No. 8 VRIJDAG 20 JULI 1934 <9fi taii- iooï Jtedailand. 'tBoshuyer Gasthuis te Leeuwarden, een hofje dat dateert uit 1652. j±ii 1111■- -*■ leven verteld. Beheersch je en zet haar aan den dijk, of je loopt er zelf in. Heb je daarvoor jezelf zoo goed getraind, om er voor het eerste het beste engelen gezichtje bijna in te tip pelen Het angstzweet brak hem uit bij de ge dachte. Grace zette hij aan den dijk direct morgen. Of hij daarbij tegelijkertijd een meisjeshart brak, deerde hem geen oogenblik. De groote jaarlijksche uit verkoop van Wise Co., die den volgenden dag be gon, bood hem een geschikte gelegenheid. „Waarom ben je gister avond niet gekomen, Mar tin vroeg het meisje den dag daarna teleurgesteld. ,,'k Voelde me niet erg lekker den eersten dag na den uitverkoop," antwoord de hij. „Vanavond kom je toch, hè „Natuurlijk," loog Martin. Even natuurlijk voor hem tenminste ging hij dien avond niet. Den volgenden ochtend dezelfde vraag van Grace, alleen iets teleurgestelder. „Ach, niets bijzonders," antwoordde hij geïrri teerd. Grace zag hem aan met onderzoekende, droeve oogen. „Martin, is er een ander meisje?...." „Ach weineen," beet de schurk. „En sedert wanneer heb jij een recht op me, hè Grace keek hem zwijgend aan en ging terug naar haar plaats in den winkel. Den geheelen dag ver meed zij hem, maar af en toe gleed er een traan langs haar wangen. Doch Martin voelde zich tevreden met zich zelf. Nog juist op tijd had hij haar terzijde geschoven. Hij voelde het, als hij met dat engelengezichtje nog langer omging, zou hij zich niet kunnen beheerschen en te vertrouwelijk worden. Den eerstvolgenden Zaterdagavond ver liet hij doodmoe de zaak, toen hij buiten Grace op zich vond wachten. „Martin vroeg ze, „wil je me thuis brengen Ik voel me niet erg lekker. En 't is zoo donker." „Je ziet er anders heel gezond uit," gromde hij. „Als je er zoo over denkt...." Grace maakte een beweging om weg te gaan. „Nu, goed," was het norsche bescheid „ik zal je wegbrengen." Drie minuten verder passeerden zij een park. Grace bleef staan. „Kom mee, hierin. Ik wou je even spreken." „Je wou dat ik je naar huis bracht," zei Martin kwaad. In de duisternis zag hij niet, hoe de oogen van het meisje glinsterden van woede. „Een oogenblik maar," beloofde zij. Half on willig volgde hij haar een eindje, tot zij bleef staan. „Ik heb je gevraagd hier te komen," begon zij hard, „om je te zeggen hoe ik over je denk. Ik dacht eerst, dat je een fatsoenlijke kerel was, die van me hield en me gelukkig zou maken. Maar ik merk nu, dat je een schoft bent. Je hebt genoeg van me en je durft me geeneens de reden te zeggen." Ze drukte haar zakdoek tegen haar oogen. „Het geld, dat ik aan je heb besteed, kan me niet schelen. Erger vind ik het, dat ik me heb laten inpalmen door je. Als ik een man was, schoft...." Martin, die zich reeds half had omgedraaid om weg te gaan, voelde plotseling, dat iets hemtus- schen de schouders trof. „Zóó denk ik over je," hoorde hij Grace snikken. Terzijde zag hij nog juist haar opgeheven arm. Dus had ze hem geslagen 1 Hij voelde zich rood worden. Zich beheerschend liep hij vlug weg. „Ik zal je voor schandaal zetten voor de heele zaak 1" hoorde hij haar nog roepen. Martin ging niet direct naar zijn kamer, na Grace verlaten te hebben. Hij liep terug naar Wise (S Co., ging een steeg door naast het gebouw en verschafte zich toegang met een valschen sleutel. Hij had nog een half uur tijd vóór de nachtwacht kwam. Binnen dat half uur was hij naar het kantoor van den directeur gewandeld, had zijn jas uitgetrokken en over een stoel gehangen, handschoenen aan getrokken. Met een paar minuten had hij de com binatie van de safe gevonden, deze geopend en een flinken buit aan bankpapier in zijn zakken geborgen. „Mijn grootste slag," mompelde hij. „Prachtig 1" Maandagmorgen stond