m Bij deze vraag gaf Jane-Ellén, die naast de kast stond, de deur een licht duwtje, zoodat zij plotseling met een luiden, zwaren slag dichtviel, vlak voor mevrouw Falkener's neus. De dame wendde zich naar Burton. „Burton," zei ze met al het vertoon van majesteit, waartoe zij een enkele maal in staat was, „*ik laat het aan jou over te beslissen, of dat onhebbelijke meisje het met opzet heeft gedaan of niét." En met die woorden ruischte zij plechtstatig de trap op, als een godin, die naar de toppen van den Olympus terugkeert. „Kijk eens hier, Jane-Ellen," zei Crane, „nu ben je toch te ver gegaan." „Maar, mijnheer," zei de schuldige op haar oude manier, „u denkt toch niet, dat het mijn schuld was „Jammer, dat ik juist naar je handen keek en alles zag Jane-Ellen probeerde een andere tactiek. „Nu goed," zei ze, „u had zeker willen hebben, dat zij over die kip door ging „Ik voel er niets voor, dat de neus van een van mijn gasten gehalveerd wordt." „Het is ook zoo'n lange neus," zei de jongedame onbewogen. „Jane-Ellen, ik ben zeer ontstemd Het meisje kreeg een nieuw idee. Zij haalde een heel klein zakdoekje uit haar zak en vouwde het open. „Ja, mijnheer, ik weet wel, dat ik mijn plaats heelemaal vergeten ben, maar het is ook zoo hard voor een arm meisje den eenen dag behandelt u haar als een keizerin en den volgenden dag alsof zij niets dan slijk onder uw voeten is." Zij drukte haar zakdoekje tegen haar oogen. „Jane-Ellen, je weet best, dat ik je zóó nooit behandeld heb." „'Gisteravond nog," zei zij klagend, „heeft u mij op de kamer van mijn broer 'n standje gemaakt, dat ik niet eerlijk was, en nu den eersten keer, dat ik iets eerlijks doe gaat u tegen mij te keer als een leeuw." Op dat oogènblik greep Crane haar handen en trok het zakdoekje voor haar gezicht weg. Zijn vermoeden werd bevestigd. Zij stond te lachen „Jane-Ellen, wat een afschuwelijke bedriegster ben je 1" zei hij heel ernstig. „Nee, mijnheer," antwoordde Jane-Ellen, vlug het nu overbodige zak doekje opbergend. „Een bedriegster ben ik niet. Dit is mijn manier om wat schik te hebben en ik geloof soms, dat anderen 't ook wel aardig vinden." „Denk je soms, dat mevrouw Falkener het leuk vindt „Ik dacht niet aan mevrouw Falkener," zei Jane-Ellen met glinsterende oogen. „Burton riep de dame in kwestie van boven aan de trap. Crane en het meisje gingen onwillekeurig wat dichter bij elkaar staan. „Denk je, dat ze ons gehoord heeft vroeg hij. „Zij is er best toe in staat ons af te luisteren." Crane glimlachte. „Ik heb heel wat aangehaald, toen ik je vroeg, eerlijk te zijn." „Burton riep de stem. „Genadige hemelzei Crane zacht. „Ze schreeuwt als de dienstmaagd van Julia Het meisje lachte. „Maar u moet wat vlugger zijn dan Julia was!" „Wat weet jij van Shakespeare, Jane-Ellen ,,De bioscopen zijn voor de lagere standen van groote opvoedende kracht, mijnheer." Hij ging naar de trap, maar keerde zich nog eens om „Dag, Jane-Ellen." Zij declameerde „Denkt gij, dat wij ooit elkaar nog ontmoeten en toen scheen zelfs zij in te zien, dat ze iets heel onver standigs had gezegd en ze holde naar de keuken terug. Crane liep naar boven, héél langzaam, want hij trachtte zich de verzen te herinneren, die op Julia's vraag volgen, toen hij eensklaps de voeten van mevrouw Falkener voor zich geposteerd zag, die daar boven op de trap stond, en vervolgens de heele statige figuur van die dame. Hij trachtte zichzelf meester te worden. „Gelooft u heusch, dat het meisje met opzet die deur dicht heeft laten vallen vroeg hij, of dit de moeilijk heid was, die hij zoo ernstig overwogen had. „Ik ben er volkomen zeker van." Hij schudde zijn hoofd. „Het komt mij bijna ongeloofelijk voor," zei hij, vlug KORTE INHOUD VAN HET VOORAFGAANDE. De vrijgezel Crane hnurt het land goed Revelly. Hij betrekt het met eenige vrienden, mevrouw Falkener, haar dochter en den advocaat Solon Tucker. Met behulp van den makelaar neemt hij een butler, een keukenmeisjeeen kamermeisje en een schoenpoetser. De eerste heet Smithfield. het tweede Jane-Ellen, het derde Lily en de vierde Brindle- bury. De logé's nemen aanstonds een vijandige houding aan tegen over het personeel, dat niet