No. 52 V KIJDACj .25 MEI" 1934 1677 BRASSER! jfi") l-icM y Crane was mogelijk al in een wat vijandige stemming jegens vriend Tuc ker geraakt, maar de moeite van een antwoord werd hem bespaard, want op dat oogenblik kwam het keukenmeisje zelf de kamer binnen in een stemming, die opvallend boosaardig was. Zij droeg een hemelsblauwe jurk, haar oogen schitterde gevaarlijk, haar wangen waren rood. Op dit gezicht staakte de conversatie. De butler ging naar haar toe, probeerde haar ter zijde te nemen en iets toe te fluisteren, waaraan zij geen aandacht schonk. „Nee," zei zij, haar arm uit zijn hand losmakend. „Ik ga niet weg en ik laat het niet aan jou over. Ik wil niet in een huis blijven, waar stomme dieren mishandeld worden, en zeker niet mijn lieve poes." Het is, zooals de meesten van ons tot hun schande moesten ervaren, ge makkelijker een theatrale dan een waardige houding aan te nemen, wanneer men zich verongelijkt voelt. „Kom kom," zei Tucker, „je kat is niet mishandeld. Het beest had niets te maken in de eetkamer." „Hij is geschopt," zei het meisje. „Zeg, juffie," antwoordde Tucker, „op die manier spreek je niet tot je meester." Nu keerde Jane-Ellen zich met een van die complete veranderingen van politiek, die de zwakkere sekse zoo ontstellend handig weet aan te wenden, naar Crane en zei met smeltende zachtheid „Ik geloof zeker, dat u het niet deed, mijnheer. U zou vast zoo iets niet kunnen doen. Als u zelf wel eens van een dier gehouden hebt, dan weet u wat iemand voelt, die zijn poes van de trap ziet schoppen." „Nonsens," zei Tucker, die met zorg deed blijken, dat hij tot Crane sprak. „Allemaal nonsens. Zeg dat mensch, dat zij haar kat houdt, waar hij thuis hoort, en het beest zal ons niet meer lastig vallen." „Ik heb er geen last van gehad, Tuck, maar ik wil graag weten of je geschopt hebt of niet." „De belangrijkste vraag schijnt mij sta je je personeel toe, brutaal op te treden Crane keerde zich tot het meisje. „Mijnheer Tucker wenscht zich schijnbaar niet te compromitteeren in verband met dien schop. Heb je reden om aan te nemen dat je kat geschopt is?" „Ja. Het lawaai, het geschuifel, de leelijke woorden en de manier waarop Willoughby de keuken inliep met z'n staart zoo dik als van een vos. 't Is geen kat om veel drukte om niets te maken." „Hoe noemde je die kat vroeg Crane, die merkbaar pleizier in de zaak had. „Willoughby." Burton leunde achterover in zijn stoel. „Willoughby! Hoe alleraardigst! Nu, Tucker, zoo bevooroordeeld als je bent, zul je moeten toegeven, dat je nog nooit zoo'n goeien naam voor 'n kat hebt gehoord 1" Maar Tucker kon of wilde op dit vredesvoorstel niet ingaan dus keek Crane weer naar Jane-Ellen, die zei „Houdt u van dien naam? Dat vind ik fijn, mijnheer," en zij glimlachten tegen elkaar. „Vind je niet, dat je beter naar de keuken terug kon gaan, Jane-Ellen vroeg de butler streng. De stadsreiniging van Constantine (Algiers). Ondertusschen had Tutker een sigaar opgestoken en een beetje van zijn geestelijk evenwicht teruggevonden. „Het is een feit," zei hij nu met een zware, grimmige stem, „dat ik dat beest heelemaal niet geschopt heb en al had ik het wel gedaan, dan zou ik ongetwijfeld in mijn recht zijn geweest. Ik heb enkel zijn afreis naar de keuken bespoedigd met een klein duwtje van mijn voet." „Het was een schop voor Willoughby," zei het meisje, ondanks een snelle poging van den butler om haar te kalmeeren. „O, Tuck," brulde