No. 4 VRIJDAG 22 JUNI 1934 't bureau ga vertellen, dat de Shaws ons een cadeau gestuurd hebben, terwijl ik nog moet informeeren naar hun adres. Dat zou geen mensch gelooven. Als ik dat kaartje niet met mijn eigen oogen zag, geloofde ik 't zelf ook niet." „Je kunt toch iri geen geval twijfelen aan de klok en het kaartje. Dat zijn feiten 1" antwoordde mevrouw Walton. Betty zal haar reden wel gehad hebben, om geen adres van den afzender op het kistje te zetten." Er schoot haar een gedachte door het hoofd, die licht gaf. „Misschien was ze wel bang, dat je 't cadeau zou willen terugsturen 1" „Dat zou kunnen, ja." „Maar ik weet zeker, dat we niet lang op een uitleg zullen hoeven wachten." „Ik begrijp niet, waarom 'n chauffeur dat kistje moest komen brengen," zei Walton. „Uit New York notabeneWaarom sturen ze 't niet met de post?" „Ik weet 'ti" En de oogen van mevrouw Walton schitterden om haar eigen schranderheid. „Het antwoord is zoo eenvoudig mogelijk. Betty is natuurlijk in Washington. Ze zal wel in een hotel in de stad zitten. De telefoon kan ieder oogenblik beginnen te bellen, en dan is 't Betty. Ze wou natuurlijk wachten, tot de chauffeur terug was, zoodat ze wist, dat het kistje was afge leverd." Maar hoe zij praatten en gisten, het bleef een vreemd raadsel, waarom hun de kostbare klok was gegeven. III De volgende week was mevrouw Walton 's morgens in de keuken aan 't afwasschen, toen haar man naar 't bureau ging zij ging niet met hem mee naar de voordeur, zooals zij gewend was, om afscheid te nemen en hem den heuvel te zien afdalen. Eerst een poos later kwam zij in de huiskamer, om te kijken, hoe laat het was. Zij keek naar den schoorsteenmantel en bleef stokstijf staan, met wijd open oogen van verbazing en niet-begrijpen. De klok was weg I Wat kon ermee gebeurd zijn Even stond ze versteld. Zou er een dief. Maar neen, dat was niet mogelijk, want de huiskamer was van de eetkamer gescheiden door een breeden boog met open gordijnen, die het doorzicht niet belemmerden. Toen zij hadden ontbeten, was de klok er nog. Er bleef maar één oplossing over Walton moest de klok meegenomen hebben. Maar waarom Zij kon geen logische verklaring vinden. Waarom had hij haar niet in ver trouwen genomen Dat was zij niet van hem gewend. En zij nam het hem kwalijk. Er was maar één manier, om een einde te maken aan haar bezorgdheid en nieuwsgierigheid ze kon zijn kantoor opbellen. Zij deed dat niet graag, want zij wist, dat zij hem niet makkelijk zou krijgen alleen op noodgevallen werd acht geslagen tijdens de werkuren. Maar het kon geen kwaad, het te probeeren Zij vroeg naar Walton, maar kreeg ten antwoord, dat zij hem onmogelijk kon spreken, omdat hij het te druk had. Zij was dus gedwongen, haar zenuwen te beheerschen en te wachten, tot hij thuiskwam. Toen het lunch-tijd was dien dag, ging Walton niet naar het nabije café, waar. hij gewoonlijk kwam. Hij sprong op een tram, die door de voornaamste winkelstraat liep, en stapte uit voor een groote juwelierszaak. Een bediende, die Glynn heette, kwam naar voren, om hem te helpen, en keek met een verveeld gezicht toe, terwijl de klant een slordig pak in bruin papier op de glazen toonbank zette. „Wat was er van uw dienst, meneer vroeg Glynn op zijn gewone toontje, terwijl Walton ploeterde, om het touw los te krijgen. „Eh.... ehbegon Walton, en het bloed drong in zijn wangen, „ik wou vragen.is meneer Winter er ook Meneer Winter was de eigenaar der zaak. „Nee, meneer. Meneer Winter is lunchen, hij komt het eerste uur niet terug." Walton aarzelde. Hij had gedacht, dat hij Winter te spreken zou krijgen. Maar hij kon niet wachten, tot die terugkwam, en hij had geen zin, onverrichter- zake weer weg te gaan. „Dat spijt me. Misschien kunt u me helpen," zei hij eindelijk. „Misschien wel," antwoordde Glynn beleefd, maar met een tikje sarcasme, waar Walton echter niets van merkte. Ook ontging hem de verstandhouding tusschen Glynn en een anderen bediende, dieper in den winkel een ver waande oogen-telegrafie, waarvan de vertaling zou luiden „Zoo'n halve gek 1" Glynn verloor echter zijn hooghartigheid, toen de klant eindelijk het stugge pakpapier verwijderd had en de klok op de toonbank had geplaatst. Zoozeer vergat hij zijn waardigheid, dat hij een blik van bewondering in zijn koude oogen toeliet en op een toon van respect vroeg „Mankeert er iets aan die klok „Nee.Maar er klonk iets twijfelachtigs in die ontkenning. Eigenlijk mankeerde er een heele massa aan, dacht hij. „Ik wou alleen even informeeren... eh eh.. „Ik ben graag tot uw dienst, meneer. Wat wou u weten Terwijl hij sprak, keek de bediende met aandacht naar de klok. „Wat kunt u me over dat ding vertellen stiet Walton uit. Glynn keek hem nieuwsgierig aan. Dat was een vraag, die nogal veel inhield, maar hij wist zijn weetje; ,,'t Is een pracht-exempiaar," antwoordde hij vlot. ,,'t Is een Durand, wat al genoeg zegt, zooals iedereen weet." „En hij is verguld, is 't niet „Verguld Glynn's lachje beduidde, dat hij wel beter wist. „Maar meneer een Durand-klok, zóó een verguld En hij keek Walton mede lijdend aan. ,,'t Is goud niets minder dan goud." „Dus 't is goud," zei Walton, bijna tot zichzelf. „Ik was er al bang voor!" Wordt yervolgd Üfi mó dooi Jiedetland. Het schoolreisje (bij Lanteren).

Tijdschriftenbank Zeeland

Ons Zeeland / Zeeuwsche editie | 1934 | | pagina 31