IETS VERKLEURD DOOR AUGUST HOOK 244 VRIJDAG 20 JULI 1934 No. 8 vroolijk temperament. Haar voornaamste lief hebberij was, anderen ertusschen te nemen. Wat niemand voor mogelijk had gehouden, gebeurde Grace verloor haar hart aan Martin. Samen bezoch ten zij bioscoop en dansgelegenheden op kosten van Grace. Martin had steeds een ander smoesje nu eens was het „Lieveling, ik heb geld naar huis moeten sturen," dan weer moest hij een vroegere leening aflossen. Grace, gelukkig in haar liefde, betaalde graag. Denkt u echter niet, dat het Martin om Grace's geld te doen was. Hij volgde eenvoudig een zorgvuldig vastgestelde methode. Hij voelde er niets voor, dit meisje eventueel eens in de getui genbank te zien verschijnen met de verklaring, dat hij handen vol geld aan haar had besteed. Het waren dergelijke kleinigheden, nietwaar, die de politie er toe brachten om een ernstig onderzoek naar je in te stellen. Maar een mensch is nu eenmaal niet van steen. Eens op een avond, dat de muziek droomerig speelde en Grace bijzonder lief was, steeg de atmos feer hem bijna naar het hoofd. Nog juist bijtijds wist hij zich te beheerschen. Toen hij haar naar huis bracht, was hij zoo koel, dat het meisje het treurige gevoel kreeg, of er iets in haar roman was gebroken. „Kaffer!" schold Martin zichzelf, op zijn eigen kamer gekomen„kaffer. Denk om het eerste principe, niet te vertrouwelijk worden met een vrouw. Daar had je haar bijna de historie van je d)fl teis iooï Jtedatland. het pack "an Hengelo. Met een salaris van dertig gulden in de week als verkooper in Barker's wa renhuis zag Martin Reed in de toekomst geen kans op een luxueus leven, terwijl hij buitengewoon lui zijnde naar een dergelijk leven hartstochtelijk verlangde. Hij benijdde degenen, die het door hard werken ver gebracht hadden, maar zag toch in hen geen voorbeeld om boven zijn 30 gulden uit te ko men. Een hoog salaris was stellig heel aardig, als het maar niet innig verbonden was met hard werken. Werk en Martin waren gezworen vijanden. Het was dus zeer natuurlijk, dat hij uitzag naar een anderen weg tot een rozige toekomst. Het begin van dien weg ontdekte hij in de werkplaats van zijn vriend Billy Cotton, waar hij gewoonlijk zijn avonden doorbracht om Billy te zien werken en zichzelf te hooren praten. Zijn vriend was slotenmaker, een zeer handig en vlug vakman, specialist vooral in het samenstellen van sloten voor brandkasten. Aanvankelijk gaf het Martin een prettig gevoel om een ander hard te zien werken en er zelf bij te staan kijken, maar lang zamerhand drong het tot hem door, welke mogelijk heden zich hier eigenlijk voordeden. Hier was een kans op ontsnapping uit het 30-gulden-per-week- leven. Op een avond verraste Martin zijn vriend door te verschijnen met een splinternieuwe overall. „Wat is er aan de hand?" informeerde Billy. „Ik zou graag jouw vak willen leeren, Billy," zei Martin. „Ik voel er meer voor dan voor boorden verkoopen." „Het klinkt onwaarschijnlijk," gaf Billy terug, die zijn vriend kende, „want dan moet je harder werken." „Ik ben niet bang voor hard werken," beweerde Martin met een stalen gezicht „als 't maar werk is waar ik van hou. En jouw vak interesseert me. Dat scheen inderdaad het geval te zijn, want de volgende maanden verbaasde hij Billy door den buitengewonen ijver, waarmee hij diens aanwijzin gen volgde en uitvoerde. Het kostte hem wilskracht en handen met blaren, maar het doel, dat hij voor oogen had, gaf hem moed tot volhouden. Hij ver wierf ten slotte de bewondering van Billy Cotton als goed vakman. Maar Martin deed nog meer in zijn vrijen tijd. In de couranten bestudeerde hij nauwkeurig alle rechtszaken. Deze speciale studie verschafte hem de kennis van drie oorzaken, waardoor de meeste misdadigers vroeg of laat tegen de lamp vlogen. Zij waren ten eerste, te vertrouwelijke omgang met een vrouw ten tweede te veel zelfvertrouwen, leidende tot zorgeloosheidten derde vingeraf drukken. Zeker, er waren nog andere oorzaken, als achtergelaten gereedschap, kledingstukken en dergelijke, maar de drie genoemde waren de voor naamste, welke de meeste misdadigers in de cel brachten. En tegen deze drie stelde Martin een plan de campagne op. Een paar weken na het beëindigen zijner studies liet Martin zich na afloop der werkzaamheden insluiten in Barker's warenhuis. Toen het donker was geworden, begaf hij zich naar het privé-kantoor van den directeur, waar hij zonder veel moeite de betrekkelijk eenvoudige safe opende. „Het begin is niet kwaad," grinnikte Martin, al het aanwezige geld opstrijkend. Den volgenden morgen stond hij weer achter zijn toonbank en luisterde geduldig naar de theorieën der klanten, hoe precies de dief stal moest hebben plaats gehad. Het was een sen satie van een maand voor het stadje. Na drie weken van brandend ongeduld slaagde hij er in, zich te laten ontslaan, geen moeilijk werk overigens. Nog een week bleef hij in de stad, quasi werk zoekend, vertrok toen naar elders. De safe van Barker bevatte juist genoeg om een maand lang goede sier te maken hetgeen Martin dan ook deed. In zijn werkzaamheden kwam verder een zekere regelmaat. Toen het geld op was, EEN UITVERKOOP GESCHIEDENIS zocht hij weer een betrekking als verkooper, opende na eenigen tijd de safe, liet zich ontslaan en vertrok naar elders om het geld in een luxe leven op te maken. Ten slotte weer eens platzak, kwam hij in een der voorsteden van New York, waar hij, na het terrein verkend te hebben, terecht kwam achter de toonbank der lintafdeeling van Wise en Co. New York kan beslist tot de groote steden gere kend worden dus was ook het warenhuis groot, en dus beloofde ook de buit groot te zijn. Het succes was Martin niet naar het hoofd gestegen. Vooral waakte hij tegen te veel zelfvertrouwen het tweede van zijn principes. De lange werkuren, het lage salaris verdroten hem meer dan ooit, maar begrijpend, dat nu een groote slag zou geslagen worden, die hem voor langen tijd er bovenop zou brengen, onderdrukte hij zijn ongeduld. Echter, om de lange avonden door te komen, zocht hij ontspanning. Die vond hij in Grace Dale, de verkoopster in de corsetten-afdeeling. Grace was een knap meisje met een radde tong en een

Tijdschriftenbank Zeeland

Ons Zeeland / Zeeuwsche editie | 1934 | | pagina 20