No 6 VRIJDAG 6 JULI 1934 181 Jo fug Ofi tetó dun Jtedoiland. Het centrum van Utrecht. moordenaarzijn spoor werd gevolgd door den wreker van zijn slacht offer daarachter haastte zich de man der wet, om zijn plicht te doen en het „oog om oog, tand om tand" te verijdelen. Men besprak de kansen, en sloot weddenschappen. Aan het einde dier vijf weken kwam het einde van dit bedrijf. In de bosschen van Corbulean, een kleine houthakkers nederzetting, gelegen aan de rivier, waar deze groo- te stroomversnellingen vormde, haalde Pierre den moordënaar in. De ijzersterke reus bezat een grooter uithoudingsver mogen dan Marcellin en de politieman. Het stelde hem in staat om bijna onafgebroken, dag en nacht, de achtervolging voort te zetten. Met één slag van zijn scheermes-scherpe bijl velde Pierre den moor denaar van zijn zuster. inspireerde. Zijn spieren zwollen onder de kracht van iederen slag. Als door tooverij verbreedde en verdiepte zich de kloof. Tsjok 1 Tsjok Tsjok Minuten gingen voorbij. Minuten van ontzettende spanning. Morand hoorde rond zich menschen kuchen en hijgen naar adem. Zelf vocht hij om adem. „Hemel," vroeg hij zich af, „hoe houdt de man het uit De regelmaat van het tsjok tsjok der bijl verminderde geen moment. De hitte werd haast ondraaglijk. Het zweet stroomde langs Pierre's breeden rug. Duidelijk hoorde Morand het fluiten van zijn adem. Honderd meter verder vloog een hooge boom in vlammen. Een brandend takje vloog door de lucht en viel op een der schouders van Pierre. Hij merkte het niet als razend werkte hij door. Haast met een snik sloeg de politieman het takje weg. De reuk van schroeiend vleesch verspreidde zich. „Prachtkerel 1" mompelde Morand. „Pracht kerel Hitte 1 VlammenDicht genaderd. Een paar vrouwen waren flauw gevallen. Maar onverminderd rees en daalde de groote bijl. Tsjok I Tsjok 1 Tsjok Toen kraken Een rilling liep door den hoogen boom. Angstige oogen begonnen de slagen te tellen. Nog eens zonk de bijl diep. Daar Daar 1 De top boog! Dieper! De boom ging vallen. Toen, toen eerst, liet Pierre zijn wapen rusten. Hij trad terzijde en richtte het hoofd op. In een enkelen, vollen, diepen kreet galmde hij zijn over winning de loeiende vlammen tegemoet „Houout Nauwelijks was de boom gevallen hij reikte ver over den anderen oever of Morand gaf aan wijzingen voor een geregelden overtocht. Eerst vrouwen en kinderen, daarna de mannen. Morand was de laatste. Zoo werden de kolonisten van Carbulean van den vuurdood gered. Midden op de geïmproviseerde brug keerde korporaal Morand zich om. Hij had niet meer gedacht om den grooten, eenvoudigen man, die meer dan menschelijk voor hun redding had gewerkt. Hij zag juist, dat Pierre langzaam op den grond viel, niet ongelijk aan den boom, dien hij zooeven geveld had. Over zijn van pijn ver wrongen gezicht gleed opeens een glimlach een trek van diepen vrede zette zich op zijn gelaat terwijl zijn simpele ziel de oneindigheid binnenging Bóven óf beneden de watervallen, buiten het plaatsje, Rón men rtié't meer komen daar reikte Bét woud tot de oevers, en brandden de boomen reeds. Morand liep terug doodsbleek. „Als ratten in een val," mompelde hij. „En er zijn vrouwen en kinderen." Hij haalde een sleutel uit zijn zak en ontsloot de boeien. „Dit kan het einde voor ons allen zijn, Pierre," zei hij ernstig. „Op zijn best zal het zijn ieder voor zich. Hier mag de wet geen rechten meer hebben." Pierre, de Bijlman, wreef zijn bevrijde armen en stak een groote hand uit. „Mijn bijl, mijnheer," vroeg hij rustig. „Vlug ik zal de watervallen overbruggen." „WatOnmogelijk, man „Nee, niet onmogelijk. De groote den, mijnheer. Die reikt tot den anderen oever. Ik zal hem kappen." Morand keek waar Pierre wees. De boom een reusachtig hooge den stond dicht aan den rivierkant. In den rooden