No. 9 VRIJDAG 27 JULI 1934 285 Help u zelf. c t „Toe, meneer Bagster, gaat u eens even mee," zei Kate. „Ik wou u wat laten zien." Bagster volgde haar en ze bracht hem in de achterkamer. „Kijk eens, net wat ik gedacht had. Daar hebben ze geslapen Is dat niet meer dan brutaal En dat schijnen ze al vijf weken lang gedaan te hebben, om op een goede gelegenheid te wachten 1" „Jawel, maar.. er schijnt toch maar één man op dat bed geslapen te hebben," meende Bagster. „Best mogelijk. Misschien is hij ook wel van de bel geschrokken en wegge- loopen. Maar wie heeft ze vastgebonden Dat kan toch niet door één man gebeurd zijn?" „Als we dat stel nieuwe politiehonden van den sheriff er eens bij haal den," opperde Bagster. „Waar hangt uw telefoon?" Het was reeds volop dag, maar er hing nog een dikke nevel over de rivier en om het huis. De paarden stonden te stampen en de honden rukten aan hun riemen om de jacht te beginnen. Henry Carnes, de sheriff, liet zijn honden aan het bed ruiken blaffend holden ze langs de achterzijde van het huis weg. Te paard gingen Kate en de anderen achter hen aan. M. -r toen ze bij een moeras kwamen, raakten de honden het spoor kwijt en bleven om een boom heendraaien, waaraan blijkbaar een paard vastgebonden was geweest. Een eind volgden ze het spoor van het paard in de richting van den spoorweg. „Hij zal met den trein gevlucht zijn," meende de sheriff. Maar even later kwamen de honden weer uit op een weg naar een plantage. Ten slotte renden de dieren recht op Swampwood aan, waar Carewe woonde. Met woedend ge blaf stormden de honden op den stal af en sprongen er luid huilend tegen op. Carewe kwam op het lawaai af. „Wat is er aan de hand klonk zijn stem door de dikke mistwolken heen. „We zoeken een inbreker," riep de sheriff. „We hebben er al twee te pakken gekregen op Panther Slough, maar één schijnt op de vlucht te zijn gegaan. We hebben zijn spoor tot den stal kunnen volgen." „Het moet de man zijn geweest, die in onze achterkamer geslapen heeft," zei Kate. Langzaam keerde ze naar haar schrijftafel terug, denkend aan de sier lijke schoentjes van Daphne, aan haar chique toiletje en keek dan naar haar eigen lompe, modderige rijlaarzen en naar haar boeken, die nóg geen gunstige balans konden leveren. Werken gaf nu toch niet meer. Ze voelde zich te moe. Ze draaide haar licht uit en keek naar het drietal vroolijke paren, dat buiten zat. „Wel te rusten 1" riep ze door het raam. „Ik ga maar vroeg naar bed. Mor gen heb ik een drukken dag 1" „Toe Kate, kom bij ons zitten,", zei Daphne, plaats voor haar makend. „Ja Cap'n, komt u niet bij ons zitten drong Carewe aan. „Nee, dank je. Zeg Jack, jij en Red hebben de achterkamer hoor." „Maar we moeten vanavond thuis zijn," antwoordde Jack. „We moeten moeder morgen op den vroegtrein brengen. Daarna komen we voor een weekje terug." Carewe had haar zoo vaak aangeboden in huis te blijven slapen, dat ze nu er niet om durfde vragen, omdat ze hem altijd geweigerd had. Ze ging naar haar kamer en lag lang te denken over die achterkamer.. en viel eindelijk in slaap. Het luiden van de alarmklok achter het huis wekte haar met een schok. Ze vloog overeind en keek op haar horloge. Vier schoten knalden achter elkaar. „Wat is dat, Katerine vroeg Daphne verschrikt. „Weet niet!" antwoordde ze, naar het venster snellend. Rosalie en Lucille kwamen doodelijk geschrokken binnenloopen. „O, Katerine, heb je dat óók gehoord Is er soms iemand vermoord?" „Ik weet het nog niet. Ik zal eens gaan kijken." De beide meisjes kropen bij Daphne in bed, maar Kate trok haar hooge laarzen aan, greep haar revolver en holde de gang in. Haar oom, in huisjas en kindje riep ze, doorloopend. op pantoffels, hield haar tegen. „Waar ga je heen, „Kijken, wat er in het magazijn aan de hand is I" „Dat is toch geen werk voor een jong meisje?" „Iemand zal het toch zeker wel moeten doen?" zei ze, luid om Ernie roepend. Uit de richting van Wardlaw's huis kwamen twee paarden aangerend. Wardlaw had Ernie onder weg opgepikt en meegenomen. De jongen was niet gewapend. Wardlaw had een buks. „Mijnheer Wardlaw," riep Kate. „Komt u eens even hier!.... Ernie, wat is er aan de hand in het magazijn „Ik weet het niet, Cap'n. Ik was even naar mijn meisje gegaan I" Met hun drieën gingen ze naar het magazijn toe. De deuren waren dicht en alle luiken gesloten. Binnen was het dreigend stil, maar er brandde licht. De achterdeur was open. Wardlaw sloop naderbij en bleef staan luisteren. Kate greep hem bij zijn arm. „Kijk eens," fluisterde ze. „Staat daar niet een man met allebei z'n handen in de hoogte „Ja, dat schijnt zoo." Kate snelde naar binnen onder de bescherming van Wardlaw's geweer. Ernie was achter een paar vaten vlak bij de deur gekropen. Bij de toonbank zat een man op een stoel vastgebonden en midden in het vertrek stond een ander, met de armen boven het hoofd gestrekt. Dichterbijkomend zag ze, dat zijn handen met een paardenleidsel aan een der balken waren vastgemaakt. Naast de brandkast lag een zak met glimmende inbrekerswerktuigen op den grond, met een flesch vloeistof ernaast. „Blijf daar af, Ernie waarschuwde Wardlaw. „Anders vliegt de heele zaak in de lucht.... 1 En nou jullie daar, wat moet dat beteekenen." De inbrekers gaven niet veel antwoord, maar de eene smeekte Kate „Och, miss, laat dat touw toch een beetje slippen. Het snijdt zoo in mijn polsen „Wie heeft je hier vastgebonden vroeg Kate. „Toe Ernie, haal jij den sheriff!" Kate bleef heen en weer loopen en Wardlaw zat op wacht, met zijn geweer op de knieën. Nu en dan stelde Kate hun een vraag om erachter te komen, wie hen zoo vastgebonden had, maar de kerels wei gerden iedere inlichting. Eerst tegen den morgen kwamen er twee van de politie. „Dat is een goede vangst," zei Bagster, een hunner. „We hadden al opdracht die lui in de gaten te houden. Hoe hebben jullie ze zoo beet gekregen?" „Dat weet ik niet precies," antwoordde Kate en vertelde al wat ze ervan wist. Bagster luisterde ongeloovig toe. „Maar wie heeft er dan geschoten Wie heeft die bel geluid „Ik weet het heusch niet." Bagster sneed het touw door, waaraan de eene man stond vastgebonden en vroeg „Bill, wie heeft jou vastgebonden?" Billgrinnikte, maar zei niets. Bewaakt door Wardlaw ging hij rustig zitten.

Tijdschriftenbank Zeeland

Ons Zeeland / Zeeuwsche editie | 1934 | | pagina 29