I
DOOR ALICE DUER MILLER
Het raam van Randolf Reed's kantoor stond van onder tot boven vol
prachtige gouden letters in blokschrift. Deze letters moesten ieder die
tijd had en lezen kon het eerste kwam in Vestalia meer voor dan het
laatste ervan op de hoogte brengen, dat Reed zaken deed in alle
soorten onroerend goed, van landhuizen tot en met flatwoningen. Die flat
woningen waren er meer om het mooie woord bij gezet dan uit zin voor
nauwkeurigheid, want het kleine stadje, waar deze geschiedenis voorviel,
bezat nog niets, dat ook maar in de verte op zulke nuttige instellingen leek.
Vanachter deze gouden schittering stond Reed op zekeren herfstmiddag
aandachtig naar buiten te kijken hij kauwde op het eind van een bladderende
sigaar, in afwachting dat het gezoem van een motor hoorbaar zou worden.
Het was een forsche jongeman, die Reed, van een vriendelijk maar gesloten
voorkomen en, zooals meer menschen van zijn zwaren bouw, in staat zich
uiterst snel te bewegen. Dit bleek duidelijk, toen hij tegen vieren het verwachte
geluid eindelijk hoorde. Er naderde een auto.
Met een sprong was Reed van het venster en achter zijn bureau, en gaf
daar in tijd van een enkele seconde het schouwspel ten beste van een jong
Amerikaansch zakenman, kalm en koel-zakelijk, op een middag van meer dan
gewone drukte. Hij legde papieren op stapeltjes, deed ze in clips en haalde
ze er weer uit, spande er met een overdaad van haast elastiekjes om, greep
ten slotte een pen en begon juist de volgende welbekende en sensationeele
woorden te schrijven „Mijnheer Wij kwamen in het bezit van uw geëerd
schrijven van den 15den dezertoen de auto voorreed.
Het was een Engelsche wagen, heelemaal groen-en-nikkel, die zich bewoog
als een deskundig schaatser op volmaakt ijs. De chauffeur sprong van zijn
plaats naast den heer, die den wagen bestuurd had. Deze trok zijn handschoe
nen uit, kwam uit den auto, klopte onderzoekend op zijn zakken en terwijl
hij het kantoor binnenstapte, haalde hij sigaretten en lucifers te voorschijn.
,,'t Spijt me, dat ik zoo laat ben," zei hij.
Reed, die opgekeken had als iemand, die zich in zijn vele beslommeringen
niet terstond zijn bezoeker en diens zaken te binnen kan brengen, scheen zich
nu weer alles te herinneren. Met een pracht van een gebaar noodigde hij tot
plaatsnemen.
„De wegen zeker?" begon hij.
„Wegen zei de ander, modderpoelen Wij gingen bovendien vrij
laat uit Washington weg. En heeft u het huis voor mij gekregen
Reed bood zijn cliënt een sigaar.
„Dank u, ik rook mijn sigaretten liever, als het u hetzelfde is:"
Het was Reed volmaakt hetzelfde. De zaken in onroerende goederen waren
in Vestalia nooit bar-mooi geweest en de winst van vele weken kon zonder
moeite in den rook van een enkel vriendschappelijk sigaartje opgaan.
Zijn klant was iemand onder de dertig, van een type dat men pleegt te
beschouwen als speciaal-Amerikaansch dus Angelsaksisch met de verande
ringen door een paar eeuwen New-England-klimaat en geestelijk leven be
werkt. Zijn voorvaderen konden zeelieden geweest zijn; hun huid was met de
jaren tanig geworden en hun oogen waren altijd blauw gebleven. Zijn bewe
gingen hadden dat typisch rustige, eigen aan menschen, die veel met paarden
omgaan en hoewel beweeglijk en vrij licht gebouwd, was hij in zijn gebaren
nooit bruusk of hoekig. Iets van diezelfde rust vond men in zijn karakter.
De menschen dachten wel eens, dat hij aarzelend en besluiteloos was in zaken,
waarin hij al lang tot een onherroepelijke beslissing was gekomen. Hij had
een min of meer welwillende belangstelling voor alles wat het leven betrof,
en kon met zoo'n geduld naar iemands meening luisteren, dat de man, die aan
het woord was geweest, later soms tot zijn groote verbazing bemerkte, dat
Crane zich van zijn heele meening blijkbaar niets had aangetrokken.
Zoo stond hij nu met beleefde aandacht te luisteren naar Reed's wel wat
bloemrijke beschrijving van de bekoorlijkheden van Huize Revelly, die Crane
zelf al met de grootste nauwkeurigheid onderzocht had.
„Nog nooit," daverde de stem van den makelaar in onroerende goederen
plechtig, „nog nooit heeft men dit heerlijke landhuis verhuurd
„Ah zoo," zei Crane grijnzend, „nu geloof ik je."
te huur aangeboden," verbeterde de makelaar zich met een kuchje.
„De ouderwetsche intimiteit, die aan de dagen der eerste Amerikaansche kolo
nisten herinnert
„Om er nog van te zwijgen, dat het zoo bouwvallig is," merkte de aspirant
huurder op.
„Een pracht van een tuin, buitengewoon mooie gazons, stallen, die plaats
bieden voor vijfentwintig paarden
„Als ze zoo vriendelijk zijn, niet tegen de tusschenschotten te leunen."
Reed keek ernstig.
