VINGERVLUGHI
186
VRIJDAG 6 JULI 1934
No. 6
Uzult opmerken," zei de goochelaar, die was
uitgenoodigd om de gasten.te vermaken, ,,dat
ik alleen mijn handen gebruik. Daar doe, ik
alles mee. Het kost mij slechts een gebaar."
„Ik betrap u nog wel," zei het zoontje van den
gastheer. De jongen hield zijn oogen onafgebroken
gevestigd op de handen van den goochelaar.
De man liet een drogen lach hooren. „Ik twijfel er
niet aan. Maar geef eerst je zuster haar ring terug.
Dat is geen ornament voor een jongen. Je zult
den ring vinden in je rechter beneden vestzak."
De jongen voelde in den aangeduiden zak en
keek verbluft naar den ring, dien hij daar vond.
„Maar ik heb nietbegon hij verontwaardigd.
Zijn zuster lachte. „Dat weet ik. De goochelaar
deed het. Maar geef mij toch mijn ring maar terug."
„Ik heb begrepen," zei de gastheer, een beetje
beschermend, „dat u een zeer bekwaam artist is.
Mijnheer Maris, die mij u heeft aanbevolen, zei,
dat u hem verbaasd had. Als u een man als Maris
kunt overbluffen...."
De goochelaar scheen na te denken. „Ah juist,
mijnheer Maris. .,a. Maar ik weet niet of ik dit
gezelschap hij hield op en keek over de groep
voor" hem. „U is niet makkelijk, te bevredigen. U
wenscht sensatie
De correct in rok gekleede goochelaar scheen
zich op te winden terwijl hij sprak liep hij ruste
loos heen en weer tusschen de gasten, alsof de
atmosfeer van onverschilligheid op zijn zenuwen
begon te werken. Tenslotte liep hij terug naar het
einde der kamer en keerde zich daar om. Hij stond
meer dan een meter vóór den voorsten gast.
Langzaam stroopte hij zijn mouw op.
„U heeft," begon hij ironisch, „wat men noemt
alles. Toch dit leert mijn ervaring zijn zelfs
menschen van uw standing niet onverschillig voor
geld. Geld is zelfs voor u sensatie." Hij strekte zijn
hand uit, plukte iets uit de lucht en hield het vast,
zoodat ieder het zien kon. Het bleek een tien-gulden
biljet te zijn.
„Voor u," glimlachte hij tegen de vrouw van een
beursman. „U weigert het niet?"
„O, nee." Zij deed een stap naar voren. „Vreemd
Het lijkt echt."
De gasten drongen verbaasd op. De goochelaar
wuifde met zijn handen. „Niet opdringen. Ik heb
ruimte en lucht noodig."
In de vrij gekomen ruimte strekte de goochelaar
zijn hand, plukte weer een biljet van tien gulden
uit het niet en gaf het den jongen. Gretig greep
deze het geld.
„Willie," riep zijn moeder scherp.
De gever keek haar aan. „Waarom niet, mevrouw 1
In zijn gretigheid toont die jongen den waren
menschelijken aard. Ik heb ook nog iets voor u."
Hij hield zijn leege hand omhoog voor ieder zicht
baar. Het volgend oogenblik was er een biljet van
zestig gulden in. „Als 't u belieft IEn dit is
voor u."
Een jongeman kreeg een briefje van vijfentwintig
gulden in de hand gedruk't. Hij hield het vast of
het zijn vingers brandde.
„Maarmaarik heb het niet noodig,"
zei hij verbijsterd.
„Geef het mij dan," riep zijn vriend, „ik krijg
toch nog tien pop van je."
„Maar, dat is écht geld," begonnen de gasten
te roepen.
„Natuurlijk," riep de goochelaar, „geproduceerd
uit de vierde dimensie. O, er is genoeg. Mijn wil
brengt het voort. Ziet." Beide handen boven zijn
hoofd, als betooverd, grepen wild heen en weer
met geld gevuld kwamen zij neer. De gasten raak
ten in opwinding, vooral de dames. Nu en dan werd
een hand uitgestoken. „Is dat voor mij
„Neen, voor u. En dit ook Dit ook. Pardon, dat
is voor dezen heer." Hij overhandigde den gastheer
drie biljetten tegelijk. „Een oogenblik. Nog vijf
van zestig gulden voor u."
Hij keek even rond. ,,'t Is afgeloopen, dames en
heeren. Ah" hij keek langs de opgewonden ge
zichten „ziet u wel, dat geld zelfs voor u nog
sensatie is. U heeft gelijk. Geld regeert alles."
Terwijl hij naar het buffet liep en zich een glas
inschonk, groepten de gasten opgewonden samen.
„Het is echt geld echt."
door BRET NORTON
„lk ben er kaal afgekomen," zei de effectenman.
„Een briefje van tien gulden
„Geeft u mij even alles, dames en heeren," zei
de gastheer. „Die goochelaar kent natuurlijk zijn
menschen. Hij begrijpt wel, dat wij niet één briefje
zullen achterhouden. Wij moeten het teruggeven."
