No. 5
VRIJDAG 29 JUNI 1934
159
„En wilt u me wijsmaken, dat een chauffeur dat vrachtje den heuvel op
heeft gedragen, met zulk weer Hoe verklaart u dan, dat die vrienden in
New York het niet met de post gestuurd hebben
Walton deelde mee, wat zijn vrouw vermoed had dat mevrouw Shaw
dien dag is Washington was maar dat zij niets van haar gehoord hadden.
„Ook geen brief
Walton moest erkennen, dat hij niets ontvangen had. In antwoord op de
vraag, wanneer zij 't laatst van de Shaws gehoord hadden, zei hij ontwijkend
„Een poosje geleden."
Hoe meer hij trachtte, zichzelf uit den strik te werken, hoe meer hij er in
verward raakte. Eindelijk klaarde zijn gezicht op hij dacht aan het kaartje
en haalde het te voorschijn.
„Dat bewijst niets," zei de detective, het hoofd schuddend. „Dat kunt
u al wel een jaar in huis hebben." Toen vroeg hij, of hij mevrouw Walton
even mocht zien.
Irene kwam lachend naar beneden, toen zij haar man had hooren roepen,
maar haar gelaatsuitdrukking ging over in verbazing, toen zij het sombere en
het strenge gezicht der beide mannen zag.
Walton deelde haar snel mede, dat de bezoeker gekomen was, om een
paar inlichtingen over de klok te vragen.
Moore stelde een heele reeks vragen, maar aan het einde wantrouwde
hij Walton nog even erg. Man en vrouw hadden klaarblijkelijk vooraf een
verhaaltje verzonnen. Maar de detective had een zwak voor knappe gezichtjes,
en hij toonde medelijden met het verdriet van mevrouw Walton.
„Er is maar één manier, om afdoend te bewijzen, dat u niet bij den dief
stal betrokken bent geweest," zei hij tot Walton. „Dat is een alibi. Waar was
u den achtsten van deze maand
„Thuis natuurlijk," antwoordde mevrouw Walton snel.
Haar man bevestigde deze bewering echter niet zoo gauw. „Den acht
sten.den achtsten.Opeens zweeg hij, en keek verlegen op. „Ja, dat
was de Woensdag vóór den sneeuwstorm. Toen toen was ik in New York,"
bekende hij, hoewel hij besefte, hoezeer hij zich
zelf bezwaarde.
„Dus u was in New York op den dag van de
inbraak. Zoo zoo." Moore deed geen moeite, om
zijn tevredenheid te verhelen. Eindelijk begon hij
iéts te bereiken. En hij wees naar het artikel uit
de krant. „Hier staat 't zwart op wit Woensdag
de achtste."
Walton vertelde haastig, dat hij naar New
York was gegaan, om zijn zuster te ontmoeten,
die den vorigen dag in de hoofdstad was aange
komen en naar Europa vertrekken zou. Hij had
den tijd vóór haar vertrek in een hotel doorge
bracht, waar hij zijn naam in het register had
geschreven. Toen hij haar uitgeleide had gedaan,
was hij de stad wat gaan kijken, en 's avonds was
hij in een schouwburg geweest, en daarna had hij
den trein van middernacht naar Washington
genomen.
Toen hem gevraagd werd, welke vrienden hij
in New York gesproken had, kon hij niemand
noemen.
„Wat Hebt u zelfs de Shaws niet gezegd,
dat u in de stad was vroeg Moore. „Dan hebt u
geen alibi zelfs geen eigengemaakt, 't Spijt
me," en zijn stem werd stugger, „maar u zult
met me mee moeten, meneer Walton. Ik heb u
kans genoeg gegeven, om uzelf vrij te pleiten,
maar dat schijnt niet mogelijk te zijn. Als u ten
minste de Shaws nog gesproken hadIk vind
't erg vreemd, dat u zelfs de menschen, die u
zoo'n duur cadeau gegeven zouden hebben, niet
eens even hebt opgebeld."
„Die beroerde Shaws 1" viel Walton uit, met
een van woede vertrokken gezicht, ,,'t Is allemaal
hun schuld. Wat heb ik je gezegd, Irene Heb ik
je niet direct gezegd, dat er iets anders achter
die lievigheid zat Nu begrijp ik het. 't Is een
valstrik, een complot."
„Zoo praten ze allemaal, als ze gepakt wor
den," zei Moore. „Maar u komt er geen steek ver
der mee. En ik kan nu geen tijd meer verspillen.
Gaat u maar mee."
Mevrouw Walton schreide, toen haar man
haar goedendag kuste.
„Had je 't hem niet verteld over de Shaws,
schat
„Nee."
„Dat kan hij op 't politie-bureau doen."
Moore verloor zijn geduld. Hij nam de klok onder
zijn arm en ging naar de deur.
„Eén oogenblikje 1" beval mevrouw Walton.
„Ik eisch, dat u boven alles nazoekt er kan nog
wel iets anders zijn, dat we gestolen hebben."
Moore zocht, maar hij vond niets.
V.
Inspecteur Bentley, die dien avond dienst
had op het bureau, luisterde met een onbewogen
ambtelijk gezicht naar Moore's verslag aangaande zijn visite bij Walton.
Daarna hield de verdachte een opgewonden toespraak tot zijn eigen verde
diging, waarin hij bijzonderheden gaf over zijn vriendschap met Shaw en het
einde daarvan.
„Een vreemde geschiedenis," merkte de luitenant op. „Die uitdrukking
van Shaw, over een klok die twaalf slaat, en het sturen van zoo'n klok, lijkt
me te aardig uitkomen, om over 't hoofd te worden gezien." En hij bestudeerde
met aandacht Walton's gelaat.
Van het begin af had hij zich getroffen gevoeld door de woorden en de
houding van den verdachte, en hij had in den ernst van zijn woorden geloofd,
ofschoon er aanwijzingen in de tegenovergestelde richting waren. Een uitge
breide ondervinding in politie-dienst had hem geleerd, dat vijandschap tus-
schen gewezen vrienden inderdaad kon leiden tot de eigenaardigste methodes,
om wraak te nemen.
Volgens zijn inzicht deed het er niet veel toe, dat er al eenige maanden
verloopen waren sinds de breuk. Alles hing af van het karakter van een wraak
zuchtig persoon. Gewoonlijk kwamen zulke wandaden voort uit een veel
mindere grief, dan er hier in het spel was jaloezie om een promotie. Er waren
voor veel minder wel halzen afgesneden.
,,'t Kan best van belang zijn, wat meneer Walton ons verteld heeft,"
ging Bentley voort, ,,'t Is in ieder geval wel waard, dat we er eens onderzoek
naar doen. 't Pleit alvast voor hem, dat geen der andere gestolen voorwerpen
in zijn bezit is gevonden. We hebben de klok en daar was 't u om te doen,
sergeant. En meneer Walton kan niet makkelijk wegkomen, zonder dat
we 't weten daar zult u wel voor zorgen."
Moore antwoordde met een hoofdknik.
„Ik denk er niet over om te vluchten," zei Walton met een droog glim
lachje. „Ik wil de zaak doorzetten tot het einde."
(Wordt vervolgd)
De paalbewoner (langs den rijks
ZwolleNunspeet).