No. 5 VRIJDAG 29 JUNI 1934 157 kon maar op één manier uitvallen. Zacht deed de heer des huizes de deur open, met den indringer op zijn hielen. Het meisje was weg, maar mevrouw Walton hoorde hen rondloopen, en riep langs de trap naar beneden, of haar man iets zocht. „Ik laat meneer het huis even zien," verzekerde Walton haar, met zooveel kalmte in zijn stem, als hij veinzen kon. Toen trok hij de laden van het buffet open en toonde den glimmenden inhoud. „Nee, da's niets," verklaarde Moore met een minachtend gebaar, en in- tusschen ontging niets in de eetkamer zijn aandacht. Walton was bang, dat hij naar boven zou gaan. De man keerde echter naar de huiskamer terug en ging weer zitten. „U dacht zeker al, dat u van me af was, is 't niet?" vroeg Moore. „Zoo makkelijk gaat dat niet. Nu gaan we zaken doen." Walton keek bezorgd naar de trap. Wat moest Irene wel denken van die eindelooze visite? Waarom ging die kerel niet weg? Hij had de klok. Wat wou hij dan nog En de gedachte aan de honderd dollars in een lade van het bureau was niet aangenaam. Honderd dollars zijn honderd dollars „Lees dit maar eens," beval de bezoeker kortaf, en hij gaf hem een knipsel uit een New-Yorksche krant van den vorigen dag, met de kopregels: „De inbraak in Huize Sloane. Nog geen spoor van de daders." Het was het verslag van een inbraak in het huis van een millionnair op Long Island, een dag of tien te voren, die tot dan toe niet publiek was gemaakt, om het onderzoek der recherche te vergemakkelijken. „Nee, dat kunt u allemaal wel overslaan," zei Moore. „De hoofdzaak is de lijst van de gestolen goederen." Hij wees daarnaar. Eén artikel kwam griezelig naar voren voor Walton's verbaasden blik „Gouden klok, maker Durand. Cupido's met krans bloemen. Nummer 1142. Waarde 1000 dollar." Onwillekeurig keek Walton naar zijn eigen klok. „Hé, dat is er net zoo een als deze," merkte hij op. „Dat is 't zeker," gaf Moore toe. „Nu begrijpt u me toch zeker „Nee, heelemaal niet." ,,'t Is dezelfde klok." „Bespottelijk I" Walton was verontwaardigd. „Er zijn wel meer klokken van 't zelfde model." „Maar niet met 't zelfde nummer," viel Moore hem triomfantelijk in de rede. „Daar heb ik niet op gelet." „Hier staat 't. Kijk zelf maar." En Moore las het op „Elf tweeënveertig." Walton stond sprakeloos tegenover dit onmiskenbare feit. „Maar.... hoe kan dat?" zei hij eindelijk flauwtjes. „Draai er nu maar niet meer omheen. Je hebt je erg goed gehouden, maar daar schiet je niets mee op. Ik heb je alleen maar zoolang raak laten praten. Je hebt het gestolen artikel in je bezit dus ga maar gauw mee naar 't politie-bureau." „*t Politie-bureau I" stiet Walton uit. De bezoeker sloeg de lapel van zijn jas op en liet daardoor een penning zien. „Politieriep Walton. „Precies. Waar hield je me dèn voor „Voor een dief." Moore vertelde hem, dat de politie zijn naam en adres had gekregen in een anoniemen brief, dienzelfden morgen ontvangen, hoewel er al bericht over den diefstal zelf uit New-York was gekomen, toen die pas gebeurd was. „Dus," zoo besloot hij, „had je die klok jaren lang op je schoorsteenmantel kunnen hebben, als er geen vriendelijke vriend tusschen was gekomen." Walton besefte, dat hij hopeloos in de val zat, en verklaarde zich bereid alles te vertellen, wat hij wist. Hij verhaalde de geschiedenis van deldok, maar zweeg over zijn ruzie met Shaw. Moore scheen er niet veel van te gelooven. „Dus u beweert, dat die kist bezorgd is op den dag van dien sneeuwstorm was dat niet de twaalfde „Ja de verjaardag van ons huwelijk." Nijmegen en de tegenwoordige oever-verbinding. die vervangen zal worden door de Waalbrug (Circuline-foto). Het was een vleiende opmerking. Maar