No. 52
VRIJDAG 25 MEI 1934
1679
(Pp tció dooi Jicdaland. Schaapskooi hij Ede
zijn vriendelijke afwezigheid een soort recht-van-voorkeur gaf op al den tijd
en de zorg van zijn moeder.
Toen hij ouder werd en de voordeelen van den rijkdom van zijn vader
ging ervaren, bemerkte hij, dat die rijkdom zijn moeder nooit eenig genoegen
had verschaft, dat het geld eerst beslag had gelegd op den tijd en gezondheid
van haar man en later zijn karakter totaal had veranderd. Want niet alleen
het spel, maar ook de winst zelf was hij gaan liefhebben. En Burton wist nu,
dat zijn moeder hem al heel vroeg het allerhoogste belang was gaan
inprenten van goede onderlinge verhoudingen en dat zij hem op de een of
andere manier een groote verachting had leeren gevoelen, niet voor het geld
zelf, maar voor menschen, die ervan hielden. Oeld, evenals gezondheid, was
een goed ding om te bezitten, maar vooral omdat je, wanneer je het eenmaal
bezat, er niet meer over hoefde te denken.
Haar lessen waren kostbaar geweest voor een jongeman, die op zijn vijf-
en-twintigste jaar met een groot fortuin was achtergebleven. Maar die les, die
zij hem door haar eigen uitstekende persoonlijkheid had geleerd, namelijk een
groote voorliefde te hebben voor goed gezelschap, juist die had hem zich sinds
haar dood zoo'n wanhopig eenzaam mensch doen voelen. Zijn eenzaamheid,
had een van zijn vrienden al gezegd, stelde hem zeer ernstig bloot aan de ge
varen van een huwelijk maar aan den anderen kant was hij juist door die
lange jaren van intimiteit met zijn moeder zeer veeleischend geworden. Haar
fijne geest en aangenaam karakter had hij mogelijk ook bij een andere vrouw
gevondenmisschien ook haar onbegrensde belangstelling in hemmaar
haar fijn gevoel voor verhouding, haar kennis van het leven-van-iederen-dag,
haar vermogen om het echte van het banale te onderscheiden, dat miste hij
te zeer in alle andere vrouwen, die hij kende.
Het viel hem in, hoe leuk zij zou hebben gepraat over die gemanicuurde
bedienden en hoe zij, samen aan het ontbijt, zich geamuseerd zouden hebben
met de meest fantastische verklaringen, in plaats van te twisten en te mopperen
zooals hij en Tucker.
Tucker was de advocaat van zijn vader geweest. Hoewel zij er op gestaan
had, Tucker als adviseur te houden, had mevrouw Crane nooit voor Burton
kunnen verbergen, ook niet toen hij nog een kleine jongen was, hoe sterk de
advocaat op haar gevoel voor humor werkte. Dat had zoo tot haar eigen
aardigheden behoord.
Zij had zoo'n veelbeteekenende manier gehad om zijn naam Solon uit
te spreken Crane hoorde het haar nóg zeggen, alsof zij den man-zelf aansprak;
en het was vooral, omdat deze herinnering nog zoo levendig was, dat hij zich
aangewend had, den jurist bij zijn familienaam te noemen.
Hij zuchtte toen hij aan dit alles dacht. Maar hij was een jonge man, het
weer was mooi en zijn paarden alle belangstelling waard, en zoo bracht hij een
prettigen morgen door, deskundig met zijn handen over twijfelachtige vet-
lokken en schoften strijkend, en met zijn stalchef beraadslagend over de tal-
looze details, die een belangrijk deel van zooveel sportgeneugten uitmaken.
Aan de lunch bleek hij zich nergens anders voor te interesseeren dan voor
de keuze van het geschiktste rijpaard voor miss Falkener een geestes
gesteldheid, die Tucker een stuk gepaster voorkwam dan zijn vroegere licht
zinnige belangstelling in poesen. En spoedig na de lunch ging hij er op uit om
het paard op te halen, voor hij zijn gasten aan 't station zou gaan ontvangen.
Er liep een veranda achter langs de eetkamer. Het was er niet al te zonnig
en er stond een makkelijke rieten stoel. De November-middag was zacht, en
hier besloot Tucker te rusten, indien mogelijk te slapen, teneinde op zijn
verhaal te komen van een vermoeienden nacht en onaangenamen ochtend.
Hij maakte het zich gemakkelijk met een sofa-kussen en een extra-jas.
Hij sliep zóó lang, dat het al begon te donkeren, toen hij wakker werd. Een
oogenblikje lag hij stil te denken over mevrouw Falkener's spoedige komst,
terwijl hij rustig de beste woorden overwoog om haar den toestand te beschrij
ven, toen hij ineens merkte, dat er gepraat werd. De veranda lag recht boven
de keuken en klaarblijkelijk was juist iemand van buiten de keuken ingekomen.
Een stem, zonder twijfel die van Jane-Ellen, zei
„Kijk eens wat is Willoughby blij u weer te zien Denk eens aan, hij
heeft u al drie dagen gemist
Tucker kon het antwoord, dat door een zware mannenstem gegeven
werd, niet verstaan, maar het was gemakkelijk op te maken uit Jane-Ellen's
woorden
„Zeker, ik ben óók blij u te zien."
Gemompel.
„Hoe zou ik dat moeten toonen
Weer gemompel.
„Praat geen onzin, Ranny." En goed hoorbaar voegde zij er aan toe
„Wanneer je werkelijk een bewijs noodig hebt, dan kun je dat krijgen. Ik
dacht er juist over na, dat ik iemand noodig had om mij met de ijs-machine
te helpen. Wees nu eens aardig en draai 'm een paar slagen rond, wil je?"
Het was duidelijk, dat de geheimzinnige bezoeker een volgzaam karakter
had, want nu kon men het zwakke, regelmatige geruisch hooren van een ijs-
apparaat. Maar zijn hart was toch blijkbaar niet heelemaal bij zijn werk,
want al gauw begon hij zich te beklagen. Tucker giste, dat het apparaat buiten
de keukendeur stond en dat de bezoeker zijn stem iets moest uitzetten, om
in de keuken gehoord te worden. Beiden waren nu duidelijk te verstaan.
„Ja," zei de man, „zoo ben je nu. Je denkt, dat iedereen maar voor je
aan 't werk moet."
„Vind je het dan niet leuk om voor mij te werken, Ranny Je hebt altijd
verteld, dat dat het eenige ding op de wereld was, waar je pleizier in zou heb
ben."
„Poeh," was het grimmige antwoord, „ik wist niet, dat ik er op gesteld
was, roomijs klaar te maken voor Crane."
„En voor mijnheer Tucker, vergeet dien niet."
„Wie voor den drommel is die mijnheer Tucker?"
De luisteraar ging overeind zitten en leunde nieuwsgierig naar voren.
„Tucker is onze gast. Hij is een gunsteling van mij en van Willoughby.
Hij bezit wat men noemt een mannelijke, krachtige persoonlijkheid. Draai
niet zoo vlug, alsjeblief, of je ruïneert mijn dessert."
„Ik zou wel eens willen weten, hoe jij met Tucker in aanraking bent
gekomen. Is hij wel eens in de keuken
„Nog niet."
„Maar hoe heb je hem dan te spreken gekregen
„Doordat hij Willoughby van de trap afschopte."
(Wordt vervolgd)