrachtauto's. Het heette Hugh Radley en was ongeveer achtentwintig. Het had aardige oogen en een aardigen lach. Het zou er ook nogal voornaam uitgezien hebben, als het de goede kleeren gedragen had wat het in dien eersten tijd nooit deed. Het nam de gewoonte aan, te blijven dralen en draaien bij het bureau van Aggie, als het daar quitanties of ladingbriefjes moest halen en het werd bij dat dralen en bewonderen niet ontmoedigd. Aggie keek voorzichtig toe, stelde behoedzame vragen en vergewiste zich, dat de klei van de goede soort was. Het kneden begon zeer ongemerkt. Aggie zei op een ochtend, ietwat onverschillig en geheel terloops )e moest eigenlijk altijd lichtblauwe dassen dragen, Hugh 1" Den volgenden dag wós er een lichtblauwe das. Aggie glimlachte voor zichzelf. Toen kwamen zijn kleeren, het model van zijn haar, zijn boorden. Die werden veranderd en nog eens veranderd, tot zij aan haar strengste eischen beantwoordden. Hoeveel had hij geleerd? Alleen lagere school? Ze dacht, nu er zooveel gelegenheid was.... Hij volgde avondlessen. Toen kwam er een avond in de bioscoop. Een week later gingen z dansen, en later nog eens. Hij kwam op een Zondag bij haar theedrinken, eten. Later nam hij menigen Zondag de heele familie mee uit in een gehuurden auto. Aggie predikte hem haar leer van het grootste resultaat met de minste moeite. Energie gebruiken en energie sparen. Zij gaf hem wenken, om meer in den smaak te vallen bij de firma, dingetjes, waar Hugh Radley zelf nooit aan gedacht zou hebben. En toen, op een dag van durf, vroeg zij hem, waarom hij geen kantoor nam en meer auto's, die hij door anderen liet rijden. Zij rekenden alles samen uit hoe klein hij beginnen kon, welke klanten hij zou kunnen krijgen, hoe snel de zaak zou kunnen groeien, welke offers hij zich in den eersten tijd zou moeten getroosten. Op een ochtend in April kwam er een andere chauffeur met den auto van Hugh. Hij zelf zat in een klein kantoortje, met een portret van Aggie vóór zich, en tartte de wereld. De wereld maakte 't hem niet gemakkelijk. Maar in die duistere maanden werkte Aggie voor hem en zij maakte plannen voor hem en zij sprak hem moed in en lachte hem uit. En toen het anderhalf jaar verder was, keek Aggie opnieuw naar het resultaat van haar werk, en zij was er tevreden mee. Hugh had nu vijf auto's en vier chauffeurs en een boekhouder. En Aggie was trotsch op zijn succes dat haór succes was en toch ook een beetje ongerust. Daar zat de man, gekneed zooals zij hem kneden wou, zoozeer gelijkend op haar ideaal, als het maar met één man te bereiken was en toch voelde zij, dat er iets haperde. Want nu zij bereikt had, wat zij zich had voor gesteld, nu de klei in den juisten vorm was gekneed, beteekende Hugh Radley niets méér voor haar dan één van dat oude dozijn, die zij met zulke koelbloedige regelmatigheid had afgewezen. Met schrik en angst ontdekte zij, dat zij aan Hugh precies zoo dacht dat zij hem even kalm en koelbloedig zou kunnen afwijzen. Zij dacht maar steeds aan den ouden Hugh Radley, die om haar bureau placht heen te hangen met zijn schreeuwen de roode dassen en zijn onmogelijke kleeren, die niets was dan een stuk ruwe klei, wachtend op haar knedende hand. Wat mankeerde er aan? Had zij een man uitgekozen en vervormd, van wien zij niet hield en nooit zou kunnen houden Als het dat was en zij voelde nu bijna zeker, dat het zoo was wat een drama! Wat een bespottelijk stukje drama Op een middag kwam hij even vóór sluitingstijd op het kantoor. Hij kwam binnen, alsof hij pas een vrachtauto van de firma buiten had laten staan en orders kwam vragen. Hij boog zich op de oude manier over haar bureau heen. Zijn das was rood niet het oude