Op mi doox Jlcdatlani
nnii
No. 1
VRIJDAG 1 JUNI 1934
Hij zond zijn eersten officier naar het vooronder
om de schade op te nemen. Van alle kanten kwamen
de matrozen aangeloopen.
„Naar de booten.... allemaal!" beval de kapi
tein. „Klaar maken om te strijken Je hoofd erbij
houden, jongensHet zal nog wel losloopen en
anders is er nog geen haast. De passagiers moeten
nog beneden blijven We kunnen ze nog niet om
ons heen hebben
Intusschen was het schip weer van den ijsberg
afgegleden en lag nu onbeweeglijk in den grauwen
mist. Een voor een werden de booten op de vrij
kalme zee neergelaten.
De eerste officier kwam naar de brug om te rap
porteeren, wat hij gezien had.
„De heele kiel is er zoowat afgeschuurd," zei hij
op gedempten toon tot den kapitein. „Het gat is
minstens twintig meter lang. Waterdichte schotten
ook kapot. Het ruim staat al halfvol water."
„Hoe lang kunnen we nog drijvend blijven?"
„Misschien nog twintig minuten.... maar ik
ben er bang voor."
„Ga dan dadelijk naar je boot. Neem de noodige
vuurpijlen mee. Als de mist wat wil optrekken, dan
moeten we vóór morgenochtend door de „Georgia"
worden opgepikt. Die komt ons van Liverpool
tegemoet en moet vlak in de buurt zijn. Mocht je
uit den koers raken, houd dan recht op St. John
aan 1"
„In orde, kapitein 1"
„Tot ziens dan maar 1 Veel geluk en goeie
reis 1"
„Tot ziens, kapitein. Denk erom, ik zal, als het
moet, voor u getuigen, dat u in alles uw plicht hebt
gedaan 1"
„Ja, ja, ik begrijp je wel Ik hoop er anders óók
levend af te komen. Ik heb een vrouw en zes kin
deren thuis
De officier verliet de brug, waarop de kapitein
alleen achterbleef. Boven het schip stegen de roode
en blauwe vuurpijlen hoog in de lucht. Het voordek
was reeds onder waterop het achterdek ver
drongen zich de angstige passagiers, in doodsangst
wachtend, tot het hun beurt was om in de booten
te gaan. Met geladen revolvers hield de bemanning
hen in bedwang.
Een voor een werden de reddingssloepen neerge
laten, werden langszij
gehouden tot alle plaat
sen waren bezet en dan
weggeroeid, om buiten
de zuiging van het zin
kende schip te blijven.
De pompen waren nu
ook door het instroo-
mende water buiten wer
king gesteld. Het electri-
sche licht ging uit en
een witte stooinkolom
steeg uit de pijpen om
hoog, ten bewijze, dat
de machinist de stoom-
kleppen der ketels ge
opend had, om het
springen ervan te voor
komen.
Onder aan de trap
naar de brug stonden
drie mannen den kapitein
te roepen. Hij ging ein
delijk langzaam naar be
neden. Daar stonden de
hofmeester, de eerste offi
cier en Deikers.
„U hoort in een van
de booten thuis brulde
de kapitein, zoodra hij
hem zag. „Hoe durft u
het wagen mijn bevelen
niet te gehoorzamen. Ik
heb toch gezegd, dat alle
passagiers in de booten
moeten Gauw wat, of ik
zal je zelf erin gooien!"
Mijnheer Deikers opende zijn mond om tegen te
spreken.
„Als je nog een woord zegt, dan schiet ik je neer,"
riep de kapitein met opgeheven revolver.
Deikers begreep, dat er voor hem niets anders
opzat dan te gehoorzamen. Langs de schommelen
de touwladder daalde hij naar de reddingsboot af.
Maar beneden gekomen, durfde hij zich niet los
laten en in de boot springen een hooge golf tilde
de sloep omhoog tot vlak onder zijn voeten, doch
hij nam zijn sprong tóch nog te laat. Hij kwam met
zijn hoofd tegen den achtersteven der boot terecht
en verdween in de diepte.
