No. 1 VRIJDAG 1 JUNI 1934 13
Jane-Ellen's hand vast te houden. De gewone sterveling stak een gewone hand
uit, en hij raakte iets aan, dat op het oog vleesch en bloed was, maar zoo licht,
zoo zacht, zoo soepel aanvoelde, dat het letterlijk scheen weg te smelten in de
plooien van een gewone, in dit geval Tucker's palm. Zoodat zelfs wanneer zoo'n
hand was teruggetrokken in ons geval werd ze direct teruggetrokken
dat scheen te blijven en Tucker stond te kijken naar zijn eigen vingers, om te
zien of ze geen sporen meer droegen van dit merkwaardig contact.
Juist op dit oogenblik kwam Brindlebury de keuken binnen en zei op een
toon, die heelemaal niet eerbiedig was, dat de wagen de laan al inreed.
Tucker kon beter door extra-waardig dan door handelend op te treden
een onprettige situatie en deze situatie was erg onprettig de baas blijven.
„Ah juist," overwoog hij, „in dat geval geloof ik, dat ik maar eens ga
kijken."
„Ja, dat zou ik maar doen, als ik u was, mijnheer," antwoordde de jongen
en voor het geval dat hij niet begrepen zou worden, voegde hij er aan 't adres
van't keukenmeisje bij: „Ik vind dat er vandaag te veel mannen in de keuken
rondsjouwen."
„Ze komen hier niet voor mijn plezier," zei Jane-EIIen.
Tucker, die wel wist, dat dit volgen moest, had toch liever gezien, dat zij
het met wat minder nadruk had gezegd. Hij draaide zich om en verliet de keu
ken. Toen hij het veranda-trapje opliep, merkte hij, dat de jongen achter hem
aankwam. Boven gearriveerd stond hij stil en zei op den imponeerenden toon,
dien sommige menschen in den omgang met hun personeel voor den eenig
juisten houden
„Wat is er Wensch je me te spreken
De jongen antwoordde niet al te beleefd
„Ja ik wou u vertellen, dat Jane-EIIen mijn zuster is."
Tucker lachte'opgeruimd.
„Zoo," zei hij. „Nu, ik moet bekennen, Brindlebury, dat je familie-relaties
mij maar matig interesseeren."
„Het heeft u in zooverre te interesseeren, dat ik niet wil hebben, dat
u met haar in de keuken gaat praten."
„Tut, tut," zei Tucker, „ik geloof, dat ik eens met je mijnheer over je
zal moeten spreken."
„Misschien ga ik nog wel eens een boekje over u opendoen."
Dit ging zóózeer de perken van het gebruikelijke te buiten, dat Tucker
het maar beter vond, te doen of hij het niet had verstaan. Hij liep de veranda
door en ging het huis binnen, waar hij in de hal de dames Falkener vond, die
juist met hun gastheer waren binnengekomen.
Mevrouw Falkener was een en al neerbuigendheid. Zij maakte haar
sjaal los en zei op den man af „Hoe staat het met de huishouding Bevalt
het personeel je nogal
Crane leidde de dames den salon binnen, waar de thee klaar stond. Me
vrouw Falkener sprak tegen hém, maar wierp een vragenden blik naar Tucker.
In gewone omstandigheden zou deze als eenig antwoord zijn schouders opge
haald hebben, of had hij terloops een of ander gebaar gemaakt om op deze
manier zijn meening ter kennis te brengen. Maar nu deed hij niets anders dan
vlijtig in zijn theekopje roeren en aandachtig het geurige vocht bestudeeren.
Hij werd zich bewust, dat hij niet zeker wist wat te doen in ieder geval was
zou prachtig geklonken hebben Maar hoewel die groote gelegenheid voorbij
was, besloot hij toch het een of ander te doen. Na een korte weifeling ging hij
naar beneden langs het trapje aan het eind van de veranda. Daar lag de
keuken voor hem, groot en kelderachtig. Twee lampen waren nauwelijks
genoeg om haar te verlichten. De vloer was van roode tegels, langs de wanden
hingen groote, glimmende koperen pannen en op eiken planken stonden
rijen donkerblauwe en witte borden en schalen.
