DOOR MARIE B. SCHRADER i mEwMI - &S& HUT DUR KORTE INHOUD VAN HET VOORAFGAANDE. Het echtpaar Walton krijgt op den verjaardag van zijn huwelijk een mooie klokeen kaartje van mevrouw Shaw is bij het pakje, doch de beide families leven in onmin, veroorzaakt door Walton's promotie, na een jarenlange vriendschap. Voor hetvermoeden.dat Shaw het cadeau als een teeken van verzoening heeft gestuurd, bestaat geen grond. Bij een juwelier verneemt Walton, dat 't een z.g. Durand-klok is. zuiver goud en zeer duur. De bediende deed geen poging om zijn verbazing te verhelen. Dit was een der zonderlingste gevallen, die hij in zijn practijk achter juwe lierstoonbanken had meegemaakt. Wie had ooit beleefd, dat iemand teleurgesteld was, als hij hoorde, dat een voorwerp van goud was, terwijl hij 't voor koper met een laagje verguldsel had aangezien s „Neemt u me niet kwalijk," zei hij, want zijn belangstelling was ontwaakt, „maar die klok is zeker niet van u „Ja zeker, hij is van mij," antwoordde Walton, met een zucht, onbewust van de ontevreden uitdrukking, die in zijn gelaat was gekomen maar den oplettenden Glynn was die niet ontgaan. „Hé," dacht de bediende, „wat mankeert dien man 't Lijkt wel, of hij 't land heeft, omdat hij die klok bezit. Ik wou, dat 't ding van mij was." „Hoeveel denkt u, dat die klok waard is?" vroeg Walton. Toen Glynn deze woorden gehoord had, kon hij zich over niets meer verbazen. „Weet u dat dan niet vroeg hij. „Nee. Ik heb 'm niet zelf gekocht 't is een cadeau." „O, jawel, 'n Heel aardig presentje Zoo'n klok zie je niet vaak behalve misschien in de buitenlandsche gezantschappen. Wie u dat cadeautje gegeven heeft, wéét wel iets van oude kunst, want 't is een prachtig stuk werk van Durand en heel kostbaar, 't Is vast en zeker achthonderd dollar waard, mis schien nog meer." „Achthonderd dollarriep Walton uit hij was blijkbaar geschrokken van het bedrag. „Zooveel heeft hij vast en zeker gekost en de prijzen gaan nog om hoog ze zullen intusschen wel niet goedkooper geworden zijn." „Denk ik ook niet," merkte Walton droogjes op. „Ik heb hem pas een week." „O ja Enfin, de menschen schijnen tegenwoordig liever oude dingen te geven dan nieuwe. Schijnt mode te worden. Maar deze klok is nog niet zoo heel oud. Ik zou zeggen, niet ouder dan twee jaar...." „Twee jaar oud Dat meent u niet'! Hij ziet er nog nieuw uit." „Dat komt, omdat er blijkbaar uitstekend voor gezorgd is maar wij zien allerlei kleine dingetjes, die een gewoon oog niet opmerkt." En hij wees naar eenige plaatsen, waar het goud er wat striemerig uitzag. Toen keek hij binnen in de klok. „Ik heb 't in geen geval mis gehad. Dat bewijst 't werk." „Hoeveel zou ik voor die klok krijgen, als ik 'm verkocht?" vroeg Walton opeens. „Aha, nu komt 't," dacht Glynn. „Daar wou hij heen. Ik dacht wel, dat hij ergens een aapje in zijn mouw had." „U kunt er zeker achthonderd dollar voor vragen," antwoordde hij, maar hij ging voort„Wij koopen nooit gebruikte klokken." „Ik was ook heelemaal niet van plan, hem u te koop aan te bieden," verzekerde Walton hem snel. „Ik wou alleen maar naar de waarde informeeren. U kunt u toch niet vergissen „Absoluut niet. Maar als u er af wilt, moet u er mee naar New York gaan. De millionnairs op de Vijfde Avenue hebben graag van die dure dingen. U hebt 'm zeker uit New York. „Dat zou kunnen." Walton