No. 14 VRIJDAG 31 AUGUSTUS 1934, 424 „Eigenlijk ben ik blij, dat je nog niet rond geweest bent. Nu kan ik je alles zelf laten zien, van den zolder tot de keuken." „Keuken dacht dc dochter ontzet. Nee, de keuken niet overal, behalve daar. Al vond ze nu de keuken het eenige brandpunt van warmte en belang in dit huis, zij kon daar nu niet weer heen gaan, met haar vader. „Laten we nog even hier blijven, vader," smeekte zij, zoo schor, dat hij haar snel aankeek. „Verkouden „Nee, nee." Zij verzamelde al haar moed, om er zich direct doorheen te vechten, „ik heb u een heek; massa te vertellen, vader. Of liever, een heele massa te zeggen, voor we 't huis gaan kijken. Ik wou u eerst even spreken." Uitnoodigend rolde zij een modern leunstoeltje naar hem toe, met wit leer bekleed. Hij ging er in zitten, strekte zijn lange beenen uit over het wollen tapijt en haalde zijn koker te voorschijn. „Mag er hier gerookt worden Merci." Terwijl het meisje de sigaret voor hem aanstak, keek hij genoeglijk naar haar beweging. Duizendmaal gretiger dan hij zou kunnen zeggen had hij er naar verlangd, Faye in haar eigen huis te zien, bij hem, die haar al dat moois gegeven had maar nu zij haar aansteker uitknipte, en op het witte kussen ging zitten naast de honden, kwam die vreemde kilheid weer over hem. Zijn lieveling scheen niet wat was '1 - scheen zich niet thuis te voelen. Er haperde iets. Zij leek zoo onrustig, hier, waar zij tot rust had moeten komen „Er mankeert toch niets aan „O nee, vader, niets. Maar om te beginnen u moet goed weten, dat ik uw matelooze edelmoedigheid erg waardeer." „Wil dat zeggen," vroeg hij droog, maar dadelijk gerustgesteld, „dat het meisje nog iets meer wenscht „Ja, vader." Faye ging op haar hielen zitten en vouwde haar handen, zich de beschrijving van een Franschen schrijver herinnerend van den onover- brugbaren afgrond, die het geslacht der ouders van het volgende scheidt, en zichzelf aansporend roep nu je verzoek over dien afgrond. Haoentomantiek. welke iederen dag zeldzamer wordt: de schoonheid der ranke zeilschepen. „Vader, u schreef, dat ik vreugde in 't leven moest scheppen. Wat bedoel de u daar mee Hij hief het grijzende hoofd op, liet zijn sigaret vallen, staarde. Bedoelen Wat bedoelde z:i „Nou, ik wil je gelukkig hebben. Ik wil je geven, wat een meisje graag heeft. Een eigen buiten, niet griezelig groot, maar toch ruim genoeg voor je, om je te roeren en je vrienden te vragen. Ik geloof, dat je dat hier nogal zult vinden. Je kunt hier fuifjes geven en uitstapjes maken. Auto's, tennis, winke len...." De woorden kwamen trager; hij moest zich bezinnen, wat meisjes graag doen. „Dansen.jagen.en kleerenIk heb er best wat voor over." „Weet u zoo zeker, dat ik daar genoeg aan zou hebben om gelukkig te zijn ,,'t Blijkt, dat je dat niet bent. Wat is er? Je..Flij kreeg een bang vermoeden er schoten mannennamen in zijn hoofd een heele lijst namen, die hij in haar brieven naar huis had gevonden. Esmé Hunt, Goldberg, Dick, Tom, Harry, een scheepsdokter. „Heb je je soms verloofd met een van die vrienden van je „Verloofd? Ik?" riep zij verontwaardigd. „Ik denk er niet over!" „Da's een steen van mijn hart!" riep de bankier, en hij lachte. „Wat is er dan, jongedame „Ik kan toch wel een volwassen mensch geworden zijn?" vroeg Faye ernstig. Ja, dat kan door een kleinigheid gebeuren. Door een prettig blauw, bewonderend paar oogen. Door een mannenstem'; die zegt„Dat lamme wicht van Moiliott". De nieuwe vriend, wiens opvatting meetelde, had haar een anderen kijk gegeven. „U begrijpt toch wel, dat ik graag zooveel mogelijk pleiziervan mijn leven heb, vader Maar zal ik 't krijgen van 't leven, zooals u 't voor me gedacht hebt Hij had gedacht, dat hij alles voor haar had aangeschaft, dat zij zou willen hebben. Maar zij wou iets hebben, waar hij niét aan gedacht had. Faye Moiliott hoefde maar te vragen een nieuwen auto, een luchtreis naar Parijs om te winkelen.maar wat wist hij anders „Misschien heb ik pleizier genoeg in dit heerlijke huis, met alles naar mijn zin, en alle kleeren,die ik graag heb, en mijn vrienden hier en al dat vertroetelen.... Maar 't kan ook van niet, vader. Kijkt u nu niet zoo verschrikt." Hij had zijn donkere wenkbrauwen opgetrok ken onder fret zilverende haar. „Ik wou graag eerst iets anders probeeren. Mag ik „Zeg dan eerst maar eens wat." „Ik wou probeeren iets nuttigs te doen. Niet alleen maar een Het woord „parasiet" wou haar niet over de lippen. „Niet alleen maar daarnaar beoordeeld worden." Met een boos knikje wees zij naar de ongeopende koffers, on miskenbare bewijzen van weelde. „Ik wil mijn eigen brood verdienen. Maar dan écht, niet voor wat speldengeld in een modezaak ronddraaien. Net als ieder gewoon werkend meisje, dat haar ouders moet onderhouden van 't geld, dat ik voor poeder en crème uitgeef. Ik wil een be trekking zien te krijgen." Zij, die gaan kon waar zij wou, vroeg niets dan een plaats in de eindelooze, treurige rij van zoekers op een arbeidsmarkt, waarop meisjes met den dag minder gewild waren Haar vader haalde diep adem. „Je weet niet waar je 't over hebt." „Dan wil ik 't ontdekken." „Ja maar wat heb je tot aanbeve ling - behalve dat je je goed kleedt en dat je, laten we zeggen, niet afstootelijk bent om aan te kijken „Nou ja, dat „Denk je, dat die dingen niet meetellen in den tegenwoordigen strijd om een baantje Hij lachte er om. „Dat is een bewijs „Zoo dom ben ik niet U vindt 't toch zeker niet onmogelijk, dat ik een beetje ver stand van u geérfd heb protesteerde zij blozend. „Luistert u nu eens, vader. U zou me best zelf een betrekking kunnen geven. Ik ben goed in Fransch, tamelijk in Duitsch, Itali- aansch en Spaansch net handschrift, typen en uitstekend in wiskunde. Kunt u 't daar op uw eigen bank niet eens mee probeeren ZESDE HOOFDSTUK De vurige woordenstrijd werd voortgezet in de taxi, waarmee vader en. dochter zich naar de stad lieten brengen. „Wat moet mijn personeel wel van me denken vroeg de vader, na veel dat vooraf ging. „De patroon zijn eigen dochter een baantje geven, en de dochter van een ander het brood uit den mond stooten

Tijdschriftenbank Zeeland

Ons Zeeland / Zeeuwsche editie | 1934 | | pagina 13