DE IJSBERG
H. GRAEVER
VRIJDAG 1 JUNI 1934
No. 1
door
Kapitein Johnson stond in de kaartenkamer van
het passagiersschip Atlantic meteengeopenden
brief in de hand.
Morgen zou hij zijn eerste reis aanvangen als
kapitein van een mailboot tusschen Amerika en
Engeland dat werd dus een gewichtige dag voor
hem, want hij had tot dan toe nooit anders dan op
een vrachtboot gevaren.
Met samengetrokken wenkbrauwen las hij den
getikten brief nogmaals over.
„Met een beetje handigheid en brutaliteit valt er
een buitenkansje van 50.000 gulden voor u te ver
dienen. U hebt daarvoor niet bijzonder veel te doen.
Als u er meer van weten wilt, komt dan aan het
bovenstaande adres en vraag den buffetchef om een
cocktail van vijf pop, dan zal hij u binnenlaten. Als
u bang bent, moet u niet komen. Dan zullen we wel
iemand weten te vinden, die méér lef heeft."
Het aangegeven adres was een kroeg in een der
beruchtste wijken van New-York.
Kapitein Johnson had een vrouw en zes kinderen,
van wie hij veel hield. Maar hij hield ook van een
avontuur. En zoo'n buitenkansje viel niet te ver
smaden. Dus stak hij een browning in zijn zak en
ging tegen den avond de stad in. Na eenig zoeken
vond hij de kroeg en stapte naar binnen.
„Kan ik een cocktail van vijf pop krijgen vroeg
hij zoo gewoon mogelijk.
„Zoo....?" antwoordde de kroeghouder met
gedempte stem. „Ben jij kapitein Johnson van de
Atlantic....? Nou, loop dan maar recht door en
de trap op. Eerste verdieping, eerste deur links."
Johnson ging een donkere gang in en een nog
donkerder trap op. Boven gekomen vond hij al
tastend de eerste deur links. Hij duwde die open en
kwam in een flauw verlicht, kaal vertrek, waar niets
anders stond dan een tafel met twee kapotte stoelen.
Er was niemand om hem te ontvangen. Hij trom
melde eens flink op de tafel, om te laten hooren,
dat hij er was. En meteen hoorde hij zeg
gen „Zoo, kapitein, hoe staat het leven Zou je
de deur willen dichtdoen
Johnson schrok niet gauw, maar dit keer toch
wél. Hij draaide zich snel naar alle kanten rond,
maar er was niemand in het vertrek te zien. Toch
had de stem van vlak nabij geklonken. Onwille
keurig greep hij zijn revolver beet. Hij keek in alle
hoeken, onder tafel en stoelen, maar zag niets. En
weer klonk de stem
„Ja, kapitein, ik moet je wel excuus vragen, dat
ik een stevig muurtje tusschen ons in heb laten
staan. Maar ik moet voor mijn gezondheid zorgen,
zie je En ik geloof, dat dit op deze manier de beste
wijze van zaken doen is."
Het gezicht van Johnson ontspande zich tot een
grijnslachje. In den muur had hij het einde van een
spreekbuis ontdekt.
„Drommels," zei hij. „Is dèt de zaak Nou, dan
heb je zeker wat te vertellen, waar je niet graag
openlijk mee voor den dag komt."
„Het is een kwestie van vaderlandsliefde, en ik
mag er dus trotsch op zijn," zei de stem door de
spreekbuis.
„Kom er dan mee voor den dag 1" bromde John
son. „Ik heb niet veel tijd en je wachtkamer hier
is niet èl te gezellig."
„Kijk eens, kapitein, het gaat erom, of je niet
iemand voor ons kunt verdonkeremanen. Je hebt
een zekeren meneer Deikers aan boord gekregen, die
naar Liverpool moet. Hij is iemand van jullie Engel-
sche regeering. Een van de kopstukken, zie je?"
„Nouen wat zou dat
„Hij is hier meer te weten gekomen, dan goed
voor ons land en voor hemzelf is, zie jeals jij
nu zou kunnen zorgen, dat hij «iet aan den over
kant aan wal komtnou, dan ben jij voor je
leven geborgen, snap je?"
Kapitein Johnson was op het punt iets heel on
hebbelijks te zeggen, maar hij bedwong zich en
vroeg
„En.wat brengt het op
„Vijftigduizend popvijftigduizend 1"
Ofi tció dooi Jtedctland.
Hasselt aan het Zwarte Water.
„En wat voor zeker
heid heb ik van de beta
ling
„Je kunt het geld hier
op slag krijgen 1" was het
verbazingwekkende ant
woord. „We hebben over
al onze agenten, kapi
tein. We zouden je gauw
genoeg uit den weg ge
ruimd hebben, als je pro
beerde ons te bedotten."
Ik zou er heel wat voor
over hebben, als ik je nek
kon omdraaienbromde
de kapitein woedend en
beleedigd terug.
„Man, je verveelt me,"
zei de stem. „Schei nou
toch uit met dien praat."
„Ik hou het hier niet
langer uitIk ga er
vandoor! Adjuus hoor!"
gromde Johnson en liep,
zonder verder een woord
meer te zeggen,de donkere
trap af en de straat op.
Den volgenden morgen
stond hij op de brug en
keek toe, hoe een sleep
boot zijn schip de haven
uitbracht. Beneden op het
dek hoorde hij den hof
meester druk met een
passagier bezig, die blijk
baar de brug op wilde. Maar al zijn tegenstribbe
len scheen niet veel te baten, want even later
verscheen er een hoofd boven het brugdek en
stapte de passagier op den kapitein toe.
„En, meneer?" vroeg de kapitein,geërgerd, dat
iemand het waagde op zijn brug te komen.
„Ik 'kom eens kijken, hoe u uw schip de haven
uitbrengt," zei de passagier.
„O zoo vroeg Johnson spottend. „U bent zeker
de president van de Vereenigde Staten
„Ik ben Robert Deikers antwoordde de passa
gier uit de hoogte.
„Komt op hetzelfde neerHij is hier geen kapi
tein en evenmin. Ik moet u dus verzoeken hier
vandaan te gaan en er vóór Liverpool niet meer te
komen, als u er niet afgegooid wilt worden."
„Heel goed, kapitein zei de passagier, rood van
woede. „Ik zal me bij w directie wel beklagen. Ik
heb daar nog al invloed 1"
In den avond van den tweeden dag kwam er een
dichte mist opzetten. De machines werkten door,
alsof er niets bijzonders aan de hand was. De kapi
tein wist te goed, dat het eerste vereischte voor een
mailboot is, dat ze op tijd binnenloopt, wat er onder
weg ook gebeurt.
Op den uitkijk stonden vier man in den dichten
mist te staren, en op de brug stond de kapitein met
twee anderen, maar geen van allen kon iets onder
scheiden dan de vage omtrekken van het schip in
den grijzen nevel.
Maar ze wisten, dat het schip een veilige route
volgde en zoo goed als zeker niets op zijn weg ont
moeten kon.
Doch plotseling doemde uit den nevel een vage
massa op nog voordat de machines achteruit kon
den slaan, klonk een krakend, schurend geluid en
voer er een schok door het geheele schip.
Zoodra de machines stopten, hield het afschuwe
lijke schurende geluid op en klonk er een gerinkel
als van brekend glas.
„Daar gaat mijn schip en mijn baantje," was de
eerste gedachte van den kapitein. „Wie had ooit
kunnen denken, dat een ijsberg zoo ver zuid
waarts zou afdrijven
Maar reeds het volgend oogenblik klonk zijn
zware stem over de brug en deelde hij rustig zijn
bevelen uit.