al te bescheiden optreedt. Tucker gaat belangstellen in Jane-Ellen Crane is niet onverschillig voor 't keuken meisje, maar moet zijn aandacht be steden aan Cora Falkener De moei lijkheden met het personeel worden ieder en dag grooter. Brindlebury wordt weggestuurd, maar de sym pathie van Crane voor Jane-Ellen groeit. de hal doorloopend naar den salon, waar zij Tucker en miss ]\Jq 8 Falkener aantroffen. „Integendeel," antwoordde de dame, „het lijkt me volmaakt in over eenstemming met het heele gedrag van dit eigenaardige meisje." Zij waren nu gaan zitten, en mevrouw Falkener begon terstond het uit gebreide gehoor op het verhaal van haar wederwaardigheden te onthalen. „Je weet, Tucker, en jij ook, Cora, hoe ik soepel tegen personeel weet op te treden. Ik moet eerlijk zeggen en iedereen zal 't toegeven, dat mijn personeel mij op de handen draagt. Ze aanbidden me, niet, Cora? Geen wonder! Ik zorg, dat zij het prettig hebben. Zij hebben hun eigen badkamer en een zitkamer, die veel mooier is, dan ik ooit als jong meisje had. Maar daarvoor eisch ik dan ook eerbied, absoluten eerbied. En wanneer ik in een ijskast kijk om die op Burton's speciaal verzoek te onderzoeken en je moet je laten welgevallen, dat zoo'n kleine feeks die vlak voor je gezicht dichtsmijt, dat mijn neus bijna was geraakt dat noem ik dit verschrikkelijk Tucker luisterde oplettend en zat met zijn lorgnet op de palm van zijn linkerhand te tikken. Toen vroeg hij „En wat heb je daarna gedaan, Burton Crane was naar de boekenkast geloopen en had er een deel Shakespeare uitgehaald. Hij was er zóó in verdiept, dat Tucker de vraag moest herhalen. Hij las het volgende Julia: Denkt gij, dat wij ooit elkaar nog ontmoeten? Romeo Ik geloof het stellig Al de smart zal dienen Tot vreugdevol gesprek in beter dagen 1) Hij keek op en trachtte tevergeefs een glimlach te onderdrukken. „Wat bedoel je, Tuck „Wat deed je, toen dat keukenmeisje mevrouw Falkenor beleedigd had Crane zette het boek weer op zijn plaats en liep naar het venster. „Wel," zei hij, „ik bleef een oogenblikje beneden.. „Een oogenblikje zei mevrouw Falkener met een geluid, dat bij iemand met minder zelfbeheersching een woest gesnuif zou geworden zijn. Op dat oogenblik werd Crane's aandacht getrokken door een kleine gestalte, die hij in 't park zag loopen, en hij besloot het gesprek een andere richting te geven. „Hé, kijk eens riep hij uit. „Kom eens hier Daar gaat ons kamer meisje uit wandelen. Ziet zij er niet verbazend netjes uit?" De afleiding was van krachtiger uitwerking dan hij bedoeld had. Mevrouw Falkener kwam voor het venster en stootte op hetzelfde moment een door dringend geschreeuw uit. „Dat mormel draagt Cora's besten hoed „Nee toch?" zei Crane, maar het kwam hem voor, dat hij den hoed al eens eerder gezien had. „Ja zeker, het is zoo ging mevrouw Falkener opgewonden door. „Roep haar direct terugSolon, doe iets Roep dat mensch 1" Toen dit beroep op Tucker gedaan werd, wierp hij 't venster open en met een hoogst loffelijk stern-volume brulde hij „Lily Het meisje schrikte en keerde om. Hij wenkte be velend. Zij kwam dichterbij. „Kom dadelijk hier!" riep hij streng. Mevrouw Falkener zonk in haar stoel. „Dit is waarlijk te veel zei ze, zenuwachtig met haar handen bewegend. „Zelfs jij, Burton, zult moeten toegeven, dat dit te veel is. Spreek jij voor mij, Solon." „Zeg u niet zelfs jij, mevrouw Falkener," ant woordde Burton, „alsof het mij onverschillig zou laten, wanneer het verblijf hier niet prettig voor u is." „Wind u niet zoo op, moeder," zei Cora. „Wie weet, is 't misschien geeneens mijn hoed. Lily kan hem wel nagemaakt hebben." Mevrouw Falkener schudde het hoofd. „Een Parijsch model zou ik overal herkennen," zei ze. Toen kwam Lily de kamer binnen, en haar gezicht stond heelemaal niet vroolijk. „Ik had van Smithfield verlof, uit te gaan," begon ze uitdagend. „Smithfield heeft mij er op uitgestuurd om een plaatsvervanger voor Brindlebury te vinden." „Dat was ook niet de reden, waarom wij je riepen," zei Crane. 1) Uit Shakespeare's drama „Romeo en Julia". DOOR ALICE DUER MILLER

Tijdschriftenbank Zeeland

Ons Zeeland / Zeeuwsche editie | 1934 | | pagina 12