No. 50 VRIJDAG 11
de lippen van elkaar. Victor zag duidelijk een trek van angst in zijn bolle gezicht
komen. Met een ongeloovigen blik keek hij naar het bed toen keerde hij zich
om en maakte een slikbeweging.
Zwijgend stapten Victor en de dokter de hut binnen. Het was de dokter,
die zonder aarzeling het vertrekje doorliep en op het bed de dekens terugsloeg.
Hij nam de doos met de golfballen op. Toen hij zich weer omkeerde, stond
zijn mond strak en grimmig.
Midvale stond klaarblijkelijk te worstelen om zijn zelfbeheersching terug
te krijgen. Hij bevochtigde zijn lippen.
„Nu zei de dokter.
„Wèt nu," gaf de gezette man aarzelend ten antwoord.
„Ik geloof dat u degene bent, die uitleg moet geven!"
Een seconde aarzelde Midvale, en zijn blik ging weifelend van het eene
gezicht naar het andere. Toen gaf een plotseling besluit hem meer zekerheid.
Hij slaagde er zelfs in te glimlachen en de schouders op te halen. Er kwam
weer kleur in zijn gezicht.
„Best," zei hij. „Nu ik de ballen toch heb, kan ik u gerust de waarheid
vertellen."
Victor en de dokter keken hem strak aan, in een zwijgen dat vijandig
en uitdagend was.
„Ik kart u nu wel vertellen," zei Midvale, weer tamelijk op zijn
gemak, naar de tafel toe komend, „dat ik, evenals juffrouw Blaine,
detective ben en opdracht heb, de juweelen, die in deze ballen zitten, op
te sporen."
„Dat heb ik gehoord," zei de dokter verre van vriendelijk. „Maar dat
geeft u 't recht nog niet, om
„Laat u me nu alstublieft uitspreken. U hebt om uitleg gevraagd, is 't
niet Dien probeer ik u nu te geven.
Ik had vannacht ongeveer zekerheid, dat de emeralden in de kamer van
meneer Grey waren. Ik nam de eerste gunstige gelegenheid waar om te gaan
zoeken. Maar terwijl ik in die hut bezig was, kwam meneer Grey helaas aan
de deur.
Ik greep het eerste het beste verdedigingswapen, dat ik vond dat was
een golfstok en ging de badkamer in. De tusschendeur was niet heelemaal
dicht ik zag meneer Grey de doos met golfballen uit den zak nemen. Zijn
gelaatsuitdrukking op dat moment was.enfin, voldoende om mij te laten
begrijpen, waar ik de juweelen zou kunnen vinden."
„En toen hebt u hem maar kalm neergeslagen 1"
Meneer Midvale keek heel ernstig. „Misschien ben ik wat overijld te
werk gegaan," erkende hij. „Maar ik wist, dat ik met een bende doortrapte
schurken te doen had, die waarschijnlijk ook al den moord op een bediende
op hun geweten hadden. Ik riskeerde liever niets."
Het air van den dikkerd, dat hij niets anders had gedaan dan zijn plicht
ais detective, wat niemand ten kwade kon duiden, was zoo klaarblijkelijk
geveinsd, dat Victor zich niet meer kon inhouden.
„Hoor eens, meneer Midvale," snauwde hij, „dat zou heel aardig geklon
ken hebben, als u in 't begin niet had ontkend, iets van de golfballen te
weten."
„O ja Ik zou niet weten, waarom ik iets erkennen zou tegenover u,
meneer Wright tegenover een vriend en waarschijnlijk een medeplichtige
van meneer Grey 1"
Victor deed twee stappen vooruit. Met een gloeienden blik keek hij den
corpulenten man in de oogen.
„Stel u nu maar niet langer aan, meneer Midvale," zei hij. ,,'t Is nu al
meer dan een half uur geleden, dat u die ballen bij ons uit de hut hebt ge
haald. U hebt in al dien tijd geen woord over uw ontdekking gerept, tegen
den kapitein niet en tegen juffrouw Blaine ook niet en dat was toch uw
eerste plicht geweest als eerlijk detective.
Als éérlijk detective, meneer Midvale. Maar u wès niet eerlijk. U hebt
verzwegen, dat u de juweelen had zelfs tegenover juffrouw Blaine, met
wie u zoogenaamd samenwerkt. Dus is er maar één conclusie mogelijk u wou
die edelsteenen voor uzelf houden 1"
„Dat is onzin 1" riep Midvale uit.