De kapitein zag het ongeluk. Er was hem vijftig
duizend gulden geboden, als hij zorgde dat die man
verdween. Vijftigduizend was heel wat, en als hij
nu eens geen ander schip kreeg na deze mislukte
reis, al was 't dan een ongeluk.Hij verwerkte
deze gedachte echter alleen, om ze te verwerpen.
Als hij gered werd, zou hij wel afwachten,
wat er met hem gebeurde hij zou wel een ander
baantje krijgenen in ieder geval liet hij
niemand kalm verdrinken dat was te erg om aan
te denken.
Ruw duwde hij den hofmeester opzij en sprong
over de verschansing in de golven, achter zijn zin
kenden passagier aan.
Het duurde lang, voordat hij met hem boven
water kwam slechts met de uiterste moeite haalden
zijn mannen hen beiden aan boord van de sloep.
Ze legden hun bewusteloozen kapitein naast den
geredde op den bodem der boot neer en roeiden met
alle kracht van het zinkende schip weg.
Een paar uur later kwam de kapitein tot het
bewustzijn terug aan boord van de Georgia, die
in razende vaart naar New-York stoomde, om den
met de redding verspeelden tijd nog in te halen. In
het kantoor van de maatschappij aan de haven
werd hij reeds opgewacht door den New-Yorkschen
directeur, die alles vroeg over het ongeluk en hem
feliciteerde met het feit, dat allen gered waren.
Robert Deikers, de voorname passagier, zat in een
ander vertrek, bezig met een telegram aan de
regeering over zijn redding.
Toen de directeur den kapitein alleen had gelaten
en deze zich gereed maakte om naar een hotel te
gaan, kwam een bediende tot zijn verbazing een
bezoeker aankondigen. „Laat binnen," bromde hij
„maar 't mag niet lang duren."
Een oogenblik later stapte een man binnen, dien
Johnson nooit gezien had maar bij de eerste woor
den herkende hij de stem van den man, die hem tot
een moord had willen overhalen.
„Je schijnt je bedacht te hebben," zei de man
grijnzend, ,,'t Is wel radicaal om je schip op een
ijsberg te laten loopen, maar als die Deikers ver
dronken is, kan het ons niet schelen hoe je het
gedaan hebt. En nu kom ik je het geld brengen.v
Kapitein Johnson dacht na. De man had waar
schijnlijk alleen de eerste berichten gelezen, die
niets bevatten over de redding der passagiers. Hij
had een mooie kans om dien moord-handelaar aan
zijn verdiende loon te helpe'n.
„Ja, ja, 't is in orde," zei hij zenuwachtig. „Maar
waarom kom je hier Wacht even, dan zal ik kijken
of alles in de buurt veilig is."
Hij liep vlug naar een andere kamer, waar hij een
bericht in de telefoon fluisterde, dat aan den
anderen kant van de lijn in de grootste opwinding
ontvingen werd. „En vlug," zei hij „binnen vijf
minuten hier."
Daarna ging hij naar zijn bezoeker terug en ver
telde hem met goed geveinsde onverschilligheid
enkele bijzonderheden over de ramp, onderwijl
scherp luisterend.
Toen hij in de gang een flauw geluid van stem
men meende te hooren het geld was hem reeds
gegeven stond hij op met de woorden „Even
kijken wat dat is misschien is het beter dat ik je
een anderen weg wijs om buiten te komen."
Hij sloot de deur achter zich en zuchtte ver
licht, toen hij vijf geüniformde mannen in de
gang zag de directeur en Robert Deikers stonden
bij hen. Hij wenkte hen en opende de deur.
„Je bent onvoorzichtig geweest," zei hij tot zijn
ontstelden bezoeker. „Ik ben geen moordenaar
hier is Robert Deikers." En tot de politie
„Inspecteur, hier is een kerel, die in moorden
handelt. Neemt u hem van me over Zijn geld
kunt u ook krijgen dat heb ik hem eerst maar
afhandig gemaakt."
De Lange Jan beheecscht
Amersfoort overal.
I UM!yrr r
A.