451
VRIJDAG 51 AUGUSTUS 1954
It J I J Luchtfoto K.L.j
Marlingen, de ..voorhaven van Londen dat deze maand het 700-jarig bestaan viert, vanuit de lucht.
Links op den achtergrond ziet men als een flauwe streep den strekdam, die de haven tegen verzanding moet beschermen.
Voor dit argument moest zelfs Faye even zwijgen. Toen omknelde zij haar
tasch en redeneerde:
„Maar ik zeg toch zeker tegen niemand, dat ik uw dochter ben Juffrouw
Molliott wordt nog in geen veertien dagen terugverwacht. Dus dan kan ze
evengoed heelemaal niet komen. U neemt een zekere brave juffrouw Niemand
van Nergenshuizen in dienst. Ik beloof u, dat ze niets merken. Toe, vader, laat
't me probeeren. De zachte stem.werd opgewonden. Een klein gloeiend hand
je gleed in zijn arm. „Weigert u me nu niet dat eene, dat ik echt graag wil
„Maar lieve kind, je praat, alsof 't een kwestie van leven of dood voor
je is
Plotseling vlamde het rood in Faye's gezicht maar hoe kon haar vader
vermoeden, dat het voor haar een kwestie van leven en liefde kon zijn Nu
zij voor het eerst had ontmoet, wat liefde zijn kon, zou zij nu alles aan 't begin
af laten hakken Ais Frank Norton en „dat wicht van Molliott" zich niet in
dezelfde wereld bewogen, wat kon zij dan anders doen, dan haar wereld ver
laten en de zijne binnengaan Zij had al gedacht, dat zij iets vond, om te doen
in 't leven. En nu wist zij zeker, heel zeker, wat haar eenige kans was om het
respect van dien man te winnen. Werken waar hij was I Zij trilde van ernst
zij slikte met kracht, als een zenuwachtig kind in de klas, vóór zij spreken kon.
„Toe vader, toe, zeg nu ja 1"
„ik kan toch zooiets maar niet ineens beslissen? Je moet me den tijd
laten. Wees niet onredelijk...."
„Nee, vader. Ja, vader. Ik bedoel, ik zal wachten tot na 't diner Da's
waar ook, ik kan niet bij u dineeren. De Brooksen" (de man en de vrouw, die
op de flat meneer Molliott's huishouding dreven) „mogen niet weten, dat ik
er ben. Dus terwijl u bij Maud Messenger dineert...."
Dit was de naam van een weduwe, de tweede der vrouwen, die het
hart van haar vader vulden en het meisje was heimelijk diep jaloersch op
haar. Maar Faye bleef altijd strikt eerlijk tegenover die tweede Dierbare, die
allicht eens haar stiefmoeder werd.
„Dan eet ik wel iets in een restaurant, en dan ga ik ^en film kijken, en
dan wacht ik op u in 't Stations-hotel. Daar zullen ze me wel kunnen bergen
vannacht."
„Saaie boel," mopperde haar vader. „Ik had al gerekend op een soort
feestje, op den terugkeer van de verloren dochter. Enfin."
„Weest u nu lief," drong Faye aan, „en zegt u me, waar ik eten kan."
„Hm.... Dat Italiaansche zaakje vooraan in de Smith-straat moet
nogal goed zijn, zeggen ze. Er is een bioscoop in dezelfde straat. Dan kom ik
je daar om half elf halen."
„En dan heelemaal met volle toestemming?"
Hij knorde, schudde het hoofd tegen haar. De taxi stopte. Hij keek het
dappere figuurtje na/toen het uitstapte. Toen klopte Molliott tegen de ruit,
dat de chauffeur door kon gaan, en met een langen zucht leunde hij in den
wagen achterover. Want disputen met je kinderen zijn vermoeiend.
Met een even langen zucht (want disputen met je ouders zijn vermoeiend!)
ging Faye een vroolijk restaurantje binnen, dat, evenals zij, niet in deze stad
scheen te hooren. Zij ging zitten aan een tafeltje dicht bij de deuronmid
dellijk daarna kwam een andere klant aan het volgende tafeltje zitten. Het
was een man van zesendertig, met donkere, levendige oogen, die Faye zelfs
nog aankeken, terwijl hij den kleinen Italiaanschen kellner riep: „Beppo!"
In zijn handen wrijvend, steeds nog met zijn blik naar Faye, deed hij zijn be
stelling en toen, vóór Faye nog had gekeken naar een menu, was de man
opgestaan en gaf hij haar het zijne met een innemenden glimlach.
Faye bedankte hem, zonder naar hem of naar de kaart te kijken, hief
het hoofd op om den kellner te roepen, en bestelde kalm soep, ham-omelet,
macaroni met kaas, fruit en koffie. Toen sloeg zij het avondblad open.
De man aan het volgende tafeltje vroeg toen iets aan Beppo, met gedemp
te stem, waarop de kellner zijn magere schouders optrok tot zijn ooren, met
zijn handen in de lucht een groote liggende V vormde, en achter een scherm
verdween, om de soep voor de dame te halen.
„Die stroopsmeerder wou te weten komen, wie ik was," dacht Faye
vluchtig.
Even keek zij onverschillig langs het hoofd van den anderen gast naar
de beschildering op den tegenovergestelden muur, en viel toen weer terug in
haar eigen probleem
„En als vader me nu eens mijn zin niet wil geven?"
Intusschen had Faye's vader, ten huize van mevrouw Messenger, het
geval met Faye op zijn manier uiteengezet.
„Hoe moet een man nu uit de voeten met zoo'n paar eigenzinnige vrouws
personen als jullie?" vroeg hij.
Het smakelijke diner, door de gastvrouw zelve toebereid, was opgediend
in de huiskamer van een rood-steenen villa aan den minder deftigen kant der
stad. Op het hekje stond de naam „De Laurier", maar in den mond van John
Molliott was de naam „Het Krot". Hij was boos, omdat zij in dit huis woonde,
waarvan de eenige fatsoenlijke kamer aan haar piano en aan haar leerlingen
was afgestaan. Hij had haar, nu al vijf jaar, een ander huis binnen willen leiden.
Maar zij wenschte niet te trouwen, vóór Faye behoorlijk gevestigd was.
Zij was een knappe vrouw van achtendertig, met donkere, geestige oogen en
dik glad glanzend haar, ook bijna zwart, op één witte lok na, die er uitzag,
alsof zij een breed zilveren lint over 't hoofd had gelegd.
„ik zou 't haar laten probeeren," gaf zij ten antwoord.
„Een weekje haar zin geven, bedoel je, dan is de gril wel over? Heb ik
ook al gedacht."
„Dat bedoel ik niet," zei Maud Messenger. „Ik geloof niet, dat Faye aan
grillen doet." Ook zij kende prikjes van jaloezie Jack had haar eens ver
teld, dat Faye de oogen van haar moeder had, en hij had er niet bij hoeven
zeggen, dat zij de appel van zijn eigen oog was. Maar de andere Dierbare was
edelmoedig tegenover het meisje, met wie zij Jack's gedachten deelde. „En
ik geloof ook niet, dat zij er in een week genoeg van zal hebben. Maar als ik
jou was, liet ik haar toch haar gang gaan."
„Ik moet de dames altijd haar gang maar laten gaan. Jij ook, je slooft
je af in dit ellendige krot...."
„Waar ik meer pleizier in beleefd heb, dan ik ooit heb gehad sinds mijn
twintigste jaar."
„Dan wil ik wel eens weten, wat jij pleizier noemt (Wordt vervolgd)