Tucker had gedacht het keukenmeisje in tranen te vinden, en in dat
geval had hij precies geweten wat hem te doen stond maar deze onbereken
bare jongedame was druk aan het werken en neuriede een wijsje. Zij had een
kleine, dampende pan in haar handen, een veel beter wapen, naar Tucker
onmiddellijk opmerkte, dan de kruk van zoo'n ijs-machine.
„Goeden avond, Jane-Elle.i," zei hij minzaam.
„Goeden avond, mijnheer."
Zij keek geeneens zijn richting uit, maar boog zich als een tooverheks in
den wasem van een der ketels.
„Ik wou je iets zeggen over dat voorvalletje van vanochtend," begon hij.
„Je moet niet denken, dat ik wreed en hard ben voor beesten, Jane-EIIen.
Ik ben levenslang lid van een vereeniging tot dierenbescherming. Ik houd er
heel veel van."
Als om zijn woorden kracht bij te zetten, trok hij zachtjes aan de ooren
van Willoughby, die op een stoel lag te slapen. Poesen-ooren zijn buitengewoon
gevoelig Willoughby werd wakker en trok met een ruk zijn kop terug.
Willoughby's eigenares daarentegen gaf niet het minste teeken van leven
Nergens viel uit op te maken, dat ze Tucker verstaan had.
„Ze gedraagt zich toch maar heel anders," dacht hij, „in tegenwoordig
heid van een man, dien ze respecteert en van wien ze weet, dat hij boven haar
staat. Alle lichtzinnigheid en coquetterie zijn uit haar houding verdwenen."
„Het spijt me eerlijk," ging hij voort, steeds dichter bij het fornuis
komend, „dat ik zoo onhebbelijk ben geweest, je kat...."
„U mag wel oppassen, mijnheer," zei ze zonder op te zien, „deze saus
kookt wel eens over," en terwijl ze sprak, stak ze een lepel in de pan en het
volgend oogenblik voelde Tucker een kleinen, kokend-heeten vetdruppel op
zijn rechterhand. Hij sprong met een kreet van pijn achteruit.
„Het spijt me eerlijk, mijnheer, dat ik..
Hij keek haar scherp aan. Wist ze, dat ze precies zijn eigen woorden van
zoojuist herhaalde? Ze scheen heelemaal in haar werk op te gaan. Hij merkte,
hoe leuk het haar in haar nek groeide en wat een kleine, aardige oortjes ze had.
Zijn houding werd nog beschermender.
„Ik ben wat ouder dan je mijnheer...."
„Ja zeker, mijnheer."
Hij besloot de onderbreking over het hoofd te zien.
„Ik ben wat ouder en heb meer van het leven gezien. Ik begrijp misschien
meer van de moeilijkheden van een jong en ik moet zeggen knap meisje,
Jane-EIIen."
„Waarom moet u dat zeggen?" Haar oogen staarden hem strak aan.
„Omdat het zoo is, beste kind." Hij kwam weer dichter bij het fornuis,
maar dadelijk begon de saus te spatten, en hij deinsde terug en ging voort
„Wanneer er zich misschien kleine moeilijkheden mochten voordoen in
het huishouden, dan zou
ik het aardig vinden,
wanneer jullie mij als
vriend wilden beschou
wen, jij en Willoughby"
(het leek hem niet kwaad,
nu en dan 'n klein grapje
te maken). „Ik heb eeni-
gen invloed op mijnheer
Crane, en ik zou je graag
een dienst bewijzen."
„Dat kunt u nu al,
mijnheer."
„Zeg maar wat 't is."
„U kunt weggaan
en mij het diner af laten
maken."
„Wil je, dat ik
wegga
„De keuken is geen
plaats voor heeren."
Tucker lachte ver
draagzaam.
„Dacht je dat tien
minuten geleden ook
Voor de tweede maal
keek zij in zijn richting
en vroeg vlug
„Wat bedoelt u
„Je laatste bezoeker
toonde niet zooveel res
pect."
Zij had de pan nu
neergezet. Hij kwam
dichterbij en wilde haar
hand grijpen.
Misschien is dit 't ge
schikte oogenblik om te
beschrijven wat het was,
^Booen de wolken.