vuurgloed zag hij, hoe hoog de boom was, waar pas de eerste takken uit den stam liepen. „Hij is lang genoeg maar je hebt er geen tijd voor, Pierre. De boom is een meter in middellijn en de vlammen zijn binnen een kwartier hier." „Hindert niet, mijnheer. Ik ben toch Pierre, de Bijlman. Dat weet het heele district. Kom, mijn bijl, of door uw schuld zullen al die vrouwen en kinderen verbranden." Als een verdoofde stak Morand hem de bijl toe. Pierre snelde naar den boom en mat hem, geholpen door zijn merkwaardig instinct, nauwkeurig voor de richting van het vallen. Zijn jas en hemd scheurde hij zich van het lichaam, toen klonk het eerste tsjok van de vallende bijl scherp door het doffe geloei der nade rende vlammen heen. Dicht opeen gedrongen stonden mannen, vrou wen en kinderen er bij. Lichte hoop kroop door hun wanhoop. Sommigen praatten onsamenhan gend, anderen staarden zwijgend naar de vlam men, die van boom tot boom al dichter naderden dan naar Pierre. Velen waren op de knieën ge vallen en baden luid. Korporaal Morand, den breeden rand van zijn hoed dicht naar beneden getrokken, om zich het gezicht tegen de hitte te beschutten, keek naar Pierre en berekende hun kansen. Een groote witte kloof gaapte'reeds in de zijde van den boom. De reus, naakt tot het middel, werkte als een ge- Duparc, de winkelier van Corbulean, die aan de buitenzijde van het stadje woonde, sliep slecht. Dat was de oorzaak, dat hij oogenblikkelijk wakker schoot, toen door het open raam van zijn slaapkamer dikke rookwolken naar binnen waaiden. De wind kwam opzetten en huilde rond het blok huis, terwijl in de verte een toenemend geloei duide lijk hoorbaar was. Een enkele blik op de rookwolken en op den rooden cirkelgloed, welke het stadje insloot, openbaarde hem het vreeselijke. De groot ste ramp, die deze gewesten kan treffen, had plaats boschbrand. Geen tien seconden later klonken zijn alarmkreten tusschen de huizen van het slapende Corbulean. Weer nauwelijks een minuut later waren de straten gevuld door de bewoners. Mannen schreeuw den luid en vruchteloos. Gillende vrouwen, sleurden half-gekleede kinderen en schreiende babies ja waarheen? Behalve door de rivier, werd de nederzetting aan alle zijden dicht omringd door wouden. En in alle richtingen brandde het Ontsnappen was eenvoudig onmogelijk. De rade- looze kolonisten zagen weerloos den vreeselijksten dood voor oogen. Aan den vuurgloed en de vlammen was te zien, dat het vuur den boschrand, die Corbulean omsloot, reeds dicht naderde. Plotseling doken uit den rook aan dien boschrand twee mannen op. De een, de voorste, was een reus van een man, met geweldig breede schouders, wiens handen door stalen boeien op zijn rug werden bijeengehouden. Achter hem kwam een geüniformde figuur van een korporaal der Canadeesche Bereden Politie in de eene hand een geweer, in de andere een groote houthakkersbijl, waarvan het staal besmeurd was met gedroogde bloedvlekken. Kor poraal Morand had zijn taak volbracht, even zeker als Pierre de Bijlman de zijne had uitgevoerd De Bijlman haalde diep adem en staarde zwij gend naar den naderenden vuurgloed. Morand, gewend autoritair op te treden, stoof op een groep mannen toe. „Wat blijven jullie daar staan, idioten 1" barstte hij los. „Breng de vrouwen en kinderen over de rivier, vóór het te laat is 1" „Over de rivier over de rivier" de lach van een der mannen klonk als die van 'n krankzinnige „jij bent de idioot, korporaal 1 Wien is het ooit gelukt de- watervallen van Corbulean over te steken Morand liep tot den oever van de rivier en blikte neer op den kokenden, schuimenden chaos der wa tervallen. Hij verwenschte den eersten kolonist, die zich op zoo'n allerongelukkigste plek gevestigd had.

Tijdschriftenbank Zeeland

Ons Zeeland / Zeeuwsche editie | 1934 | | pagina 21