No 8 VRIJDAG 20 JULI 1934 255 „Dat is vreemd," zei Moore. „De New-Yorkers schijnen hun oogen niet zoo goed open te hebben, als wij arme stakkers in Washington gedacht had den." Dit was bedoeld ais een goedhartige hatelijkheid aan het adres van O'Donnell. „'t Zal wel wat laat zijn, om den dief te pakken," zei O'Donnell, zonder acht te slaan op de scherts van zijn collega. „Maar wij zijn detectives en wij komen u vragen, ons zooveel mogelijk inlichtingen te geven over den persoon, die die gestolen klok hier heeft gebracht." De bediende zette groote oogen op. „Maar die klok was niet gestolen I" zei hij kalm, onbewust van de drama tische spanning, die hij door die opmerking in de rustige sfeer van den winkel sloeg. „Wat I" Moore en O'Donnell werden zoo opgewonden, dat zij vergaten, waar zij waren, en het woord uitschreeuwden. Maar zij begrepen onmiddellijk, dat de bediende zich vergiste en schenen zich te schamen over hun heftige uitbarsting. „Ik heb er zelf ook geen oogenblik aan gedacht," zei Dorothy, „maar die klok was natuurlijk gestolen. En u kunt er op rekenen, dat u hem terug krijgt, zoo gauw ik hem weer in handen heb." „Daar zult u ons een groot pleizier mee doen," zei de bediende. „Maar ik weet zeker, dat ik gelijk heb. Mevrouw Sloane heeft 't me vanmorgen zelf door de telefoon verteld." O'Donnell trok zijn lippen op, alsof hij zeggen wou „Da's een mooie boel," en Moore stak de handen in de zakken en liet een zacht gefluit van verbazing hooren „Mevrouw Sloane was erg zenuwachtig, toen ik haar vertelde, dat de klok verkocht was," ging de bediende voort, „en ze vroeg, of we ons best wil den doen, om hem terug te krijgen, want ze was er erg aan gehecht, nog meer om gevoelsredenen dan om de waarde. Ze had een nieuwe dienstbode opgedra gen, een aantal artikelen weg te brengen, die zij ons geven wou, en toen heeft het meisje haar verkeerd begrepen en de gouden klok ook meegenomen. En toen werd die inbraak gepleegd, en toen dacht mevrouw Sloane, dat de klok ook gestolen was. Het meisje begreep, dat zij zich vergist had, maar zij dorst 't niet te zeggen, en liet mevrouw Sloane in den waan, dat de dief de klok had meegenomen. Maar op den duur ging haar geweten haar steken, en toen heeft ze de waarheid gezegd. Dat was vanmorgen." „Zie je, hoe eenvoudig 't is zei O'Donnell tot Moore. „Alles trouwens als je maar eerst weet, hoe 't gegaan is." De bezoekers verzekerden den bediende, dat de klok zoo gauw mogelijk teruggebracht zou worden, en vertrokken. O'Donnell en Dorothy repten zich terug naar de Shaws, terwijl Moore het blijde bericht aan Walton ging brengen. Er was groote vreugde aan beide zijden. Bijna gelijktijdig, zonder het echter van elkaar te weten, deden de detec tives den gewezen verdachten het voorstel, allen te zamen hun best te doen, om een einde te maken aan alle misverstanden. De verbroken vriendschap werd stevig weer aangeknoopt, want Shaw en Walton hadden alleen maar gewacht, tot de ander den eersten stap zou doen. „Zoo, ik ben er ik hou mijn positie en mijn goede naam is gered," zei Walton. „Wat een geluk, dat ze me niet eerst gearresteerd hebben, om achter de waarheid te komen, als 't te Iaat was. Maar" hij zweeg plotseling en keek Jim Shaw aan „jij bent een prachtbaan kwijt, en dat komt door mij." „Trek je daar maar niets van aan," antwoordde Shaw. „Die firma Brooks en Co „Da's waar ook," viel O'Donnell hem in de rede, „u hebt zooiets gezegd.... dat 't schurken waren. Misschien wilt u ons nu wat meer vertellen. Die klok heeft ons niets verder geholpen, wat die inbraak op Long Island betreft ik had gehoopt, dat we er de rest van den buit door zouden vinden. Maar nu tasten we weer heelemaal in 't donker." ,,'t Spijt me, dat ik u niet van dienst kan zijn," zei Shaw. ,,'t Zijn schurken zwendelaars maar deftige zwendelaars. Ze zorgen precies, dat ze binnen de perken van de wet blijven. Ik was bij ze in dienst getreden, omdat ze me een prachtig salaris aanboden met vergoeding van alle onkosten. Hun heele werk in Frankrijk was gericht tegen mijn vroegere patroons, Drake en Brown, zooals ik later merkte. Zoo gaat 't natuurlijk in de liefde en in zaken Drake en Brown zouden tegenover Brooks precies 't zelfde doen, als ze de kans zagen. Maar nu lijkt 't me beter, naar mijn vroegere patroons te gaan en hun alles te vertellen wat ik weet. Dan krijg ik een betere positie, dan ik eerst had als ze tenminste hun mededingers wenschen af te troeven. Dus," zoo besloot hij, zich tot zijn vrouw wendend, „ga je koffers maar niet uitpakken, schat, want ik weet wel haast zeker, dat we met de volgende boot naar Parijs terug moeten." „Misschien kun je met Irene ook een poosje overkomen," stelde mevrouw Shaw voor, en zij keek Walton glimlachend aan, maar hij schudde het hoofd. „Wij arme gouvernements-slaven verdienen niet genoeg voor zulke uitspattingen," antwoord de hij. „Dan krijg je de kaartjes van mij," bood Shaw gemoedelijk aan. „Merci, maar ik heb 't heele jaar maar vier weken vacantie." „Dan breng je Irene over en laat je haar een poosje bij ons," hield Shaw aan. „We moeten eens flink feestvieren op die klokkengeschiedenis. En Parijs is een goede plaats om te fuiven. Trouwens, als ik bij Drake en Brown in de gunst kom, door die kostbare inlichtingen die ik ze morgenochtend ga geven, heb je best kans, dat ik jou ook iets bezorg." Walton's oogen schitterden bij het vooruit zicht. „En die oude ruzie denk daar maar niet meer aan," zei Shaw. „Weet je, waar al die last vandaan is ge komen Van die opmerking van jou over een klok, die twaalf slaat," herinnerde Walton hem. „Wat ik niet eens meer wist." En Shaw stak zijn hand uit. „Kom, kerel.... wat beteekent een klok onder vrienden „In dit geval is 't een vredestichter geweest," antwoordde Walton. „Als die klok niet verdwaald was, waren we nu nog kwade vrienden." „Da's waar ook," kwam mevrouw Shaw er tusschen, „ik zal een ander huwelijkscadeau voor de Barnards op moeten zoeken. Ze zullen wel ver baasd zijn dat ze niets gekregen hebben." „Wat wou je ze sturen, schat vroeg haar man. „Dat weet ik nog niet. Maar één ding weet ik wel géén klok 1" EINDE De stad in de bocht, Arnhem:

Tijdschriftenbank Zeeland

Ons Zeeland / Zeeuwsche editie | 1934 | | pagina 31