bedankte Glynn voor zijn inlichtingen en wou de klok T\Jp. O weer in het bruine papier pakken, maar de bediende verzocht dringend, hem dien dienst te mogen bewijzen, want hij wou tijd winnen. Hij was nieuwsgierig, hoe de man heette, die zoo'n klok bezat. „En wie mag ik zeggen, dat er naar meneer Winter gevraagd heeft vroeg hij beleefd. Zoo kreeg hij het zekerste de gewenschte inlichting. „O, zegt u maar niet meer, dat ik er geweest ben," antwoordde Walton. „Ik weet nu alles, wat ik weten wou." IV Mevrouw Walton was ongerust, dat haar man de klok misschien zou verkoopen, maar werd weer kalm, toen zij hem dien middag den heuvel op zag komen, met een pak onder den arm. Hij groette haar als gewoonlijk en zette toen de klok op haar oude plaats op den schoorsteenmantel. Zwijgend luisterde zij, terwijl hij uitvoerig verslag gaf van zijn gesprek met Glynn. „Dus 't is goud 1" riep mevrouw Walton daarna uit. „Ik wist wel, dat hij niet nieuw was, maar ik heb er niets van gezegd, omdat ik bang was, dat je 't een beetje raar zou vinden, dat de Shaws ons iets tweedehandsch hadden gestuurd." Toen waagde zij het nog eens voor te stellen, dat hij den volgenden morgen naar zijn chef zou gaan om hem het heele geval uit te leggen en naar Shaw's adres te New York te informeeren. Zij hadden nu lang genoeg op bericht van Betty gewacht, vond zij, en zij was van meening, dat Betty allang geschre ven had, maar dat haar brief op de een of andere manier zoek was geraakt. Walton wees er haar echter op, dat het adres op het kistje volkomen juist was geweest. Hoe kon een brief dan zoekraken Hij beloofde echter, dat hij die week wel eens met zijn chef zou gaan spreken. Eenige dagen later echter namen de dingen een onverwachten keer door het bezoek van een heer, die den naam Edward Moore opgaf. Het meisje liet den bezoeker in de huiskamer en ging Moore's boodschap overbrengen, dat hij over zaken kwam spreken. De Waltons kenden geen van beiden een Edward Moore, maar Walton zag geen reden, om den man een onderhoud te weigeren. Deze vertelde al aanstonds, dat 'hij makelaar in huizen was en een paar perceelen had, die meneer Walton misschien zouden interesseeren. Walton antwoordde, dat hij voorloopig tevreden was met een huurhuis en geen geld in een huis wou steken, omdat zijn positie bij het gouvernement niet zoo zeker was, als het wel kon schijnen, en er best kans bestond, dat hij ineens uit Washington weg zou moeten. In zoo'n geval was een huis een blok aan 't been, en als 't weer verkocht moest worden, werd er waarschijnlijk op verloren. „Dus u denkt er over, om hier weg te gaan vroeg de bezoeker beleefd, en terwijl hij sprak, ging zijn blik de kamer rond, alsof hij den inhoud wilde taxeeren. „O, op 't oogenblik niet," antwoordde Walton, en hij voelde zich onrustig, al had hij met geen mogelijkheid kunnen zeggen waarom. Het was niets vreemd, dat iemand uit nieuwsgierigheid het meubilair van een kamer bekeek. „Een mensch weet alleen nooit, wat er gebeuren kan." De bezoeker zei vluchtig, dat dit zeer juist was. Intusschen was zijn aan dacht getrokken en'geboeid door de klok op den schoorsteenmantel. „Wat een mooie klok 1" zei hij met onverholen bewondering. „Zoo'n pracht-exemplaar hebt u zeker niet hier in de stad gekocht t tiT:

Tijdschriftenbank Zeeland

Ons Zeeland / Zeeuwsche editie | 1934 | | pagina 28