Jtoodondeb *'f.k Onder moeilijke omstandigheden, kruipend en half liggend, met de lamp in den mond, moet de mijnwerker arbeiden In het Saargebied, het aan allerlei delf stoffen zoo rijke land, welks bewoners het volgend jaar moeten kiezen of zij bij Frankrijk of Duitschland willen be- hooren, heeft de crisis genoodzaakt tot sluiting van verschillende kolenmijnen. De mijnwerkers hebben in hun nood een middel gezocht om zich zelf brandstof te verschaffen of om af en toe een zak kolen aan particulieren te verkoopen. Dit middel is echter gevaarlijk, want op enkele plaatsen hebben zij een put in den grond gegraven, soms zeer diep, tot zij op een kolenlaag stuitten, en men begrijpt, dat in die primitieve schachten, die op geen enkele manier gestut en beschermd zijn, de kans op een ongeluk, op een grond verschuiving of een instorting, groot is. De uitgehakte kolen worden in zakken ge pakt en met een touw naar boven geheschen ingang mijn Op den bodem^van den put worden de wanden, die van geen enkelen stutpaal voorzien zijn uitgehakt. Terwijl de arbeiders in den put kolen hakken, staan helpers op den uitkijk om te waarschuwen tegen ongewenschte belangstelling.

Tijdschriftenbank Zeeland

Ons Zeeland / Zeeuwsche editie | 1934 | | pagina 24