Het einde van Si Koeroes
878
VRIJDAG 17 AUGUSTUS 1934
No. 12
Toen er nog geen droogte heerschte, zwommen zij hier.
Er was verslagenheid in de desa Amboeloeh,
want Soekessih was verdwenen. Soekessih,
de half-wijze, die alleen woonde in haar bam
boe hutje. Op een morgen was zij er niet om zich
te wasschen in de kali en haar huisje was gesloten.
En niemand had haar gezien.
De vrouwen spraken er over bij het rijst stam
pen in de blokken en de mannen deden evenzoo,
toen ze, met hun patjol over den schouder, van hun
sawahs terug keerden. Waar mocht Soekessih zijn
Ze was verdwenen. Het goedige lachje om haar
mond was er niet meer. En ook de gouden munten,
die ze op haar kabaja droeg, waren weg. Waar moch
ten Soekessih en haar gouden munten zijn
Pa llak, de wijze, zei dat ze dood moest zijn en
toen geloofde ieder in de desa dat. En nu werd over
de doode Soekessih gefluisterd. Hoe kon ze dood
gaan zonder dat iemand het wist
Drie dagen later geloofde ieder in de desa, dat
ze vermoord moest zijn en dat haar lijk in de ber
gen was verstopt. En nog drie dagen later keek
iedereen Si Koeroes aan om te zien of hij geen gou
den munten ergens verborgen had.
Men hield niet van Si Koeroes in Amboeloeh.
Als men zijn magere gestalte in de eenzaamheid
der bosschen zag, dan vermeed men hem, en als hij
in de desa rondliep, verstilden de gesprekken en
keek men verdacht naar hem. Want ofschoon
Si Koeroes nimmer iets had misdreven, vond men
hem juist den man om in een stillen nacht te gaan
rampokken of het leven van een ander te nemen
als daar voordeel in school. Ja, Si Koeroes moest
Soekessih hebben vermoord, haar lijk hebben ver
stopt en haar gouden munten geroofd.
DOOR SOERIRDINA T R
Het was Pa llak, de grootste vijand van Si Koe
roes, die er den kepala kampong over sprak. Ge
heimzinnig deed hij het verhaal van den moord
zooals hij zich dien had ingedacht. En toen de
kepala kampong dat verhaal niet dadelijk geloofde
kwamen drie getuigen bevestigen, dat zij het had
den gezien. En toen werd Si Koeroes gegrepen en
naar den wedana van Rambipoedji gesleept.
Hij bezwoer zijn onschuld. Maar het getuigenis
tegen hem was zóó zwaar, dat de wedana hem over
gaf aan den djaksa van Djember, die hem in de ge
vangenis liet opsluiten.
In die gevangenis zat Si Koeroes eenzaam en
dacht. Wat had Allah nu over hem besloten Want
het was Allah's wil, dat hij hier zat, anders kon men
hem onmogelijk hebben getangkapt. Maar hij
klaagde niet. Kreeg hij niet op zijn tijd zijn rijst
en zijn vischjes, zonder dat hij daarvoor eerst in
het heetst van den dag op de gloeiende sawah be
hoefde te werken
Het werd een groot proces voor den landraad
in Djember. Pa llak getuigde hoe hij Si Koeroes
in den avond uit zijn huis had zien sluipen in de
richting van het eenzame huisje van Soekessih.
En twee andere,, kwamen getuigen dat ze hem daar
hadden gezien. Weer een ander, die laat huiswaarts
keerde, had Si Koeroes en Soekessih samen gezien,
wegdwalend naar de bergen. En nog weer een ander
had in den laten avond een angstschreeuw ge
hoord
Maar Si Koeroes bleef ontkennen, dat hij iets
van den moord zou weten. Verbaasd hoorde hij al
die getuigenissen aan hij begon te twijfelen aan
zichzelf. Zou hij Soekessih misschien vermoord
hebben zonder dat hij het zelf wist Als iedereen
toch zeide dat hij het had gedaan, moest het wel
waar wezen. En dan moest Toean Allah zeker zijn
geheugen hebben verduisterd.
Nieuwe getuigen werden gedagvaard uit Am
boeloeh, want de landraad wilde zekerheid hebben.
Maar het leek wel of heel de desa den moord had
gezien. De getuigenissen waren eenparig ten nadeele
van Si Koeroes en toen de president hem opnieuw
vroeg of hij wilde bekennen, gaf Si Koeroes ten
slotte toe, dat hij Soekessih had vermoord en haar
lijk in een ontoegankelijk ravijn had geworpen.
Als Toean Allah het nu eenmaal zoo beschikt had,
wat moest hij, nietige aardworm, dan tegenstreven
De landraad meende dat zulk een afgrijselijke
misdaad met den dood moest worden gestraft en
Si Koeroes berustte in het vonnis. Was het niet de
wil van Allah
Op een morgen, heel vroeg, werd Si Koeroes uit
het gevangenishok gehaald en opgehangen. Be
rustend in den wil van Allah stak hij zijn hoofd in
den strop. Zoo stierf Si Koeroes, boetend voor een
daad, die hij niet had bedreven.
Maanden later keerde Soekessih terug uit de
verre desa, waarheen ze getogen was zonder ie
mand iets te zeggen, en waar ze had getoefd in 'n
schoone blijdschap, omdat iedereen de munten zoo
mooi vond, die ze op haar kabaja droeg.