hij als gewoonlijk achter zijn toonbank. Hij zag Grace komen, maar zij keek niet naar hem. Ha, daar was de directeur. Hij verheugde zich reeds diens gezicht te zien, wanneer hij de safe opende. Maar dat viel Martin toch tegen. Toen hij den diefstal bemerkte, greep hij rustig de telefoon, sprak kalm, hing den haak op, en begon een brief te dicteeren. Dit alles zag Martin terzijde door de glazen kantoordeur. Het leek hem vreemd. Een kwartier later kwam een net gekleed jong- mensch binnen, die bij den directeur werd binnen gelaten. Martin zag hen samen pratendaarna overhandigde de directeur den ander iets, dat deze in zijn zak stak. Toen verliet de jongeman het kantoor, om stuk voor stuk alle afdeelingen af te loopen. Met alle bedienden maakte hij een praatje. „Iemand van de krant," concludeerde Martin. „Een secure, om alle verkoopers af te loopen. Alsof die iets weten 1 't Zal me benieuwen wanneer de politie komt." Nu was de jongeman bij Grace's toonbank, schuin tegenover hem. Hij praatte gedempt met het meisje, maar Martin kon er verder geen aan dacht aan schenken, daar een klant zijn afdeeling binnenkwam. Toen hij dezen bediend had, .ver scheen de bezoeker bij zijn toonbank. „Waarmee kan ik u helpen informeerde Martin op zijn besten verkooperstoon. „Ja, kijkt u eens," stamelde de jongeman. „Ik moet rood lint voor mijn vrouw koopen, maar ik ben de breedte vergeten. Niemand kan me zeggen wat de meest voorkomende breedte is, zelfs de directeur niet. I aat u me nu maar eens wat lint zien." „Wat een kaffer," dacht Martin. Enfin, over een paar weken behoefde hij geen stomme, verve lende klanten meer te helpen. Hij liet zich weer» gauw ontslaan, en dan een leven van. plezier. Hij plaatste een groote doos op de toonbank. Juist op dat oogenblik klikten een paar stalen boeien rond zijn polsen. Verbluft keerde hij zich naar den jongeman, die nu vlak naast hem stond. Die zag er nu heelemaal niet meer verlegen uit. „Wat moet...." begon Martin. „Houd je mond, maak geen scène en kom rustig mee," zei de ander beslist. „Ik ben van de politie. Je bent gearresteerd wegens berooving van de safe in deze zaak, Zaterdagavond." „Maar je hebt absoluut abuis," zei Martin. „Ab soluut. Je hebt den verkeerde." „Natuurlijk," viel de politieman in. „We hebben altijd den verkeerde. Maar vertel dat maar op het bureau. Kom mee." „Ik wil het bewijs weten," zei Martin woedend. „Daar heb ik recht op." „Dat wil ik je nog wel even vertellen," zei de ander, de hand in zijn zak stekend en een klein, wit kaartje te voorschijn halend. „Terwijl je dit leest, zal ik je vertellen wat er gebeurd is. Het is een geval waarin weer eens een vrouw een rol speelt. Je hebt juffrouw Grace gemeen behandeld. Daarvoor wreekte zij zich op je, op haar eigen ma nier. Zij is een grappenmaakster, die juffrouw Grace. Zij heeft me juist een en ander van je ver teld, wat niet erg fraai klonk. Maar ze wist niet, dat ze zich erger op je wreken zou dan zij zich voorstelde. Nu, heb je dat kaartje gelezen? Vooruit dan, of ik zal toch geweld moeten ge bruiken." „Hoe kom je daaraan?" Martin stootte den vraag er uit. „Juffrouw Grace, onder voorwendsel je een klap te geven, haakte dit kaartje op je rug," verklaarde de politieman. „Ze had er op gerekend, dat je de drukke straten zou doorloopen, om aldus je juiste waarde bekend te maken aan de grinnikende wandelaars. Ze heeft verkeerd gerekend, nietwaar? Je verloor dat kaartje van je jas, toen je, de safe opende, 'n Erg duidelijk bewijs tegen je, nietwaar?" De dief', die dacht onfeilbare beginselen gevonden te hebben tegen de wrekende wet, staarde met uit puilende oogen naar het kaartje in zijn hand. Hij las Een KoopjeIets verkleurd Doe Uw Voordeel! Oude Prijs f 12.50. Thans j.50. Wise Co.

Tijdschriftenbank Zeeland

Ons Zeeland / Zeeuwsche editie | 1934 | | pagina 21