\\f s C H
F D IJ
's Morgens vroeg, voor dag en dauw,
gaan de meiden al op sjouw
(Biggekerke.)
leeft de boerderij weer op,
met geloei, gerij, geklop
(Oud Vossemeer.)
is de melkboer al op pad
naar de slaapverzonken stad.
(Vlissingen.)
En de stad ligt doodsch
en stil
als een leege duiventil.
(Zierikzee.)
Slechts de eenden in de gracht
geven niet om dag of nacht. (Middelburg.)