„Wanneer u," zei hij waardig, „niet op het huis gesteld bent..
De jongeman van den auto lachte goed-gehumeurd.
„Ik meende, dat we dat de vorige week allemaal al geregeld hadden.
Natuurlijk wil ik dat huis hebben. De schoonheden ervan stel ik op zeer hoogen
prijs, 't Eenige wat ik heb aan te merken is, dat het in niet al te besten toe
stand verkeert. Het is slecht onderhouden, mijnheer Reed. Ik blijf bij mijn
standpunt, dat de huurprijs voor die zes weken wat 41 te hoog is. Heeft u er
iets af kunnen krijgen
Reed zat nerveus in zijn stoel te schuiven.
„Als ik me niet sterk vergis, heb ik u onlangs al verteld, dat mijnheer
Revelly niet te bereiken is. De familie is op reis naar Madeira. Vóór hun vertrek
is de huurprijs vastgesteld. Hun kinderen er zijn er vier
„Lieve hemel, die zal ik er toch niet bij moeten huren riep Crane in
een luchthartige bui.
De makelaar in onroerende goederen kreeg een kleur van ergernis. Hij
begon wezenlijk boos te worden.
„Nee, mijnheer. Voor zoover ik weet, behoeft u niets te doen, waar u geen
zin in heeft. Ik wilde u zeggen, dat de kinderen geen volmacht hebben, den
prijs, dien hun ouders vaststelden, te veranderen. Maar dat is, dunkt mij, bij
zaak. Zonder twijfel kunt u nieuwere en prettiger ingerichte huizen vinden
in het jachtdistrict in ieder geval goedkoopere, wanneer het zoo erg op den
prijs aankomt. Maar de Revelly's een van de meest aristocratische families
hier in 't Zuiden, mijnheer - zullen er zeker niets voor voelen onder genoemden
prijs hun landhuis te verhuren."
„Dat is niet mis," zei de jongeman, maar zijn toon bleef vriendelijk. „En
hoe staat het met personeel
„Ja antwoordde Reed bijzonder gereserveerd, „personeel Dat is de
groote moeilijkheid geweestOm een bediening te bezorgen, die aan de hooge
eischen van menschen uit het Noorden voldoet
„Er zijn maar twee dingen, waar ik lastig in ben," zei Crane, „mijn eten
en mijn schoenen. Ik moet altijd uitstekend gepoetste schoenen hebben."
„Wanneer u uw eigen knecht had meegebracht
„Maar ik vertelde u, dat hij typhus had. Komaan, mijnheer Reed, waarom
zouden wij eikaars kostbaren tijd hier staan verpraten Wanneer u mij geen
behoorlijk personeel kunt verschaffen, dan denk ik er niet over, het huis te
nemen. Daar waren wij het, geloof ik, al over eens."
Met een gebaar noodigde Reed zijn ongeduldigen cliënt uit, weer plaats
te nemen.
„Er wachten in de achterkamer vier bedienden met goede aanbevelingen.
Kunt u hen even te woord staan
„Ik?" riep Crane, lichtelijk van zijn stuk gebracht.
Reed knikte.
„Maar eerst moet ik een paar dingen over hen vertellen. Met de grootste
moeite heb ik ze gekregen van de familie Crosslett-Billington. U zult dien naamx
wel eens gehoord hebben."
„Nog nooit."
Reed keek verbaasd.
„Mijnheer Crosslett-Billington is een van onze meest vooraanstaande
burgers. Zijn tapijten-verzameling, zijn villa te Capri, mijnheer, die zijn met
geen woorden te beschrijven De familie is nu in het buitenland en stond mij
als 'n persoonlijke gunst toe, dat u vier van de bedienden voor die zes weken
overneemt, maar dan ook geen minuut langer."
Crane leunde achterover en blies een wolkje rook de kamer in.
„En deugen ze
„U moet zelf oordeelen."
„Nee, zegt u 't maar.
„De butler is een zeer bekwaam man. De kunde van de keukenmeid is
spreekwoordelijk. Maar wij konden ze toch beter laten binnenkomen, dan zou
u zelf met de menschen kunnen praten."
Crane sprong overeind.
„Nee, voor den drommel Ik geloof niet, dat ik daar tegen zou kunnen."
Hij rende het kantoor uit naar zijn wagen, waar gedurende zijn afwezigheid
drie mummie-achtige gestalten hadden zitten wachten zonder zich te verroeren.
Twee van 't gezelschap waren dames. Tot een van haar wendde Crane zich.
„Zou u zoo vriendelijk willen zijn, mevrouw Falkener, mij van advies te
dienen De makelaar heeft een paar bedienden voor mij. Loon en al dat soort
zaken zijn geregeld, maar zou u niet even willen kijken, om uw opinie van hen
te zeggen
Mevrouw Falkener te verzoeken, haar advies uit te brengen over iets
van huishoudelijken aard, was hetzelfde als 'n eend een vijver in te sturen.
Koninklijk-waardig steeg ze uit den auto. Zij was een vrouw met 'n heersch-
zuchtig karakter en een vast geloof aan eigen onfeilbaarheid. En, om eerlijk te
zijn, ze was ook bijna onfeilbaar in dingen die comfort en inrichting van de
huishouding betroffen het was al jaren geleden, dat zij iets anders met haar
aandacht vereerd had. Zij was een door en door bekwame en vrees-aanjagende
dame van drieënvijftig jaar.