No. 2
VRIJDAG 8 JUNI 1934
61
het vee te koopen voor 100.000 dollar dat is precies een tiende van de
waarde."
„Dan zullen de heeren van de Trust hun bod aanzienlijk moeten ver-
hoogen. Ten minste als de Bazin verkoopen wil."
„Natuurlijk wil ze dat. Op den duur zou ze toch niet tegen de Trust op
kunnen. Maar tegen zoo'n bod.Dat is tegen haar eer. Dat weet de heele
staat."
„Volkomen ongerijmd, mijn waarde heer volkomen ongerijmd. We
zullen gauw maatregelen moeten nemen, dat de Trust het bod tot een be
hoorlijk cijfer verhoogt. Ik zal er direct eens over gaan denken."
De voorman keek hem verbijsterd aan. „Denk, tot je een ons weegt,"
zei hij en liep kwaad weg. De cowboys gaapten hem verbaasd aan. Ze moesten
bekennen, dat ze hem niet doorhadden. Ondanks zijn krankzinnige manieren
had hij iets over zich, dat respect afwon hij kon schieten en vechten,
terwijl Joe vertelde hoe hij gezien had, dat Satan, het kwaadste paard uit de
stallen, toestond, dat de Engelschman (hem over den hals streek. Voorloopig
lieten ze Vivian Dall zijn eigen gang gaan. Hij had intusschen aan de ruwe
tafel plaats genomen, waar hij een uur lang ijverig schreef. Daarna zadelde
hij Satan en reed, perfect in den zadel zittend, naar de spoorweghalte, waar
hij alles telegrafeerde wat hij geschreven had.
„Waar, voor den duivel, is die Engelschman informeerde de kok den
volgenden morgen. „Hij moet aardappelen schillen."
„Hij is in het woonhuis aan 't ontbijten met de Bazin," antwoordde een
van de cowboys. „Ze heeft hem laten roepen."
Dat was inderdaad het geval. Tess Wabon had hem op het ontbijt uitge-
noodigd, eenvoudig omdat zij nieuwsgierig was dien zonderlingen Brit eens
nader te leeren kennen. Wat zij nu hoorde, overtrof nog haar verwachtingen.
„Kijk eens," zei Vivian juist; „het schijnt me toe, dat ik u van meer nut
kan zijn, indien ik mijn positie van cowboy en aardappelschiller verwissel
voor die van algemeen bedrijfsleider van uw ranch. Zonder salaris natuurlijk
zonder salaris."
„Hè Wat zegt u Het meisje moest de lippen op elkaar persen om niet
in lachen uit te barsten.
Vivian leunde behaaglijk achterover in zijn stoel.
„Precies, wat ik zeg," verklaarde hij kalm verder„het is mijn overtuiging,
dat de heeren van de Trust een stel zwendelaars zijn, die u op de schandelijkste
manier probeeren af te zetten. Een meisj"e mag van heeren een andere behan-
zijn nog /Uaatóen ooet.'
deling verwachten. Precies. De Berg Ranch is een millioen dollar waard ik
heb berekend, dat de Trustheeren door hun handelingen uw bedrijf nu reeds
een schade van een half millioen hebben toegebrachthet is dus niet meer dan
billijk, dat zij voor de Berg Ranch anderhalf millioen dollar betalen, de interest
nog niet eens meegerekend."
Hij kreeg geen gelegenheid verder te spreken, want Tess Wabon kon zich
niet langer goed houden en barstte in zoo'n hartelijk lachen uit, dat haar de
tranen over de wangen liepen.
„O, o," zei ze, toen ze eindelijk weer spreken kon. „Jongenlief, je zult
mijn dood nog op je geweten krijgen. Wat een mop, wat een mop."
Vivian Dall keek eenigszins beleedigd. „U begrijpt me blijkbaar niet,"
zei hij stijfjes „ik beschouw me als bedrijfsleider vanaf vandaag. In die hoe
danigheid leek het mij het beste de heeren van de Trust uit te noodigen hier te
komen, om er zich persoonlijk van te overtuigen, dat onze ranch de beste is
in Wyoming. Bill Croker heeft mij dat zelf verteld. Zoo gauw ze hier zijn, zal
het mij een genoegen zijn hen persoonlijk rond te leiden."
Een nieuwe lachbui onderbrak hem. „Watuwat," hikte de Bazin.
„U heeft ze uitgenoodigd hier te komen
„Zeker. Ik heb gisteravond getelegrafeerd. Een mooi, lang telegram.
