mm ïliii ■jiMSiSlffii No. 11 VRIJDAG 10 AUGUSTUS 1934 339 opzijn beurt weer vast tegen een muurplankje is aangebracht. Den reep van 15 c.M. hebben we noodig om de aan den muur op dunne plankjes hout bevestigde scharnierende steunen, met den daaraan hangenden naai- en courantenzak, ruimte te bieden, wanneer het tafeltje neergeklapt wordt. Wanneer het blad uit staat, vallen de steunen precies tusschen de latjes, welke aan den onderkant van het tafelblad zijn bevestigd, en daardoor steun geven (zie tee- kening). De courantenzak bestaat uit een rechten lap cretonne of groen linnen (met een paar opgestikte zakken) die om een roede genaaid is. Deze roede, die even lang is als de steun, wordt aan den steun bevestigd, 4 c.M. vanaf den bovenkant en zóó, dat de zakken naar buiten komen. U kunt de roede op de steunen maken met een paar koperen schroef- busjes, zoodat de zak ken eventueel afneem baar en waschbaar zijn. Den stop- of naai- zak kunt u naar eigen keuze maken. D.D.L. onderkant en 12 steken aan weerskanten op zij. Daarbij komen dan nog, aan weerszijden, 9 steken voor de afwerking van den rand en 6 steken grijs tusschen dezen rand en den effen zwarten rand rondom. Heeft men dus 3 keer het figuur noodig voor de breedte, dan moet men beginnen met 252 losse st. Moet het kleed breeder worden, dan moet men 66 steken of een veelvoud daarvan méér haken. De losse steken voor het begin moet men vooral los haken en het is zelfs aan te bevelen daarvoor EEN GEHAAKT KAPSTOKKLEED Het hierbij afgebeelde kapstokkleed kan men haken van onverschietbaar katoen, dat in vele mooie kleuren verkrijgbaar is. De kleuren kan men natuurlijk zelf kiezen. Ik heb voor het fond parelgrijs genomen en voor de figuren van den rand oranjerood, heider blauw en roomkleur. Aan den onderkant en aan weerskanten een effen rand zwart. Deze kleuren maken een zeer goed effect. Bij het haken neemt men steeds beide lussen van de steken op. Men windt het garen op in kleine kluwens van de verschillende kleuren. Bij het haken legt men die voor zich neer en wanneer men het werk opbergt speldt men ze met 'n sluit- speld op de respectieve plaatsen vast. Bij kleine afstanden kan men het garen aan den achterkant van het werk van de eene figuur naar de andere overbrengen. Men haakt in heen- en weergaande toeren, met een aluminium haaknaald no. 4. Dit kapstokkleed kan natuurlijk in verschillende grootten worden gemaakt. Van den ondersten rand bestaat het figuur uit 66 steken. Voor den zwarten rand heb ik 12 toeren genomen aan den een grovere haaknaald te ne men dan voor het overige haakwerk. Men begint dus met het be- noodigde aantal losse steken met zwart. Daarna haakt men 3 losse st. voor het eerste stokje. Dit gebeurt bij het begin van eiken toer. Men haakt dan 12 toeren zwart; vervolgens 6 toe ren grijs, met 12 st. zwart aan het begin en aan het einde van den toer. Daarna begint men aan het figuur voor den rand. Men haakt dan eerst de 12 st. zwart, dan 12 st. grijs en vervolgens telkens 6-st. oranjerood en 60 st. grijs tot men nog 30 st. overhoudt; Dan 6 rood, 12 grijs, 12 zwart. Zoo haakt men 8 toeren. Dan haakt men bij het begin 12 zwart, 6 grijs, 6 blauw, 6 rood en verder: 6 blauw, 48 grijs, 6 blauw, 6 rood enz. tot aan de af werking met 6 blauw, 6 grijs, 12 zwart. Aldus haakt men weer 8 toeren. Dan volgen 6 toeren, waar bij de 48 grijze steken worden vervangen door 48 roode steken. Na deze 6 toeren haakt men 6 toeren, waarbij het figuur van 6 blauw, 6 rood, 6 blauw hetzelfde blijft. Boven de 48 roode steken haakt men nu echter: 12 wit (room kleur), 22 grijs, 12 wit. Volgen 11 toeren waarbij men in plaats van 12 wit, 22 grijs, 12 wit, 6 wit, 34 grijs, 6 wit haakt. In den daaropvolgenden toer begint 'n nieuw figuur boven de 34 grijze st. Men haakt daar dan telkens 6 wit, 9 grijs, 6 blauw, 6 grijs, 6 blauw, 9 grijs, 6 wit. De rand van het kleed Q grijs [g oranjerood Gehaakt kapstokkleed. Rood en blauw garen wordt na dezen toer afge broken en men haakt 6 toeren 12 zwart, 6 grijs, 6 blauw en verder: 6 grijs, 6 blauw, 15 grijs, 6 blauw, 6 grijs, 6 blauw, 15 grijs, 6 blauw, 6 grijs tot aan de afwerking van den rand. Dan volgt de laatste toer van het onderste figuur en begint men met het rood van het tweede figuur. Voor den rand weer 12 zwart, 6 blauw en verder telkens 6 grijs, 6 blauw, 15 grijs, 6 blauw, 6 rood, 6 blauw, 15 grijs, 6 blauw, 6 grijs enz. Voor het tweede figuur haakt men dan nog 31 toeren 6 blauw, 6 rood, 6 blauw. Dan volgen de laatste 8 toeren van den rand, waarbij men begint aan de witte blokjes. Bij het begin van den toer haakt men: 12 zwart, 12 grijs. Verder telkens: 6 wit, 27 grijs, 6 rood, 27 grijs enz. Dan is de rand klaar en haakt men verder enkel grijs met 12 st. zwart aan het begin en aan het einde van den toer, voor den zwarten rand die doorloopt tot boven toe. De lengte van het kleed kan ieder voor zich zelf bepalen. THÉRÈSE. blauw ■'jgtijtt rrn: turn in I::::::::! i

Tijdschriftenbank Zeeland

Ons Zeeland / Zeeuwsche editie | 1934 | | pagina 19