schreeuwende rood, maar een bescheidener tint. Hij had een nieuw pak aan van geruite stof wel een kalm ruitje, een beschaafd ruitje, maar toch een ruitje, dat denken deed aan de ten-hemel schreiende costuums, die hij vroeger gedragen had. Zij praatten over klei nigheden terwijl zij haar bureau leegruimde en sloot. Vreemd 1 Er was iets in die das en dat pak, dat haar een eigenaar- digen, bijna droefgeestigen vrede gaf. Hij ging met haar naar buiten en liep mee, toen zij de richting Dnsulinde. De Merapi na een van de laatstt uitbarstingen, gezien vanaf hei tuindorp Kali Oerang op Java No. 30 van haar huis insloeg, zijn schreden aanpassend aan de hare. Zij zag, dat hij zenuwachtig was, onrustig. Weer praatten zij eenige minuten over kleinigheden. „Laten we toch uitscheiden viel hij opeens uit. „Ik loop comedie te spelen, dat weet je heel goed. Ik heb je iets ontzettend belangrijks te zeggen. Je weet, hoe ik van 't begin af over je gedacht heb Dus nu kwam het zóó. Zij voelde, met een doffe, schrijnende bitterheid in haar hart, waar ook wat zelfbeklag in school, dat zij hem precies zoo behandelen zou, als zij die twaalf andere be wonderaars behandeld had vroeger en met even weinig spijt. Dat was nu juist het ergste Zij probeerde hem te voorkomen, maar daar wou hij niet van weten. „Luister nu eerst, wat ik te zeggen heb, dan krijg jij een beurt," zei hij. „Ik heb den boel verkocht. De heele zaak. Als ik betaal, wat ik nog schuldig ben, heb ik precies genoeg over, om naar wat anders uit te kijken, 't Zal wel jaren en jaren duren, denk ik, voor ik weer zoover ben, dat ik behoorlijk mijn kost verdien, en misschien lukt 't me heelemaal niet. Misschien moet ik bij een ander in betrekking gaan. Maar ik ben den boel kwijt, en ik ben blij dat ik er af ben." Zij liep verder in een vreemden, blijden roes. Hij bleef naast haar loopen en staarde knorrig naar den grond. „Ik dacht, dat 't nu aardig begon in te brengen," zei ze. „Dat deed 't ook." „En toch heb je verkocht - met verlies, als ik 't goed begrijp ,,'t Was niet van mij," zei hij toen. „Geen idee en geen snipper was van mij. 't Was allemaal van jou. Daarom heb ik 't verkocht. Jij hebt de zaak voor me gemaakt en onderwijl heb je mij ook gemaakt. Daar zit 'm de kneep. Luister nu eens goed. Ik hou meer van je dan van één vrouw, die ik ooit gekend heb of kennen zal. Maar ik ben wel zoo ouderwetsch, dat ik de baas van mijn eigen zaak wil zijn. Ondankbaar, dat geef ik je toe, maar ik ben voortaan ten minste een beetje man. Jij hoeft me je heele leven niet te minachten, omdat ik ben wat jij van me gemaakt hebt, in plaats dat ik zelf iets van me maak, als een echte kerel. En ik zal wel een paar eeuwen noodig hebben, om op mijn eigen houtje iets te bereiken, dus moeten we maar meteen afscheid nemen. Probeer me maar gauw te vergeten." Zij begon te lachen, een beetje zenuwachtig wat heelemaal niets voor haar was. Hij keek haar verschrikt aan. Zij bleef doorlachen. Toen greep ze zijn mouw tusschen haar handen. „Je vergeten Nu Dan ken je me niet," zei ze. „Ik voelde dat er iets aan je mankeerde maar ik wist niet wat, vóór je 't me zelf vertelde, nu net. Ik ben blij, dat je den boel verkocht hebt. Voor mijn part had je 't weggegeven 1 Je vergeten, nu ik je pas gevonden heb? Nee, Hugh. Ik zal een jaar wachten of duizend jaar, of ik zal dadelijk met je trouwen en met je meegaan, waar je wilt. Als je één ding maar goed begrijpt, Hughie Deze laatste zin werd niet voltooid. Maar tot groote vroolijkheid der voorbijgangers bleek het overstelpend duidelijk, dat de jonge man met het geruite pak één ding volkomen begreep.

Tijdschriftenbank Zeeland

Ons Zeeland / Zeeuwsche editie | 1934 | | pagina 26