Eenigszins verschrikt keek hij naar den grooten
bundel in zijn hand. „Dat is minstens een paar
duizend gulden. Ik moet bekennen, dat ik er niets
van begrijp. En alles echt geld
„Ik geef het niet terug!" riep zijn zoontje opge
wonden luid. „Die mijnheer heeft het toch gezegd,
dat ik het houden mocht
Op het geluid van zijn stem keerde de goochelaar
zich om. „Dames en heeren," zei hij, weer licht
ironisch, „die jongen is de eenige, die niet huichelt
op 't oogenblik. Hij houdt het geld, zooals ieder
van u dat zou willen. Ik wensch echter, dat u allen
het houdt."
Maar de gastheer, opgewonden en nijdig nu,
duwde den goochelaar het geld in de handen.
„U staat er dus op dat ik het neem zei deze.
„Natuurlijk. Wij willen het geld niet. U is de
zonderlingste
„Ik wel I" riep de jongen weer schril. „Ik kom
er eerlijk voor uit. Ik wil het wel hebben." Hij liep
naar den goochelaar, die reeds bij de deur stond.
Deze glimlachte.
„Inderdaad. Eén eerlijk mensch. Dat doet mij
goed."
Het volgend oogenblik had de goochelaar de
deur geopend en was hij verdwenen.
Een onbehaaglijke stilte viel.
Maar de eigenlijke sensatie bleek nog te moeten
komen.
De vrouw van den beursman had haar taschje
geopend, om haar zakdoek er uit te halen.
„Fred, Fred, ik had honderdvijftig gulden in
mijn tasch. Nu is
alles weg 1" riep zij.
Haar man sprong
op haar toe.
„Wat Onwille
keurig greep hij zelf
in zijn vestzak.
„Goeie hemel Ik
ben mijn geld ook
kwijt, lk had ge
lukkig niet veel bij
me."
„Als 't u interes
seert," zei een der
jongelui vrij kalm;;
„ik bemerk daar
juist, dat ik ook
geen cent meer
heb."
Nerveus zocht
ieder zijn zakken
na. Allen waren hun
geld kwijtEen
drukkende stilte
viel voor den twee
den keer.
De gastheer hief z'n
hand op. „Dames
en heeren," zei hij,
bleek, „ik bied u
mijn verontschul
diging aan, dat dit
in mijn huis is ge
beurd. De verkla
ring is natuurlijk
eenvoudig. De goo
chelaar Hij haalde
't geld uit de lucht
hij bedoeldenatuur-
lijk onze beurzen.
Het ergste is, dat
hij ons ieder ons
eigen geld teruggaf
eerst. Ik herinner
mij nu dat ik vijf
honderd gulden van
Opgewektheid.
hem kreeg. Dat is juist 't bedrag, dat ik bij me had."
Opgewonden stemmen braken los. „Ja," zei de
beursman, „dat is waar, ik had maar tien gulden
bij me, en meer gaf hij me ook niet."
Het was inderdaad zoo. Ieder bleek precies
de som te hebben gekregen, die hij bij zich had.
„Hij moet ons gerold hebben, toen hij zoo nerveus
tusschen ons heen en weer liep," zei de gastheer.
„En ik preste hem nog wel om het geld terug te
nemen. Ons eigen geld Wat een handige schavuit.
Ik moet toegeven, dat hij humor bezit. Als we de
politie waarschuwen, en 't komt in de krant,
worden we op den koop toe nog uitgelachen.
Het adres, dat hij me gaf, zal wel valsch geweest
zijn." Zijn blik viel op zijn zoon.
„Geef oogenblikkelijk dat geld hierzei hij
streng.
Onwillig stak de jongen de hand in zijn zak.
„Waarom huilde hij half. „Van mij heeft hij
niets gestolen. Hij is aardig voor mij geweest
Plotseling verbleekte hij zijn mond viel open.
Zijn handen kwamen uit zijn zakken te voorschijn
met de bundels bankpapier.
„Ik hebik hebhakkelde hij verschrikt.
„Ik weet er heusch niets van!"
Zijn vader greep de rollen. „Bewaar me. Al het
geld De namen staan er op geschreven Hier
Fred dat eene briefje is voor jou. Lies, hier
vang Jouw deel. Daar, dat is voor jou, Willem.
Natellen
Ieder had zijn eigen geld terug, de gastheer ook,
op de tien gulden na, die de goochelaar aan zijn
zoontje had gegeven. De opluchting uitte zich
in een hartelijk lachen van de dochter des huizes,
terwijl ze haar armen troostend om de schouders
van haar onthutste broertje sloeg.
„Wij lachen nu," zei de gastheer ten slotte. „Maar
we kunnen er van op aan, dat die goochelaar op 't
oogenblik ook staat te lachen. Die lacht ons uit,
al is hij filosoof. Toch zal ik hem vijfentwintig
gulden extra honorarium sturen. Maris vertelde
me, dat hij ons sensatie zou geven, en we
moeten erkennen, dat heeft hij gedaan