DOOR ALICE DUER MILLER Al dit volk had niets met de eigenlijke huishouding te maken zij zouden huizen bij de vrouw van den stalbaas, die de tuinmanswoning had betrokken. Aan den voorkant van het huis was een imponeerende zuilengalerij; de vleugels hadden platte daken. Toen de avond begon te vallen, verloor het zijn eenigszins verwaarloosd uiterlijk, en toen om zes uur Crane's wagen voorreed, bood het een weidschen en statigen indruk aan 's huurders bewondërende blikken. Alleen Tucker was bij hem. Het had hem eenige moeite gekost, de zeer nadrukkelijke wenschen van de dames Falkener, om hem „wat op dreef te helpen" af te wimpelen. Maar hij had op dit punt een gedecideerdheid getoond, waar zij niet op voorbereid waren geweest. De herinnering aan mevrouw Falke- ner's assistentie in het makelaarskantoor was ietwat pijnlijk voor Crane en hij had besloten, zijn nieuwe huishouding zonder haar adviezen te beginnen. Hij zou, om de waarheid te zeggen, zelfs van Tucker's gezelschap maar liefst verschoond zijn gebleven deze eerste paar dagen, maar dat was zonder rechtstreeksche weigering onmogelijk geweest en Burton voelde er niet voor, om de gevoelens van zoo'n trouw en oprecht vriend van hem zelf en van zijn vader vroeger te kwetsen. De waardige butler en de ontembare jongeling Brindlebury kwamen de stoep af om hen te ontvangen en zij hadden geen reden om zich over de bedie ning te beklagen hun koffers werden naar boven gebracht en hun kleeren met prijzenswaardige vaardigheid neergelegd. Tucker stelde een rondgang voor bij wijze van inspectietocht. „Het is hoogst belangrijk, dit volkje van het begin af te laten voelen, dat ze je niet voor den gek kunnen houden en dat je van plan bent, de baas te blijven." Maar Crane weigerde het voorstel zelfs maar in overweging te nemen, voor hij 'n bad en een diner had gehad. De opzet van het oude huis was zeer eenvoudig. Rechts van den hoofdin gang was een salon, links een kleine bibliotheek en een kamer, die blijkbaar voor kantoor gebruikt was. Midden in het huis ging een breedë, gemakkelijke trap omhoog, draaiend om een vierkante uitgespaarde ruimte: De eetkamer liep aan den achterkant in de breedte van het huis. Toen Tucker gekleed voor 't diner beneden kwam. merkte hij dat Crane hem vóór was. Hij stond in den salon zóó aandachtig gebogen over iets, dat op een tafel lag, dat Tucker, die niet geheel vrij was van nieuwsgierigheid, op hem toeliep en ook moest kijken, en dat zelfs de butler, die het diner kwam aankondigen, belangstelling toonde. Het was een miniatuur, gezet in een ouderwetsch lijstje van goud en pa rels. Het stelde een jonge vrouw voor in nauwe balkleeding, zooals die gedra gen werd in de jaren voor den Amerikaanschen vrijheidsoorlog. Zij droeg een krans van fuchsia's, waarvan er één juist haar mooien schouder raakte. „Wel," zei Tucker, „je verbeeldt je toch niet dat dit 'n kunstwerk is?" Burton bleef staan alsof hij in extase was. „Het doet mij aan iemand denken, die ik ken," antwoordde hij. „Het is natuurlijk 'n fantasie," zei Tucker, die min of meer kenner was. „Kijk maar eens naar die wijd-open oogen en die hand. Heb je ooit een vrouw met zoo'n kleine hand gezien „Ja, ééns," zei Crane, maar zijn gast lette niet op hem. „De sentimentaliteit van de kunst in die periode, die ook zoo duidelijk in de poëzie van dien tijd „Pardon, mijnheer," zei Smithfield, „de soep is opgediend." Crane keerde met tegenzin het schilderstukje den rug toe en zette zich aan tafel, en zoo sterk is het materialisme van onze dagen, dat hij bijna terstond weer in zijn humeur kwam. „Dcnders I" riep hij, „wat een heerlijk soepje Zelfs Tucker, die op mevrouw Falkener's aanbeveling van plan was, om de opgedischte spijzen oneetbaar te vinden, was verplicht de verdiensten van de soep te erkennen. „Zeg," richtte Crane zich tot Smithfield, „vertel het keukenmeisje, als je wilt, dat ik nog nooit zoo'n soep geproefd heb, zelfs in Parijs niet." „Vermoedelijk heeft ze nog nooit van Parijs ge hoord," dacht Tucker. Smithfield boog. „Ik zal haar van uw meening op de hoogte brengen, mijnheer." Het diner bleef op hetzelfde hooge plan en eindigde met twee volmaakte kóppen koffie, die zulke lofprijzingen veroorzaakten, dat Tucker bij het verlaten van de eet kamer opmerkte „lk heb nooit geweten, Burt, dat je zooveel om eten gaf." „Ik bemin de kunst, Tuck," zei de ander, zijn vriend op den rug slaande. „Ik waardeer de volmaaktheid. TyJ O Ik aanbid het genie." IN O. Z. Tucker begon zich onprettig te voelen. Het is een feit, dat hij dien nacht uren lag te prakkizeeren. Hij had uit mevrouw