„O ja? En de moord op dien bediende is dat ook onzin?"
Bij den laatsten zin zag Victor den heer Midvale terugdeinzen, alsof hij
geslagen was. Hij werd weer doodsbleek en stond naar adem te snakken in
het pogen, om zich te blijven beheerschen.
Dit alles merkte Victor in een halve seconde op. In zijn eigen brein krioelde
het van ideeën en vermoedens en inzichten. Die drongen zoo onstuimig op
hem in, dat hij er een beetje duizelig van werd en zich moest inspannen,
om ze van zich af te zetten.
Maar die gedachten, die voortkwamen uit de overtuiging, dat Midvale
getracht had de juweelen van Barsoda voor zichzelf in beslag te nemen,
lieten zich niet wegdringen. Zij wilden geuit worden en de jonge man besloot
stoutweg, met zekerheid voor den dag te komen.
,;U hebt den bediende vermoord!" zei hij.
„Ik?.... Groote hemel, man, ben ben je gek?"
„Absoluut niet. Toen juffrouw Blaine vanavond onze bagage had door
gezocht, was u de eenige die vermoeden kon, dat de juweelen in haar hut
konden zijn. AI de anderen Charlie Grey, de Cummings en Caselli
wisten, nadat Charlie was gaan kijken, dat de emeralden nog veilig en wel
in de golfballen in onze hut zaten. Dus u bent de eenige, die reden had
om het fluweelen zakje uit haar hut te willen stelen in de hoop, dat de
juweelen er in zaten. Dat is nu volkomen duidelijk. Hadden we al veel
eerder moeten begrijpen. Waarschijnlijk heeft die bediende u gezien, en
geprotesteerd
„Hoor eens 1" riep Midvale schor, met vlammende oogen, „dat is even
beleedigend als belachelijk! Ik ontken...."
Victor wendde zich tot den scheepsdokter.
„Hoe denkt u er over, dokter? Hebt u zijn ring gezien?"
De dokter, nu zelf ook doodsbleek, kwam naar voren en keek strak naar
den zegelring aan de hand van Midvale. Zoo vast en ernstig was zijn blik,
MEI 1934 1631
dat de corpulente man, werkelijk verbaasd, zijn hand ophief om den ring
zelf te bekijken.
„Kleine diamantjes, in halve-maanvorm gezet," mompelde de dokter.
„En één grootere steen, die apart staat.... ja, dat is 'm."
Hij hief zijn scherpen blik naar de verbaasde oogen van Midvale. „Uw
ring, meneer Midvale," zei hij kalm en ernstig, „heeft een heel duidelijken
afdruk op den mond van den bediende achtergelaten, midden op de boven
lip."
Het is niet te zeggen, welke gedachten den heer Midvale bezig hielden
in de volgende vijf minuten, terwijl een bediende den kapitein ging roepen.
Bemoedigend kunnen ze niet geweest zijn, want hij viel, bleek en bevend,
op een stoel neer en bleef met groote oogen naar zijn ring zitten staren.
Zijn bolle gezicht begon vocht uit te slaan. Het feit, dat hij om zoo te
zeggen zijn handteekening had achtergelaten op het gezicht van den ver-
slagene, dreef den spot met al de kalme ontkenningen, die hij zich had voor
genomen. Tegen zulk een bewijs kon hij niets inbrengen.
Er pleitte echter één ding in Midvale's voordeel en ook bij zijn vonnis
zou dit in acht genomen moeten worden het was niet zijn plan geweest,
den bediende te dooden.
Hij had zelfs niet aan den bediende gedacht, toen hij aan de deur der hut
van Stella Blaine aanklopte. Zij moest op dat moment in de badkamer zijn
geweest, want zij hoorde hem niet. Toen, in den waan dat zij er niet was,
verschafte hij zich toegang met zijn looper, met het vage idee, een briefje
voor haar achter te laten. En toen had hij het fluweelen zakje zien liggen.
Dit alles kwam nu boven in zijn geest. Dit verhaal althans voerde hij
later te zijfter verdediging aan.
Ja, hij had het zakje meegenomen. Op een oogenblikkelijke aandrift had
hij het gegrepen misschien, zoo had hij gedacht, zaten de emeralden er in
lagen ze daar voor hem voor 't grijpen
En toen hij daarna de hut uitkwam, sluipend als een gewone dief, toen
had de bediende hem gezien. De man was naar hem toe komen hollen, zooals
iemand doet, die een gewonen inbreker wil grijpen. En toen was Midvale,
in zijn angst voor een scène, die opschudding kon veroorzaken en zijn opzet
verijdelen, een seconde buiten zichzelf geweest.