Verwacht elk oogenblik antwoord."
„O, o, o, gaat u alsjeblieft weg of ik sterf van het lachen. U snapt niets
van de situatie. En dan te bedenken, dat de Engelschen een wereldrijk bezit
ten Hoe hebben ze dat klaargespeeld
Kalm verliet Vivian Dall het woonhuis. „Eigenlijk had ik haar nog wat
willen vragen," mompelde hij, zich achter het oor krabbend. „Enfin, dat komt
later wel."
De rest van den morgen besteedde de zonderlinge Brit in een langdurige
en intieme bespreking met Peter Mexico daarna betrok de Mexicaan hem in
dezelfde vereering, die hij zijn Bazin toedroeg. Mr. Dall scheen wel te weten
wat hij wilde. Den volgenden morgen moest de jonge Bazin constateeren, dat
de Engelschman werkelijk in ernst was geweest dat was, toen zij 'n grooten
auto vol opgewekte Trustdirecteuren zag arriveeren, bij wie Vivian zich voegde
voor een inspectietocht over het ranchgebied.
In de bestuurskamer van de Trust had groote vroolijkheid geheerscht
toen Vivian's telegram daar arriveerde. Ah zoo, de Berg Ranch begon
dus de witte vlag te hijschen. Het kon nooit kwaad om het zaakje
daar eens goed te bekijken. Maar nooit hadden ze kunnen denken, dat
het zoo'n vroolijke dag zou worden.
In zijn ijver om hun alle goede kwaliteiten van den
veestapel te toonen, wees Vivian hun hier en daar de vetste
koeien aan, die hij stieren noemdeeen paar uitgedroogde
graslanden noemde hij vette weiden, enz. Eerst dachten de
heeren, dat het de bedoeling was van de Berg Ranch te
sterven met een lach op de lippen, maar ten slotte vroegen
ze zich af, hoe men zoo'n imbeciel de leiding van de ranch
had kunnen opdragen. De auto schudde van het perma
nente lachen.
„En wat onze watervoorziening betreft," verklaarde
Vivian kalm en lijzig verder, „moet ik bekennen, dat wij
hier slechts twee riviertjes hebben, die 't gebied besproeien,
waarvan één tot mijn spijt 'n soort brak water bevat, dat
de koeien niet willen drinken. Een raar riviertje overigens.
Komt daar ergens uit een grot in den grond, en verdwijnt
ook weer in een hol. We gebruiken het wel voor wasch-
water. Maar zelfs daar is het niet erg geschikt voor."
Op die manier kletste hij door, tot de Trustdirecteuren
niet meer konden van het lachen. Op dat oogenblik weigerde
de motor. „Ik zal de zaak even nakijken," zei Vivian. „Als
de heeren misschien even wat willen rondwandelen ik zal
het pechje met een kwartier wel in orde hebben."
„Laten we even een eindje gaan loopen," zei een der
heeren. „Als die gek aan den motor gaat peuteren, vliegt de
wagen waarschijnlijk de lucht in. Laten we zorgen, dat we
uit de buurt komen."
De heeren gingen op hun gemak wat rondslenteren.
„Ah, ha," zei een van hen, halt houdend naast 'n kalm
vloeiend riviertje, ongeveer vijf meter breed „dit is zeker
het water, dat het vee niet wil drinken." De anderen voeg
den zich bij hem en bespraken de mogelijke middelen om
het water te zuiveren. Plotseling haalde één van hen zijn
neus op. „Zeg, lui...." hij snoof nog eens„ruiken
jullie niets?" Meteen viel hij op zijn knieën naast den oever
kant, schepte een handvol water en bracht die tot dicht bij
zijn neus. Daarna floot hij lang en zacht. „Drommels nog toe,"
fluisterde hij. „Geen wonder dat 't vee dit water niet drinkt."
„Hallo, Rube, wat heb je daar gevonden?"
„Olie 1"
Het woord sloeg in als een tooversein. In 'n ommezien
lagen vier van hen op hun knieën langs het water, druk
gebarend en opgewonden fluisterend.
„Man, zie je dat Een oliebronHet ligt 'n halven duim
dik op het water! En dat weten die kaffers niet eens. Olie!
Een millioen dollar vloeit hier per maand terug in den grond
Opgewonden verbaasd staarden zij in het riviertje, dat
iets verder weer in een grot verdween. Het was waar. De
olie lag in bijna ongebroken dekking op het water de geur
en de kleur waren onmiskenbaar. Rube, de directeur-generaal