Falkener's beschrijving opge maakt, dat de bedienden zoo onbekwaam waren, dat de toestand spoedig onmogelijk zou worden. Hij had gehoopt, dat één diner voldoende zou zijn geweest om Crane uit eigen beweging naar het telegraafkantoor te laten vlie gen, ten einde personeel uit het Noorden te bestellen. Het scheelde weinig of hij had mevrouw Falkener beloofd, dat bij haar aankomst den volgenden middag het nieuwe personeel al op komst, zoo niet in functie zou zijn. In plaats daarvan zou hij haar moeten verwelkomen met het nieuws, dat de kleine keuken-schoonheid met haar goed-verzorgde nagels zoo onverzettelijk was gebleven als een regiment cavalerie. Dat wil zeggen, als zij werkelijk zelf kookte. Misschien die gedachte kwam kort voor het aanbrexen van den nieuwen dag bij Tucker op misschien was die heele kookgeschiedenis niets dan een goed-in-elkaar-gezetce comedie misschien had zij we! zoo'n pracht van een oud negerinnetje gehuurd om het echte werk te doen. Daar was gemakkelijk achter te komen. Hij besloot zich van de waarheid op de hoogte te gaan stellen en met dit voornemen sliep hij rustig in. Het gevolg van den slechten nacht was, dat hij tamelijk uit zijn humeur naar beneden kwam en zelfs Crane geen antwoord wilde geven, toen hij in buitengewoon genoeglijke stemming een gunstig commentaar afstak op de omelet. Inderdaad, hij liet goed merken dat deze voortdurende attentie voor de materieele zijde van het leven hem hoogst onsmakelijk voorkwam. Toen Crane van tafel opstond, wendde hij zich tot Smithfield. „Wli je het Keukenmeisje zeggen, dat ik haar graag even zou spreken. Ik verwacht vanmiddag een paar dames te logeeren en ik wilde alles voor hun bezoek in orde hebben. Wanneer je je verveelt, knijp er gerust tusschen uit, Tuck." Maar zelfs wilde paarden hadden Tucker op dit oogenblik niet wegge sleurd en hij merkte giftig op, dat hij veronderstelde, zijn ontbijt hier wel verder te mogen verorberen. Smithfield kuchte. „Ik vraag u wel om excuus, mijnheer. Maar wanneer u mij even wilde zeggen, wat uw wensch is, dan zou ik het aan het keukenmeisje kunnen vra gen. Zij heeft een zonderling karakter, Jane-Ellen, mijnheer van kind-af gehad en wanneer u mij de vrijpostigheid wilt vergeven, dan geloof ik dat het beter is, wanneer u haar niet zelf ondervraagt." Tucker keek vlug op. „Wat bedoel je?" vroeg Crane. „Ze is erg verlegen, mijnheer, en trekt zich heel gauw standjes aan „Maar hemel, man, ik ga haar geen standjes maken 1 Ik wil haar juist vertellen, hoe ik haar werk op prijs stel." „Naar mijn meening, Burton," begon Tucker, toen er plotseling iets gebeurde, dat den toestand geheel veranderde. 'n Heel groote, oude kat wandelde de kamer in, met den stap van iemand, die altijd welkom is geweest; en op Tucker's stoel toegaand ais was het een welbekende plaats, sprong het dier eensklaps op Tucker's knie en zou vlak bij zijn gezicht rustig gaan zitten knorren. Tucker was, zelfs wanneer alle verdere omstandigheden gunstig waren, 's morgens niet op zijn best. Later op den dag zou hij zoo'n gebeurtenis met meer kalmte hebben doorstaan, maar vóór tien uur was hij als een man zon der wapenrusting voor zulke aanvallen. Hij sprong overeind met een uitroep, dreef de kat voor zich de kamer uit, en kwam een oogenblik later alleen binnen. „Het is verregaand," zei hij toen hij terugkwam, „dat ons bestaan hier door zoo'n smerig beest onaangenaam gemaakt wordt." „Ga zitten, Tucker," zei Burton, die met den butler over wijn praatte, „mijn bestaan is heelemaal niet onaangenaam. De champagne, Smithfield, moet in het ijs Tucker kon het onrecht, dat geschied was, niet uit zijn hoofd zetten. „Voor je verder gaat met je instructies, Burton, moet ik er werkelijk op aandringen, dat je dit beest laat ver drinken of in ieder geval 't huis uitjagen." „Neemt u mij niet kwalijk, mijnheer," viel Smith field in. „De kat behoort aan de keukenmeid en ik weet niet, wat ze wel zou kunnen uithalen als het dier uit huis wordt gedaan." „Wij schijnen nog al een en ander te moeten ver nemen over wat die keukenmeid wel en niet verlangt," zei Tucker, woest nog wat heete melk in zijn koffie gietend. „Dit huis is misschien toch niet heelemaal ten behoeve van die kokkin ingericht I" KORTE INHOUD VAN HET VOORAFGAANDE. De vrijgezel Crane huurt het land goed Revelly. Hij betrekt het met eenige vrienden, mevrouw Falkener, haar dochter en den advocaat Solon Tucker. Met behulp van den makelaar neemt hij een butler, een keukenmeisje, een kamermeisje en een schoenpoetser.

Tijdschriftenbank Zeeland

Ons Zeeland / Zeeuwsche editie | 1934 | | pagina 12