No. 14 VRIJDAG 31 AUGUSTUS 1934 .443
Ver van hier. De slingerweg tusschen Gustafsberg en
ilddevalla over de hooge rotsen langs de Zweedsche kust.
I De garage-houder lachte zuur. „Absoluut niets alleen 't spookhuis
van Peter Kuil, midden op de hei, zooals ze 't noemen. Als dat een hotel is,
geef mij dan maar de achterbank van dat wagentje, om vannacht op te slapen."
„Een spookhuis Harry's oogen gingen wijder open van nieuwsgierigheid.
„Dat klinkt interessant. Rammelende kettingen en Zoo, of alleen maar gewoon
griezelig
„Dat weet ik niet. Geen mensch wil er lang genoeg blijven, om 't uit te
vinden. Ze zeggen, dat êen zekere Peter Kuil, een oude man, het veertig jaar
geleden heeft laten bouwen, en toen is hij er op een nacht vermoord."
Hij stak zijn besmeurde hand op en wees naar den derden vinger.
„De oude menschen in die buurt zeggen, dat Peter Kuil altijd een kost
baren ring aan zijn vinger had met een robijn of zooiets en toen ze
hem dood in zijn bed vonden, was de ringvinger afgehakt. En van dien tijd
af, zeggen ze, komt die verminkte hand daar aldoor hoeken om en zien ze er
dingen door aangrijpen. Een landlooper, die er een paar jaar geleden den
nacht wou doorbrengen, heeft het gezien, en na dien tijd heeft er niemand meer
gewoond tot van't voorjaartoen hebben twee dames't van Lane gehuurd."
„Wonen die twee vrouwen daar nu alleen
„Ja hoor. Ze zullen dat spookverhaal wel nooit gehoord hebben, denk ik
Anders
„Wat zijn 't voor menschen vroeg Harry, omziende, terwijl hij den
auto weer op gang poogde te brengen. „Zeker niet goed wijs."
„Dat zal wel niet. Ik zou vannacht maar hier blijven slapen."
Harry schudde vastberaden het hoofd. „Alle oude huizen hebben zoo'n
spookgescnLdenis. Ik heb daar gewichtige zaken. Tot ziens."
De wagen kwam met horten en stooten vooruit en ging den grooten weg
op.
Hij had twee redenen, om niet in Oost-Pogham te willen blijven. Ten
eerste zou hij daardoor toegeven, dat hij hang was voor zoogenaamde spook
huizen, en Harry was nog jong genoeg, om het zich aan te trekken, als hij van
vrees werd verdacht. De tweede reden, die niet minder zwaar woog, was, dat
hij eenvoudig geen hotelrekeningen kon betalen.
Sinds den vorigen middag, toen hij bij Jarvis was geweest, had Harry
het druk gehad met het afwikkelen van zijn zaken, die hierin bestonden, te
gelde te maken, wat geld opbrengen kon.
Het grootste gedeelte van den prijs, dien hij voor zijn goeden auto gemaakt
had, ging weg aan huur voor zijn weelderig vrijgezellenkwartier. Wat hij aan
meuoelen bezat, had hij inderhaast aan een koopman verkocht, maar het
sommetje, dat hij daardoor verkregen had, was teleurstellend mager geweest.
In den tijd, dat hij wachtte op bericht van Jarvis, was zijn bankrekening ge
slonken tot een getal van twe'e cijfers.
Harry's totale rijkdom bestond uit een kleine honderd dollars in contan
ten, een koffer, dien hij ergens opgeslagen had, een paar medailles, die hij door
de sportbeoefening van zijn,studiejaren verkregen had, het rammelende auto-
tje, waar hij in zat, en een contract van twijfelachtige waarde in zijn binnenzak.
Hij had geen bepaalde toekomstplannen hij wist alleen, dat hij het
stuk grond zien wou, dat het eenige overblijfsel was van zijn vaders erfenis.
Als dat er goed uitzag, had hij kans, dat hij het contract verkocht misschien
met verlies om althans eenig geld over te houden uit de schipbreuk van
zijn fortuin.
Uit het contract bleek, dat het land ongeveer 16 hectare groot was. Als
hij het contract kon verkoopen aan iemand, die geld wou beleggen, of aan
een grond-speculant, tegen denzelfden prijs, 2500 dollar per hectare, kreeg
hij de achtduizend dollars, die Jarvis betaald had, terug. Maar als de grond
minder waard was, dan het bedrag, dat nog gestort moest worden, tweeën
dertigduizend dollar, was het contract waardeloos dan zou niemand er
ook maar iets voor geven.
In dat geval kon hij de rest van den koopprijs niet betalen, als de verval
datum kwam, en dan hield Stewart Lane niet alleen het land, maar ook den
reeds gestorten termijn.
