No. 7 VRIJDAG 13 JULI 1934 221 dingen de mannen berusten dan wel in de gevolgen." Mevrouw Shaw ontkende echter met alle kracht. Zoo'n stap zou zij nooit gezet hebben, zonder er eerst met haar man over te spreken, beweerde zij. En als ze het cadeau gestuurd had, vroeg ze, waarom had ze dat dan door een chauffeur te Washington laten bezorgen, terwijl zij in New York woonde „Dan had ik het wel met de post gestuurd," besloot zij. „Maar wie kan er anders achter zitten vroeg Walton. „Ik heb geen vijanden, zoover ik weet, behalve dien spion op 't bureau. Die is sluw, maar voor zooiets is hij te slap, ook al had hij een reden." „Wie die klok gestuurd heeft," zei mevrouw Shaw, „heeft je in ieder geval in moeilijkheden willen brengen. Kun je niemand bedenken Neen, dat kon Walton niet. Op dat oogenblik werd er opgebeld de douane-beambten deelden mede, dat zij de koffers van Shaw nauwgezet doorzocht hadden, zonder iets te vinden, dat hun moeite beloonde. „Dan zijn we weer net zoover als toen we begonnen," zei luitenant Wallace. „Ik heb nog meer te doen vandaag. We zullen deze zaak laten liggen tot morgen. In den tusschentijd," sprak hij de beide detectives aan, „zult u wel zorgen, dat meneer Walton en meneer Shaw bij de hand zijn, als ik ze noodig heb." Moore en O'Donnell waren 't er over eens, dat zij voor een steenen muur stonden, waar geen overklimmen aan was. Zij hadden èn Walton èn Shaw kunnen arresteeren, maar nu waren zij gedwongen te wachten. Bemoedigend was dat niet. Beiden hoopten zij, dat er iets aan den dag zou komen, dat de schuld van den één of den ander bewees, vóór die vier entwintig uren om waren, want zij waren er beiden van over tuigd, dat de oplossing van het vreemde raadsel een bewijs van schuld zou zijn tegen één der twee verdachten. Geen seconde schonken zij aandacht aan het vermoeden van mevrouw Shaw, dat een derde, tot nu toe onbekende persoon, de heele verwikkeling had veroorzaakt. Walton en Shaw, die op het politie-bureau overtuigd schenen te zijn van elkanders onschuld, hervielen in hun vroegere achter docht, toen ieder zijn hotel had bereikt. - „Door die redeneering van mevrouw Shaw is de luitenant er De bloemen enthousiast. toe gekomen, ze te laten gaan," zei Moore tegen O'Donnell. „Zoo iets weet alleen een vrouw klaar te spelen. Ik geloof vast, dat zij er meer van weet. Maar hoe moeten we 't bewijzen 't Ziet er voor Walton leelijk uit. Als hij vóór morgen geen meevallertje heeft, stop ik hem vast en zeker achter de tralies!" VIII Den volgenden morgen verliet mevrouw Shaw het hotel, om een paar boodschappen te doen. Toen zij langs Broadway terug kwam, werd zij aangeroepen door een bekende vrouwenstem, en toen zij opkeek, zag zij haar intieme vriendin Dorothy Graines naast zich. „Hé, Betty Shaw!" riep Dorothy uit. „Ben je 't echt?" Het eerste oogenblik was mevrouw Shaw verlegen. In normale omstandigheden zou zij, als zij de stad uit geweest was, Dorothy onmiddellijk hebben opgebeld. In dezen eliendigen toestand echter had zij tijdelijk haar bestaan vergeten. Er was nog maar één onderwerp in haar gedachten klokken. „O, ben jij 't, Dorothy," zei ze, met zooveel blijdschap, als zij bijeen kon zamelen, „ik ben blij, dat ik je weer eens zie." „Daar zie je anders niet naar uit," antwoordde Dorothy openhartig. „Maar wat doe je in New York Ik wist niet, hoe ik 't had, toen ik je zag loopen. Ik dacht dat je goed en we! in Parijs zat." „Daar zijn we ook geweest." „Maar jullie zouden er toch voor onbepaalden tijd blijven Wat zijn jullie gauw terug 1 Wanneer ben je aangekomen Mevrouw Shaw antwoordde, dat zij eerst sinds den vorigen dag in New York waren, en dat zij werkelijk geen tijd had gehad, om Dorothy op te bellen. Dit was een zwak excuus, en het meisje doorzag het. „Maar nu loop je toch te wandelen, net of je niets anders te doen hebt, dan winkels te kijken. Dan had je vanmorgen ook wel op kunnen bellen." Mevrouw Shaw beweerde, dat zij lang geslapen had, omdat zij moe was van de reis. Haar vriendin wou met alle geweld mee naar 't hotel ze kon eenvoudig niet wachten, zei zeze wou alles hooren over Parijs en over de genietingen, die de Shaws daar gesmaakt moesten hebben.

Tijdschriftenbank Zeeland

Ons Zeeland / Zeeuwsche editie | 1934 | | pagina 29