276
VRIJDAG 27 JULI 1934
No. 9
Weer kwam Judith doodmoe thuis, moe en ont
moedigd. Praten met schuldeischers is meestal
geen opwekkende bezigheid, en Judith verlangde
er dan ook naar om een uurtje rustig te zitten en
Zooï Jledetland.
Het oude gedeelte van Nijmegen.
Judith deed moeite om kalm te blijven. „Dat
gaat niet, moeder. Ik trouw niet met iemand, waar
ik niets om geef hij is stukken ouder dan ik en ik
ben toch verloofd met Tom."
„Maar Tom is arm."
„Wat hindert dat, moeder? Nee, die oplossing
van u kan niet doorgaan."
„Ik moest toch 'n uitweg zoeken, heb je zelf
gezegd. Het zal meneer Rudolph erg tegenvallen,"
zuchtte mevrouw Barnut, maar ze gaf toe, zooals
zij altijd de beslissing aan haar dochter overliet.
„Ik heb nog wel zoo m'n best gedaan."
„Heel lief van u, moeder," troostte Judith.
„Ik vind wel iets anders." Ze veegde een traan weg
op het gezicht van haar moeder en verliet het huis,
om haar verloofde te ontmoeten op diens weg van
kantoor naar huis. Dat huis was een oud jacht,
dat Tom in een oogenblik van onbegrijpelijke
verkwisting had gekocht en dat hij nu bewoonde,
om kamerhuur uit te sparen en om heelemaal vrij
te zijn, zooals hij beweerde. Dat laatste was niet
geheel en al juist, want kortgeleden had hij enkele
hoognoodige reparaties moeten laten doen, welke
nog niet betaald waren. De scheepstimmerwerf
had beslag laten leggen, totdat de rekening betaald
was Tom mocht er wonen, maar overigens had
hij weinig over zijn jacht te zeggen. Maar hij bleef
optimist, en toen hij de financieele debacle van
Judith hoorde, stelde hij voor onmiddellijk te
trouwen.
Mevrouw Barnut was een héél goede en héél
gezellige dame zij kon leuk babbelen, sprak
nooit kwaad van anderen en had een leuke
en bijdehande dochter. Van geld had ze geen ver
stand zij was nu zesenveertig, maar het scheen
of zij zonder gedachten door het leven was gegaan,
want tegenover sommige vraagstukken van het
leven stond zij naïef en hulpeloos als een kind van
acht jaar. Haar man was ook altijd heel gezellig
en goed geweest, maar hij had één fout gemaakt
hij was in zaken gegaan, en daartoe was hij veel te
optimistisch en te goed van vertrouwen. Het gevolg
was natuurlijk, dat minder edele karakters dan hij
daarvan misbruik hadden gemaakt en meneer
Barnut den eenen strop na den anderen boekte. Vijf
jaar na zijn dood nog bemerkte mevrouw Barnut,
of liever haar dochter Judith, hoe haar man vroeger
was bedrogen het kapitaaltje, dat hij had na
gelaten, moest telkens aangesproken worden om
schulden te betalen van ondernemingen, waarin
meneer Barnut zich vroeger had gestoken, onder
nemingen, waarvan een kind had kunnen weten,
dat ze wel móésten misloopen. Mevrouw Barnut
trok zich daarvan echter niet veel aan ze wist
dat er geld op de bank was en als zij iets noodig
had, schreef ze een cheque. Heel eenvoudig. Maar
toch niet zóó eenvoudig, of op een Dinsdagmorgen
kwamen vier cheques van de bank terug.
Mevrouw Barnut begreep er niets van. „Wat zou
dat zijn vroeg ze met groote oogen. „Er is toch
nooit een cheque teruggekomen. Heb ik ze misschien
niet goed ingevuld
„Ik denk, dat we geen geld meer op de bank
hebben," antwoordde Judith. „Iets anders kan
het niet beteekenen."
„Geen geld Mevrouw was uitermate verbaasd.
„We hebben toch altijd geld op de bank?" j
Judith zuchtte en deed geen moeite om haar
moeder te verklaren, dat geld op een bank opraakt,
als er steeds afgehaald wordt en nooit bijgestort.
Zij belde den directeur van de bank op, luisterde
met een ernstig gezicht naar wat deze vertelde,
en zei toen haar moeder nog ernstiger, dat zij de
zaken verder ging onderzoeken. Zij ging uit en
bracht een uur door in het kantoor van den bank
directeur. Toen ze weer buiten stond, besloot
ze niet als gewoonlijk een taxi te nemen, maar
de tram, om net verschil uit te sparen ze dacht
nog even na en ging loopend naar huis, om 't tram
geld uit te sparen. Thuisgekomen erg moe, want
de wandeling had bijna 'n uur geduurd duwde
ze haar moeder zachtjes in 'n leunstoel, keek zoo
zakelijk mogelijk en zei „Luister 'ns goed, moeder,
en zeg niets. We moeten bezuinigen het geld is
op. U hebt geen oogenblik aan onze financiën
gedacht en ik wist het niet. Maar we hebben geen
cent meer dus we moeten geld gaan verdienen.
Kunt u geen aanbevelingen schrijven voor een of
andere zeep U weet wel, je leest het dikwijls
in de krant „Mevrouw Barnut verklaart, dat ze
geen andere zeep gebruikt dan...." 't Moet
goed betaald worden."
„Maar, Judith kreet haar moeder. „Tot zooiets
kan een Barnut zich niet verlagen 1"
„Dan wat anders 1 Maar er moet iets gedaan
worden. Na de koffie moet ik met de schuldeischers
gaan praten, want enkele lui moeten nog geld
van ons hebben. Denkt u er nog eens goed over
na, moeder 1"
de zorgen te vergeten. Haar moeder had be
zoek, een korten, dikken heer met een kaal
hoofd, met wien zij blijkbaar hoogst gezellig
thee zat te drinken. Judith had hem reeds
meer in gezelschap van haar moeder gezien.
„Hjpe gaat 't, meneer Rudolph?" groette
ze zoo vriendelijk mogelijk.
De bezoeker drukte warm haar hand. „Wilt
u me voortaan niet Max noemen, juffrouw Judith?"
vroeg hij hoopvol.
Het meisje glimlachte vaag, mompelde iets over
hoofdpijn en ging na een kopje thee naar haar eigen
hokje, waar zij wachtte, tot zij den bezoeker hoorde
weggaan. Nog geen seconde later kwam mevrouw
Barnut blij en opgewonden bij haar.
,,'t Is allemaal in orde, Judith ik heb alles al
geregeld, en die zeepgeschiedenis is gelukkig nu
niet noodig."
„Wat is in orde?" vroeg het meisje.
„Van het geld en zoo. We zijn gered, 't Ging
heel eenvoudig. Je weet, dat meneer Rudolph al
lang verliefd op je was vanmiddag bij de thee
heb ik 't er héél voorzichtig over gehad. Hij is
gek op je en hij heeft massa's geld."