No. 4 VRIJDAG 22 JUNI 1934 109 Zijn toon was niet erg vriendelijk. Tucker merkte dit en kleurde. „Werke lijk, Burton," zei hij koud, „wanneer er een misdaad of een diefstal in het spel is, dan is iemands advocaat toch wel de eerst aangewezen persoon om te weten wat er gedaan moet worden." „Heel goed mogelijk, maar ik zie niet in, waarom je er dat keukenmeisje in had moeten betrekken." „En ik zie niet in, waarom wij haar anders zouden moeten behandelen dan de rest van het personeel." „Het lijkt haast, Tucker, of je er pleizier in hebt, ieder oogenblik met haar te praten." „Het spijt me, dat ik het zeggen moet, maar ik denk precies hetzelfde van jou." „Ik vind, dat deze discussie nergens toe leidtwe moeten maar ophouden." „Een oogenblik," riep de ander, „mijn verhaal is nog niet ten einde. Toen dat jong, die Brindlebury, aan de beurt kwam, dien ik toch niet in het minste vertrouw, was zijn optreden zóó onbeschaamd en zijn weigering om mij be hoorlijk te antwoorden zóó opvallend.Afijn, om het maar kort temaken, je schoenenjongen, Burton, probeerde mij tegen den vloer te slaan en ik moest hem natuurlijk de kamer uitzetten. De toestand is zoo eenvoudig mogelijk. Ik moet je verzoeken, hem te ontslaan, of anders mijn wagen voor te laten komen om mij naar den trein te brengen." Er was een oogenblik stilte. Crane stak zeer bedachtzaam een sigaret op. Dan zei hij rustig „De jongen heeft zijn ontslag al. Ik denk, dat hij het huis al uit is. Wat het andere betreft den wagen laten voorkomen wil ik je natuurlijk ook van dienst zijn, als je er op staat." Tucker stond er niet op. „Integendeel," zei hij, „je hebt alles gedaan, wat ik kon verlangen méér nog, want je had je besluit betreffende den jongen blijkbaar al genomen, voor je mij in de zaak gehoord had." „Ja, je kunt je beslissingen niet altijd precies in overeenstemming met de deugd van rechtvaardigheid nemen," zei Crane. Voor Tucker kon informeeren, wat er eigenlijk met die vrij onaangename uitspraak bedoeld was, verscheen Smithfield in de deur om te zeggen, dat Jane-Ellen graag mijnheer Crane een oogenblikje zou spreken. Dit was het, wat Crane had zien aankomen. Nu zou zij haar ontslag vragen. Zijn boosheid tegen Tucker laaide weer op, maar schijnbaar kalm zei hij, dat Jane-Ellen binnen kon komen. Tucker stelde zonder het te meenen voor, dat hij weg zou gaan, maar zijn gastheer zei kortaf, dat hij kon blijven. Jane-Ellen kwam binnen. Het was heel goed te zien, dat zij de aanwezigheid van een derde onaange naam vond. Zij maakte een lichte buiging en wilde weer weggaan. „Ik zal wel terugkomen, wanneer u alleen is, mijnheer." „Nee," zei Crane, „alles wat je te zeggen hebt, kan mijnheer Tucker ook hooren." „Zeker, mijnheer." Maar haar stem klonk niet overtuigd. „Ik wilde u over Brindlebury spreken. Het spijt hem erg, dat het gebeurd is, mijnheer. Wanneer u er nog iets op kon vinden, om. „Nee, 't gaat niet," zei Crane. „Ik begrijp wel, mijnheer, dat zijn optreden van vanmorgen niet te verontschuldigen is, maar wan neer u misschien ook den anderen kant van dit gevalZij aarzelde. „Je wilt zeggen," onderbrak Burton, die nu erg onverschillig begon te worden voor de gevoelens van zijn medemenschen, „dat mijnheer Tucker zeer tartend is opgetreden. Ik geloof het graag, maar dat heeft er niets mee te maken." „Waarlijk, Burton," merkte zijn gast op, „mij dunkt, dat dit niet de manier is, waarop je over je gasten spreekt, vooral...." voegde hij er resoluut aan toe, „tegenover personeel." „Het lijkt me een goede gedachte, een enkelen keer de waarheid te spreken, zelfs tegen personeel, Solon," zei Crane. „Je bent irriteerend in je optreden, en geen mensch weet dat beter dan ik het de laat ste vijftien minuten heb geweten. Maar je vermogens om de menschen nijdig te maken, hebben niets met de zaak uit te staan, behalve theoretisch. De jongen moet weg. Ik wil, dat hij binnen een uur het huis uit is. Dat is de heele zaak, Jane-Ellen." „Maar, mijnheer, als hij er nu spijt van heeft." „Ik twijfel er aan, of hij er spijt van heeft." j „Waarom, mijnheer „Omdat ik er in zijn plaats vast geen spijt van gehad zou hebben, behalve wanneer ik misgeslagen had. Heeft hij dat „Ik ben erg vrijpostig, mijnheer, maar zou u hem nog niet een kansje willen geven Zij keek hem smeekend aan. „Drommels, wat heb jij toch met dien Brindlebury te maken, Jane-Ellen?" „Vertelde mijnheer Tucker u dat niet, mijnheér? Hij is een broer van me." Afrika is verrukt. „Nee, dat heeft hij me niet verteld. Wist je, dat hij een broer van Jane- Ellen is, Tucker „Brin vertelde het hem zelf, mijnheer," zei ze een beetje voorbarig. Tucker fronste het rechtsgeleerde voorhoofd. „Ja, ik geloof, dat hij iets van dien aard gezegd heeft. Ik moet toegeven, dat het feit mij niet bar interesseerde, en ik geloof ook niet, dat het iets met dit geval te maken heeft." Crane zweeg een oogenblik. Toen zei hij „Nee, dat is zoo. Hij moet eruit." En toen, Jane-Ellen recht aanziend, voegde hij er aan toe „Maar het spijt me, Jane-Ellen, dat ik niet aan je wenschen kan voldoen." Zij keek hem een oogenblik lief en eenvoudig aan en ging toen met een bedroefd gezicht de kamer uit. Tusschen Crane en zijn juridischen adviseur werd geen woord meer gewisseld. Crane ging naar buiten, nam een van zijn wagens en reed met groote snel heid den hoofdweg van het district langs. Twee trage muilezels en een paar voetgangers joeg hij een doodschrik aan. Langzamerhand bracht zijn snelle rit hem tot bedaren. Het begon hem hoe langer hoe meer te spijten, dat hij Jane-Ellen's ver zoek, om Brindlebury nog een kansje te geven, niet had ingewilligd, en hoe langer hoe meer kreeg hij de overtuiging, dat hij in Brindlebury's plaats het zelfde zou hebben gedaan. Den eersten den besten keer zou hij Tucker de heele vervelende historie eens goed inpeperen Pas tegen tafeltijd kwam hij weer thuis. Het diner was niet prettig, ofschoon Jane-Ellen's deel in de voorstelling niet minder volmaakt was dan gewoonlijk. Hij kon duidelijk merken, dat er een scène was geweest tusschen de twee dames. Cora's oogen waren beslist rood, en hoewel dat van mevrouw Falkener niet gezegd kon worden, was ze toch bleeker dan anders. Tucker was nog min of meer onder den indruk,

Tijdschriftenbank Zeeland

Ons Zeeland / Zeeuwsche editie | 1934 | | pagina 13