VRIJDAG 17 AUGUSTUS 1934 •2W» Jledeïland. Bilt hoven. „O nee Waarom niet Had u geen zinbegon Faye, en toen had zij haar tong wel af kunnen bijten. Zij had moeten begrijpen waarom niet, vóór hij kalm antwoordde ,,0 ja,'zin genoeg." Want het was te zien, dat zijn goed gesneden flanellen pak oud was dat zijn schoenen veel gedragen waren, al glommen ze ook nog zoo. Wat deze jonge man ook uitvoerde, het was niet, zooals Phil Goldberg het uitdrukte „min of meer niemendal". Faye vertelde hem „Ik voor mij heb van 't reizen alles genoten, wat er van te genieten valt. De eene dag is niets beter geweest dan de andere. En toch heeft een mensch altijd het gevoel, dat hem iets beters te wachten staat. „Ja, dat hebben we allemaal," zei de jonge man. „Onder elk blaadje, dat we van den kalender aftrekken, verwachten we een vroolijker spreuk, een datum met roode cijfers. We zijn gelukkig, als we dat gevoel houden tot den dag van onzen dood toe." (Ortgeloofelijk, dacht hij, dat hij zoo kon spreken tegen een meisje, dat hij voor 't eerst zag Het meisje zei „Zooiets heb ik ook wel eens gedacht. Maar 't hindert me, dat ik negentien ben, en, zooals 't oude liedje zegt,,'t Is twalef uur en nog al niets gedaan"." Vreemd, vreemd, dacht zij, dat zij nog nooit tevoren aan iemand dat heime lijke, groeiende gevoel van onvoldaanheid had doen weten. Haar vader niet, en tante Madge nietnoch aan den meevoelenden Esmé, noch aan den pret- tigen, ervaren dokter aan boord.... ,,'t Begint tijd te worden, dat ik besluit, wat ik doen zal." „Is 't waar, dat een meisje daarmee bedoeltMet wien zal ik trouwen „In mijn geval niet. Absoluut niet. Trouwen? Nog in geen jaren, zullen we hopen," zei Faye, met allen ernst die in haarwas. „Vóór ik trouw, wil ik. ,,'t Er eens goed van nemen zeker Faye had willen zeggen, dat zij uit de eerste hand het leven wilde leeren kennen, vóór zij trouwde het leven buiten de wereld van ledigheid. Dat zij een beroep wou hebben, een plicht, bezigheid. Maar door zijn opmerking dwaal de zij af. „Begint u daar nu ook al over Iedereen heeft 't over pretmaken vandaag. Amuseeren, genieten, pleizier hebben en niemand weet, hoe hij dat aan moet leggen. Wat denkt u Zij liepen in den pas, hoewel zij eikaars namen nog niet kenden, en bab belden over dat eeuwige onderwerp, waarover ieder zijn eigen opvattingen heeft, zonder tot een bepaalde opvatting te geraken. En geen van beiden voor zag, dat zij op deze eerste gezamenlijke wandeling en dit gesprek terug zouden zien als op het begin van de grootste vreugde huns levens. ,,'t Is leuk, maar ik zal er een eind aan moeten maken," vermaande Faye plotseling zichzelf, „als ik op tijd thuis wil komen, om vader op te bellen Enfin, ik ben er nu bijna." Toen zij hier het laatst liep, had de hooge witte tuinmuur er nog niet gestaan. Boven op dit forsche metselwerk glinsterde de avondzon op een r'j ijzeren krullen en pennen, en ook op de glad gepoetste koperen slotplaat in de afgeronde, groene deur in den muur, die de zij-ingang van het park w as. Tegelijk vertraagden zij en de onbekende hun tred toen vielen hun lange, blauwe avondschaduwen op den muur en op de deur, waarvoor zij bleven staan. „Hoe kan ik haar nu laten gaan vroeg hij zichzelf af. Faye begon „Nu.Toen zweeg zij, en voor 't eerst van haar leven bloosde zij. Er was ook met haar iets gebeurd. Haar zorgelooze blik was ver ward geraakt in den bewonderenden blik van die mannenoogen. Er volgde een korte stilte, intiem en ontroerend, alsof die twee al erkende gelieven waren. Hun oogenblik verging even snel, als het hen overvallen had, en, Faye stond te denken, dat zij dien aardigen jongen man uit moest noodigen, om mee naar binnen te gaan de huishoudster mocht hem wel wat te drinken geven na die wandeling. „Hij heeft er waarschijnlijk een heelen omweg voor gemaakt. Nu zal ik hem Terwijl zij haar lippen opende, om te zeggen „Hier woon ik," voorkwam haar de jongeman met de woorden „Hier woon ik, maar.. „Woont u hier?" „Ja, maar zal ik u niet eerst even brengen, waar u zijn moet Het was nog een kwartier gaans tot het eerstvolgende huis. Nu Had Phil Goldberg niet voorspeld, dat zij een schok zou krijgen aan het eind van haar reis Verbaasd herhaalde het meisje „Woont u hier?" „Waarom zou ik hier niet wonen?" Faye was te verbluft om te antwoorden „Omdat ik hier woon Zij keek hem aan, maar hij sloeg de oogen niet neer hij keek haar trots aan, alsof hij zeggen wou „Gelooft u me soms niet En Faye praatte, wat haar voor den mond kwam. „Als u in zoo'n huis woont, kent u zeker 'n massa menschen hier in de stad „O ja, massa's," erkende hij. Als hij haar maar aan den praat hield „Iedereen zoowat." Waanzinnig leek hij lang niet. Had vader hem hier misschien als rent meester geplaatst Zij zou het ontdekken, vóór hij wist, wie zij was, en ging voort„Menschen van invloed bedoel ik, die een werkloos meisje aan een betrekking kunnen helpen Daar bedoel ik mijzelf mee natuurlijk." „Uzelf Hij keek naar haar beige mantelpak. Hij hóéfde eigenlijk niet meer te kijken. Al wat zij droeg, tot het poederdoosje toe, waardoor zij kennis hadden gemaakt, teekende weelde. „Als ik 't zeggen mag, maakt u den indruk, dat u geen betrekking noodig hebt." f Wordt vervolgd

Tijdschriftenbank Zeeland

Ons Zeeland / Zeeuwsche editie | 1934 | | pagina 15