I No. 6 VRIJDAG 6 JULI 1934 173 Hongaarsch binnenhuisje. „Wat is er dan „De zaak is," zei mevrouw Falkener, toen zij merkte, dat Crane aarzelde, „dat je een hoed van mijn dochter draagt." „Een hoed van uw dochter?" zei Lily minachtend. „Niets van aan!" Mevrouw Falkener keerde zich tot Tucker. „Dat is onuitstaanbaar! Dat kan ik niet langer verdragenschreeuwde zij. „Zoo'n meisje te zien met Cora's hoed op dien ik zelf uitgekozen heb en waar ik op een specialen verkoop vijfenveertig dollar voor betaald hebnog goedkoop voor een Parijsch model en haar dan te hooren beweren, dat ik den hoed niet op het eerste gezicht zou herkennen I" „Cora," zei Crane, „is die hoed van jou „Ja, 't spijt me, maar ik zou zeggen, dat hij 't is," zei Cora met tegenzin. „Lily, kun je hier een verklaring van geven?" vroeg hij. „Geen enkele," antwoordde het kamermeisje met een gezicht van wit graniet. „Cora," zei Crane, „heb je misschien het een of ander gezegd, dat haar in den waan kon brengen, dat je haar dien hoed cadeau wilde doen Miss Falkener glimlachte. „Nee," zei ze, „moeder zou zoo'n buitensporige vrijgevigheid niet goed keuren." „Dan, Lily," zei Burton, „moet je den hoed direct afzetten en hem aan miss Falkener teruggeven verder kun je je zaakjes gaan inpakken en zorgen, dat je binnen een uur het huis uit bent." „Je moet haar bagage onderzoeken," merkte Tucker op. „Den hoed teruggeven zei mevrouw Falkener. „Dat dient nergens toe. Meen je, dat ik Cora zou toestaan, hem weer te dragen, nadat dit meisje hem op heeft gehad Zij kan hem nu wel houden." „Dat zal ik ook," antwoordde Lily. „Hij is van mij." De beslistheid, waarmee het meisje sprak, maakte op Crane meer indruk dan op de anderen, hoewel zelfs hij geen middel voor haar zag om uit deze moeilijkheden te komen. Hij belde en toen Smithfield verscheen, zei hij „Smithfield, ik heb Lily haar ontslag gegeven. Wij zagen haar uitgaan met een hoed van miss Falkener op." „Maar dat is een vergissing, mijnheer," zei Smithfield. „Die hoed is werke lijk niet van miss Falkener. Zeg, Lily, je bent dat zeker wel uitgelegd „Ik heb niet het minste idee, tegen hen te praten," antwoordde Lily. „Maar dat is geen manier om je meerderen toe te spreken, meisje," riep Smithfield. „Dit is de verklaring, mijnheer. Voor zoover ik het begrijp, expor teeren die Fransche firma's verschillende exemplaren van hetzelfde model en deze werd Lily door een vriendin, mevrouw Crosslett-Billington, gegeven. Om het precies te vertellen, mijnheer, ze kreeg hem ten geschenke, omdat die dame meende, dat hij haar wat te jong stond en ik moet zeggen, dat dat ook zoo was, daar mevrouw zestig jaar is, hoewel zij er hoogstens ais vijfen veertig uitziet. Dien avond nu, toen de dames hier kwamen, mijnheer, vertelde Lily in de keuken, nadat zij de koffers had leeggepakt, dat miss Falkener precies zoo'n hoed had als die van haar. Wij hebben haar toen allemaal aange raden, onder die omstandigheden den hoed gedurende het verblijf van de dames niet te dragen. Dat was gepaster en eerbiediger. Zij beloofde het, maar hemeltje-lief, mijnheer als meisjes aardige dingen hebben, dan dragen zij ze ook graag. En dat zal, denk ik, de reden zijn, waarom zij den hoed, ondanks onze waarschuwingen, toch opgezet heeft. Ik geloof zeker, dat het haar erg spijt, mijnheer." „Nee," zei Lily. „Ik ben er heel blij om." „Kalm een beetje," zei Smithfield, „dat is geen behoorlijk antwoord." j'cora," zei Crane, „zou je even naar boven willen gaan, om te zien, of de hoed er is Cora stemde toe en verliet de kamer. Er heerschte volmaakte stilte, tot zij terugkwam, in haar hand droeg zij een hoed, precies het evenbeeld van het exemplaar, dat het kamermeisje op haar hoofd droeg. Zij keken elkaar aan. Lily's triomf was compleet. „Lily," zei Crane, „het schijnt, dat wij je onze excuses aan moeten bieden, en ik'doe het heel graag; maar "ik moet zeggen, dat als je ook maar een klein beetje beleefder was geweest, de heele vergissing vlugger en prettiger opgehelderd zou zijn." „Ik vind het een schandaal," merkte me vrouw Falkener op, „dat de eerste de beste be diende een hoed bezit, die behalve op een specialen verkoop zeker een zestig of zeventig dollars heeft gekost." „En nu zal ik u eens vertellen, wat ik een schandaal noem," zei Lily en haar slepend zuidelijk accent klonk vrij krachtig. „En dat is, dat vrouwen als u, die zich dames noemen, maar naar eigen goeddunken hun personeel kunnen beleedigen en vernederen „Houd je mond, Lily", zei Smithfield, maar zij sloeg er geen acht op. „Nee," zei ze, „er is geen mensch, die weet, wat ik van die oude, 'onbeschaamde tang heb moeten verkroppen, en ik zal u er nu eens precies van zeggen, wat ik denk „O nee, Lilly," zei Crane droogjes en hij pakte haar bij den arm, „Dat zul je werke lijk niet doen. Wij vinden het gebeurde alle maal heel jammer, maar wij kunnen je niet toestaan, op die manier door te gaan." „Maar, mijnheer Crane," zei Lily, ;,u heeft er geen idee van, wat een verschrikkelijk mensch zij is. Niemand, die haar niet iederen avond het haar heeft moeten verzorgen, weet dat. Tusschen Smithfield en Crane werd zij de kamer uitgeloodst. Alleen in de gang, overlegde Crane met zijn butler. „Zij moet vertrekken, Smithfield. Wat drommel, waarom kon zij haar mond niet houden 't Spijt mij werkelijk voor het kind." „Wat moeten wij nu beginnen, mijnheer?" riep Smithfield uit. „Jane-Ellen en ik kunnen het huis niet alléén bijhouden." „Natuurlijk niet, natuurlijk niet," ant woordde Burton. „Je moet er 'n paar menschen bij hebben. Neem er zooveel, als je noodig vindt negers, blanken of Indianen maar neem in 's hemelsnaam van het soort, dat met mevrouw Falkener kan opschieten." Smithfield keek bedenkelijk. „Het zal moeilijk zijn, mijnheer, dit soort te vinden neemt u mij niet kwalijk." „Laten wij dit afspreken," zei Crane. „Je belt mijnheer Eliot op en zegt, dat wij allemaal graag van zijn uitnoodiging voor de lunch ge bruik maken, als hij ons nog hebben kan, ten minste. Dan heb jij den tijd om eens rond te kijken. Tegen morgen zul je, denk ik, wel iets kunnen hebben." Hij wachtte op Eliot's antwoord, voor hij naar den salon terugkeerde, waar Tucker en mevrouw Falkener, naar. hij zag, een lang en genoeglijk gesprek hadden gehad over alle

Tijdschriftenbank Zeeland

Ons Zeeland / Zeeuwsche editie | 1934 | | pagina 13