Crane, „daar moet je advocaat voor zijn om onder scheid te durven maken tusschen een schop en een bespoedigend-duwtje- met-je-voet. Nu, Jane-Ellen," richtte hij zich tot haar, „het zal misschien een kleine moeite zijn om Willoughby voortaan in de keuken te houden." „Hij zal heusch niet meer terug komen, waar men hem niet noodig heeft," antwoordde zij trots, en op ditzelfde oogenblik kwam Willoughby juist als tevoren binnen. Zonder iets te doen staarden allen als gehypnotiseerd naar de kat. Deze wandelde opnieuw met 'n langzamen, stevigen stap naar den stoel waarin Tucker zat en sprong op precies dezelfde manier op zijn knie. Maar nu bewoog Tucker zich niet. Hij keek alleen naar Willoughby en grinnikte. Jane Ellen sprong naar voren met het gebaar van een moeder, die haar kind van den dood redt en nam vlug de kat in haar armen. Dan draaide zij zich om en liep de kamer uit. Bij de deur keek Willoughby over haar schouder naar Tucker en over zijn harigen kop trok een breede grijns. Tucker maakte natuurlijk van den toestand wat er van te maken viel. „Als ik jou was, Burt, dan zou ik dat meisje wegsturen. Zij is geen geschikte bediende voor een vrijgezellenhuishouding. Zij is te aardig en ze weet het." „Wat je zegt! Ze zou niet voldoende hersens hebben om zóó te koken, als ze dót niet wist." „Het komt mij voor, dat zij op haar lief gezichtje speculeert, wanneer zij hier zoo'n scène komt maken." „Pardon, mijnheer," onderbrak Smithfield met een lichten blos. „Jane Ellen is een heel goed en respectabel meisje." „Zeker, dat is zoo," zei Crane opstaande. „Dat zie je dadelijk. Loop even naar beneden, Smithfield, en vraag haar om het menu voor het diner van vanavond." Toen de man de kamer uit was, voegde hij vriend Tucker toe ,,'t Spijt me, Tuck, wanneer ik misschien in eerbied voor je verlangens te kort schiet, maar zoo'n goed keukenmeisje kan ik toch heusch niet ontslaan, omdat jij haar zoo aardig vindt." „Zij weet niet, waar ze staan moet." Crane liep naar het venster en keek een poosje naar buiten. Toen zei hij nadenkend „Wanneer ik nog eens een kat krijg, noem ik hem Willoughby." „Een kat krijgen 1 Ik dacht, dat je evenmin om dieren gaf als ik." „Ik vond dezen heel sympathiek," zei Crane. Nadat de huishoudelijke zaken waren afgedaan, liep Crane naar buiten in de richting van de stallen. Het was een zachte herfstmorgen er hing nog een lichte nevel en hoewel Crane liep te fluiten, voelde hij zich toch niet op gewekt. Dit soort veranderingen van omgeving placht hem altijd somber te stemmen. Zijn moeder was nu twee jaar dood en op dagen als deze voelde hij dit verlies bij zonder. Het was haar altijd gelukt huiselijke moeilijkheden niet alleen onbeteekenend maar zelfs amusant te maken. Zij was lief geweest en jong, in jaren en van geest, en had vanaf zijn kinderjaren een beslissen- den invloed op haar zoon uitgeoefend. Zijn ouders waren jong en onverstandig ge trouwd. Crane senior had, geprikkeld door slecht gewikte woorden van den kant van de familie van zijn vrouw, van het eerste oogenblik af het vaste besluit ge nomen, zich een succes volle loopbaan te verze keren. Verstandig, met krachtigen wil en door zettingsvermogen, had hij zijn doel niet gemist. Burton's vroegste herin neringen aan zijn vader waren vluchtige glimpen van 'n bleeken, vermoei den en stillen man, zelden thuis, en die hem door

Tijdschriftenbank Zeeland

Ons Zeeland / Zeeuwsche editie | 1934 | | pagina 13