Hij had den bediende met al zijn kracht met de vuist geslagen. Hij had
den man zien vallen, wild om zich heen grijpend. En hij had zich het Indische
zakje uit de hand voelen rukken.
Toen de kleine witte doosjes over den vloer rolden en openvielen
teeg had Midvale het waarschijnlijk wel uit kunnen schreeuwen van teleur
stelling. Maar dat was bijzaak. De hoofdzaak waar het op aankwam
was, dat hij niet van plan was geweest, den bediende te dooden.
Nee Dat kon ten minste niemand hem bewijzen Hij had niet eens
geweten, dat de man dood was, toen hij uit de gang vluchtte. Als hij dit koppig
volhield, dan kon zelfs het bewijs van den ring hem niet overtuigen van moord
met voorbedachten rade, waarop de doodstraf stond.
Het heeft echter geen doel, al zijn gedachten te ontleden. Hij was daar
nog mee bezig, toen de kapitein kwam, vergezeld door Stella Blaine en drie
officieren. Hij was nog bleek en beverig en machteloos. Hij dorst nauwelijks
naar de gezichten om hem heen te kijken tot hij de officieren zag.
Dat beteekende zijn arrestatie. Dit scheen Midvale te begrijpen. Want
toen hij hen zag, sprong hij op in 'n aanval van doodelijke vrees. En toen Victor
Wright zijn beschuldiging herhaalde, sprak de dikke man met schorre, snijden
de maar vaste stem zijn verdediging uit. Hij had niet willen dooden hij
had alleen een klap gegeven, zonder nadenken, in een opwelling van een
oogenblik en van dit standpunt liet Midvale zich niet afbrengen.
Kapitein Frazer luisterde ernstig toe.
Een vreemde lading bracht de Colonia deze reis naar New York een
lading voor de politie. Kapitein Frazer bracht Lene en Red Cummings, met
hun vriend Caselli, om terecht te staan wegens tempelroof in het verre Barsoda
en den detective Midvale, om voor zijn daden verantwoording af te leggen.
Toen Stella Blaine, om vijf uur in den morgen, met Victor Wriglït het
dek betrad, bleef zij staan, om den zilten zeewind over zich heen te laten
waaien. T«rwijl die haar raakte, hield zij het hoofd naar achter en sloot de
oogen van pure opluchting.
,,'t Is net een nachtmerrie geweestfluisterde zij.
Victor gaf geen antwoord. Hij stond te staren naar haar fijne trekken,
naar het warmkleurige haar erboven, dat nu wapperde in de bries. Ver in
het Oosten beloofde een grijze glans den dageraad, en het zwakke licht deed
vreemde dingen met de koperkleur van haar haren. „Had meneer Midvale
het briefje maar ontvangen, dat ik hem geschreven heb, toen ik in uw hut
was geweest!" zei ze zacht. „Dan had hij geweten...."
„Met zulke klachten komen we niets verder," zei Victor hartelijk. „U
hebt geen schuld en hij zal wel veel meer spijt hebben dan wij, dat hij niet
op die boodschap gewacht heeft."
Stella keek hem nu aan.
„Eigenlijk," fluisterde zij, „was het wreed om te beweren, dat zijn ring
zoo'n merk had achtergelaten."
„Wreed? Er was geen ander middel, om hem van dat koppige ontkennen
af te brengen." Victor schudde het hoofd. „Ik kreeg het idee, doordat de
ring van Red Cummings mij een schram had bezorgd. De dokter deed nogal
twijfelachtig, toen ik 't hem voorstelde, maar hij vond het ten slotte toch
goed. En *t is gelukt daar komt 't nu maar op aan - 't heeft gewerkt
Anders had een onschuldige er voor moeten opdraaien."
„O!" zuchtte Stella. „Ik wil't nu maar liever vergeten 't Is verschrikke
lijk
Ook Victor wou het graag een poosje vergeten. Hij had gehoopt een
uurtje met Stella te kunnen samen zijn, dien laatsten avond aan boord om
haar iets te zeggenNu had hij dat uurtje.
Te zamen leunden zij over de reeling.
EINDE