Walton was het praten over de klok beu. ledereen, die er naar keek, had er iets over te zeggen, en hij was niet van plan, aan de holle nieuwsgierigheid van dien onbekende te voldoen, dus drong hij de vraag handig weg door een vraag over huizen. Maar Moore scheen alle belangstelling voor de zaken van zijn beroep verloren te hebben. „Misschien wilt u die klok wel verkoopen," zei hij. „Ik geef er u acht honderd dollar voor ik heb het geld bij me." Dit vond Walton het toppunt van onbeschaamdheid. „Ik ben heelemaal niet van plan, die klok te verkoopen," antwoordde hij kalm maar stellig. Groot was dus zijn verbazing, toen de bezoeker, zonder permissie te vragen, de klok van den schoorsteenmantel nam en nauwlettend bekeek, blijkbaar tot zijn voldoening. Toen hij genoeg gekeken had, zette hij de klok op tafel. Walton nam het besluit, den man zoo gauw mogelijk de deur uit te werken. ,,'t Spijt me," zei hij, „maar ik heb over een paar minuten een afspraak, dus zult u me moeten excuseeren. Als u me uw kaartje wilt geven, zal ik om u denken, als ik ooit een huis mocht willen koopen." Hij stond op om Moore uit te laten. Deze maakte echter geen aanstalten, om op te staan. „Gaat u maar liever weer zitten, meneer Walton," zei hij koel. „Ik heb geen haast. En maakt u alstublieft geen opschudding. U wilt toch zeker uw vrouw niet zenuwachtig maken Er kwam nu argwaan in Walton op, en hij besloot, dat hij niet beter kon doen, dan toegeven. De dienstbode was al naar huis mevrouw Walton had achter de fluweelen gordijnen geluisterd naar het begin van het gesprek, dat blijkbaar over huizen ging, en was toen naar boven gegaan. „Ik moest haar maar niet ongerust maken, als't niet noodig is," dacht Walton, en hij ging weer zitten. „Zoo, nu kunnen we praten," zei Moore. „Ik ben bang, dat u een beetje te laat zult komen voor uw afspraak maar 't hangt heelemaal van u af." En hij stak zijn rechterhand in zijn jaszak. Walton begreep, dat hij daar een revolver had. „Wat wilt u van me vroeg Walton, zijn best doende, om zich te be- heerschen. „Die klok," antwoordde Moore, zonder de minste aarzeling. „O ja, daar hebt u me zooeven achthonderd dollar voor geboden, geloof ik," zei Walton met een onverschillige stem. „Houdt u nu maar op met die malligheid, meneer Walton." „Dus u hebt 't niet gemeend „Natuurlijk niet. Denkt u, dat ik geld geef voor iets, dat ik zóó mee kan nemen Eindelijk dus had hij zijn kaart open op tafel gelegd. „Goed, ga uw gang maar," antwoordde hij rustig. „Eigenlijk doet u me er een groot pleizier mee." „Ja, dat geloof ik!" En Moore grinnikte, terwijl hij de klok om en om draaide. „Weet u, dat 't goud is „Ja, ik weet, dat 't goud is. 't Zal mijn vrouw natuurlijk spijten, dat ze 't ding kwijt ismaar ik voor mij wou maar, dat ik 't nooit gezien had. Ik wil maar één ding vragenals ik u de klok laat meenemen, wilt u dan van de rest afblijven? De klok is 't kostbaarste, dat we bezitten." Moore liet zich echter zoo maar niet wegsturen, scheen het. „Dat ligt er maar aan, wat u verder nog hebt," antwoordde hij. „Zien is gelooven, ziet u." „Niet zoo hard," waarschuwde Walton. „Laat alstublieft mijn vrouw niet schrikken." „Hm. Mag ik het zilver even zien „Een oogenblikje," zei Walton. „Ik geloof, dat de meid weg is, maar ik zal even kijken." Misschien was hij van plan geweest, een wapen te zoeken, maar zijn tegenstander was op zijn hoede. „Probeer maar geen kunsten," zei hij. „Ik houd u in de gaten." Walton begreep, hoe hope'oos de toestand was. Moore was niet alleen gewapend, maar ook in grootte en kracht was hij Walton de baas 'n gevecht

Tijdschriftenbank Zeeland

Ons Zeeland / Zeeuwsche editie | 1934 | | pagina 29