No. 14 VRIJDAG 31 AUGUSTUS 1934 447 -2Wt Jledeüand. In het land der plassen russchen de Vecht en 't Gooi. het doel van zijn tocht. Hij haalde het kostbare contract weer te voorschijn en legde haar het geval uit. „Dus toen heb ik besloten, maar eens te gaan kijken," besloot hij. „Is het ver „O nee. Twee mijl langs den grintweg. Ik ga er nu heen. Ik loop meestal. Ik ben er voor gekleed, zoo;.Is u ziet. Maar als u er nog iets van wilt zien, vóór 't donker is. Zij keek twijfelachtig naar het oude wagentje. „O, weest u voor dien auto maar niet bang," zei Harry. „Die brengt er ons best, al heeft hij zijn uiterlijk tegen zich. U kunt 't beste voorin komen zit ten. Achteraan ligt mijn bagage. Prachtig." Trillend en rammelend op tal van plaatsen sputterde het wagentje den weg langs. Toen zij de eerste mijl achter den rug hadden, wist zij niet alleen alles van het contract en van Jarvis, maar had Harry haar ook de hoofdzaken uit z'n eigen levensloop verteld, van 't begin zijner studie af tot den huidigen dag. Als een man, die gewoonlijk terughoudend is tegenover dames, zoo open hartig over zichzelf en zijn levensverwachtingen praat, dan wil dat zeggen, dat die eene dame een diepen indruk op hem heeft gemaakt. En als een meisje, met ingehouden adem en nu en dan een vraag, naar een man luistert, die over zichzelf praat, schuilt daar iets meer achter dan een voorbijgaande belang stelling. Zij viel hem maar ééns in de rede, toen het gesprek over zijn studie jaren ging. „Dan moet u Billy Parks gekend hebben." „Billy Parks den halfback riep hij uit. „Of ik dien gekend heb 1 Ik was toen in mijn eerste jaar. Hij is verongelukt. In zijn laatste jaar weg gegaan, om vlieger te worden. Dat jaar ben ik in het elftal gekomen. Een prachtkerel „Dat was mijn broer. Mijn moeder probeert nu rond te komen van die paar dollars pensioen, die het gouvernement ons heeft toegekend. Daarom houd ik dat stalletje daar." Hij keek haar medelijdend aan en reed toen een tijdje zwijgend door. „Hoort u eens eh.juffrouw Parks..uw moeder hoeft zich geen zorg te maken, omdat ik hier den boel gekocht heb. Als ik 't contract verkoop, zal ik de voorwaarde stellen, dat u in uw huis kunt blijven wonen.. Zij raakte zijn arm aan en wees naar een met onkruid begroeiden witten weg, die zich scherp van den hoofdweg afboog. Voorzichtig nam hij zijn draai. Er stonden schamele sparreboomen aan weerszijden van den. smallen weg. Stug zoutwatergras streek langs de wankele spatborden van den auto. Orooter en grooter werden de vlekken zwarte modder en geel zand, naarmate zij vorder den, links en rechts van den weg. „Ik zei," hield Harry aan, „dat 't geen verschil maakt, al gaat de grond in andere handen over. Ik denk er hard over, om het huis toch maar te houden, als ik de rest verkoop. Misschien kan ik van de bank geld leenen, om den laatsten termijn te betalen...." „Ik.... ik weet 't niet," zei ze aarzelend. „Hoeveel hebt ti per hectare betaald „Vijfentwintighonderd dollar per hectare vrij van alle lasten 1" Zij waren den laatsten dwergachtigen, kommerlijken pijnboom voorbij. Vóór hen strekte zich recht en wit de weg uit, tusschen groote moerasvlakten. Hier en daar glommen er plassen en poelen van zeewater. Over al die trooste loosheid hingen vlagen van moerasdamp. Een kleine honderd meter verder stond op een verheffing van weinige meters breedte een scheefgezakt houten huis van twee verdiepingen, dat uitzag op het grijze water van de baai. Er waren gapingen zichtbaar tusschen de houten dakpannen. Een veranda, aan de hoeken ingezakt, liep langs twee kanten van het huis. Ruig en vlekkerig waren er sporen van groene verf, die allang was weggesleten. In twee benedenramen scheen er licht. De andere ramen, met karton -en planken gelapt, hingen levenloos tusschen rottende luiken. Harry wendde zich naar het meisje, dat hem aankeek met zacht medelij dende oogen. „Is dat het?" vroeg hij. „Ja. 't Spijt me voor u. Ik geloof niet, dat 't nog iets waard is." Harry slikte, keek rond en grinnikte spijtig. „Vrij van lasten en nat 't Eenige, wat er aan mankeert, zijn een paar krokodillen. Ik begin te begrijpen, dat mijn achtduizend dollars in 't water gegooid zijn of in de modder!" III Harry bedwong het wagentje juist op tijd, toen het naar den kant van den weg wou glippen, en stuurde het naar de ruïne. „Veel weg is 't ook niet," mompelde hij. „Onbegaanbaar, als 't erg slecht weer wordt," zei het meisje. „Kijk daar eens Hij keek snel om. Tegen den donkeren horizon groeide een plek van dieper zwart. Blauwachtige wolken, met dampige grijze randen, trokken langzaam op, hun kracht verzamelend. Een vochtige wind woei over het trieste land en bracht een begin van regen. „U zult hier moeten blijven vannacht," zei het meisje. „Dat vind ik niet zoo erg," antwoordde hij, merkbaar opgelucht. „Als uw moeder me tenminste wil hebben, 't Is nogal opdringerig...." ,,'t Zal wei moeten. U kunt onmogelijk wegkomen. Zoo, hier hebben we het weelderige verblijf." De grintweg eindigde onder een groot afdak, na een korte bocht om iets, dat eens gepoogd had een tuin te zijn. Harry stapte uit, hielp zijn gezellin tusschen de flabberende zeilen van den auto heen, en keek rond. Wordt vervolgd)

Tijdschriftenbank Zeeland

Ons Zeeland / Zeeuwsche editie | 1934 | | pagina 31