Harry fronste het voorhoofd en boog zich over het stuur. Het vooruitzicht
was niet bemoedigend. Maar hij had nog twee weken den tijd niet lang
genoeg, om in den breede over den verkoop van grond te onderhandelen,
maar wei lang genoeg, om een beetje te werken en te vechten voor het geld.
De zwarte weg, glimmend van vochtigheid door de lichte nevels, die aan
dreven uit de groote baai, wond zich in kalme kronkelingen door de zout-
moerassen links en de vochtige bouwlanden rechts. De afstandsmeter, onge
veer het eenige onderdeel van den auto, dat in goede conditie was, stond al
twee mijlen verder, en nog was er geen spoor van den grintweg, waar de garage
houder over gesproken had.
Harry minderde vaart en keek naar den rechterkant van den weg.
Toen hij een bocht om was, zag hij een kraampje staan van ongeverfd
hout, versierd met reclame-biljetten van sigaretten en een groot bord met het
opschrift „Honing". Een meisje stond, met haar rug naar den weg, te worste
len om een groot houten luik op zijn plaats te krijgen, dat bestemd was om
de opening boven de toonbank af te sluiten. Harry klom tusschen de havelooze
zijschermen door uit zijn auto en liep naar haar toe.
„Neemt u me niet kwalijk," begon hij, „kunt u me ook zeggen, waar de
weg
Zij schrok en keek Harry met twee groote verschrikte oogen aan.
Het slordig ineengetimmerde luik gleed van zijn plaats en Harry sprong
toe om het op te vangen.
„Te zwaar voor u. Laat u mij het maar doen," zei hij. Zij bedankte hem
met een zoo stralend lachje, dat hij bijna het luik weer liet vallen.
„Ik was even geschrokken," bekende zij. „Ik had u niet aan hooren komen.
Dank u hartelijk, 't Zit prachtig."
„Er schijnen hier niet veel menschen langs te komen," hernam Harry,
en weer werd hij met een open, lieftallig glimlachje beloond.
„Helaas nee," zei het meisje. „Een druk verkeerspunt is 't niet bepaald
Vandaar dat er zoo weinig vraag naar honing is."
„Nu, als de menschen wisten, wat ze hier vinden konden.begon Har
ry onhandig, en toen zweeg hij plotseling.
„Wat zei u vroeg zij koel.
„O, niets dat wil zeggen. Harry voelde zijn wangen rood worden.
„Ik wist niet, dat er hier stallen in de buurt waren."
„Stallen Zij keek strak naar dien goed gekleeden, knappen jongen
man uit zoo'n haveloos wagentje, op echte vrouwenmanier genietend van
zijn verlegenheid. Haar lippen trokken, glimlachten bijna. „Stallen Voor
koeien of paarden bedoelt u
„Nee, voor bijen," antwoordde Harry, weer moediger. „Waar hebt u ze?"
Het meisje deed, alsof zij huiverde.
„Ik zou ze niet in mijn buurt willen hebben. Ze kunnen verschrikkelijk
steken, is 't niet? Ik krijg mijn honing uit New York, in potten, om de andere
week, als u de diepe geheimen van mijn zaak wilt weten. De handel is tot nu
toe niet erg best geweest, maar 't zal nu wel zoetjes aan drukker worden op
den weg, uenk ik."
Zij haalde een spiegeltje uit een groote leeren tasch, gaf hier en daar een
beweginkje aan een klein grijs hoedje, bekeek zichzelf onder verschillende
hoeken, zooals alle vrouwen ter wereld doen, en gaf Harry een knikje, dat een
afscheid beteekende.
„Dank u nog wel voor uw hulp...."
„Ik was eigenlijk voor iets anders gestopt," viel Harry haar snel in de
rede, toen zij zich afwendde. „Ik moet naar Fiddler-Punt, misschien kunt u
me terecht wijzen. De weg moet zich hier ergens splitsen."
De teere bogen van haar donkere wenkbrauwen gingen iets naar boven.
De helderste blauwe oogen, die Harry ooit gezien had, keken kalm en onder
zoekend in de zijne.
„Ja, dat kan ik u wijzen. Er komt een zijweg zoowat een halve mijl hier
vandaan. Ik woon daar."
„Maar ik had gehoord, dat er alleen maar een paar.Ik bedoel, dat is
geen erg prettige woonplaats voor een meisje...."
„Ik woon daar met mijn moeder. Zij is niet erg gezond, en de dokter
heeft zeelucht aanbevolen. We kunnen 't er oest stellen - en 't is goedkoop
ook."
Zij zweeg, scheen te verwachten, dat Harry haar nader in zou lichten over