GEEN OMKOOPERIJ
door W. Adams
47-1
VRIJDAG 7 SEPTEMBER 1934
No. 15
Of ze nooit bijten.
volgenden dag naar Repwort's huis ging, vroeg hij
zich zenuwachtig af, hoe hij de onaangename
historie moest vertellen aan hem, die overal bekend
stond om zijn voortdurende zorg, dat nooit eenige
beschuldiging van ornkooperij, corruptie en min
der eerlijke methoden in den politieken strijd
tegen hem en zijn partij ingebracht kon wor
den. De kans op het parlement zou wel ver
keken zijn.
Doch het liep anders. Hij was nog geen vier
minuten in Repwort's kantoor, of deze wist reeds
alles.
„En heb je het geld betaald
„Nee," antwoordde Crepston. 1 k heb er geen
oogenblik over nagedacht. Ik heb hem de deur
uitgegooid."
„Maar je hebt 't geld toch vroeg Repwort.
„Ik geloof niet, dat vijfduizend gulden erg veel voor
je beteekent."
,,'t Ging niet om 't geld. Maar als ik hem betaald
had, komt hij later natuurlijk weer terug. Gaat
altijd zoo met dergelijke individuen. Maar dat nog
daargelaten ik wil het niet. Ik laat me niet in
met afpersers."
„ik wou dat iedereen er zoo over dacht. Al dat
gekonkel en werken met geld heeft al wat ellende
en bederf gebracht in de politiek. Wij doen er niet
aan mee, nooit. Dus wat mij betreft, kan die ge
schiedenis met uw broer geen verschil voor u maken.
Je hebt toch niets gedaan om die zaak buiten de
rechtbank te houden Dan is 't in orde. En als die
kerel bij mij komt, zal ik hem wei te woord staan
Daar zullen we geen last van hebben."
„Zoo, dat is afgehandeld," ging Repwort verder,
terwijl Crepston, verlicht en dankbaar, een sigaar
opstak. Eerlijk duurt het langst, dacht hij, ook in
de politiek.
„En nu wat anders." Repwort speelde achteloos
met zijn penhouder, „ik heb een rapport gehad
van onze propaganda-afdeeling er komt hopeloos
geld te kort en ze hebben een fonds gesticht, waarbij
ze natuurlijk vooral het oog hebben op de meer
welgestelde leden van de partij. Ik mag jou
toch ook voor een paar duizend inschrijven,
niet
niet langer steunen, of 't waar was of niet. Zelfs
de geringste kans op zoo'n onaangenaam schan
daaltje zou de leider niet in de partij willen
halen. En toch had hij veel zin, dien onbeschaam-
den kerel de kamer uit te gooien hij liet zich niet
afpersen, door niemand en om geen enkele reden.
Zijn trots liet dat eenvoudig niet toe.
Zoo minachtend mogelijk keek hij den bezoeker
aan.
„U bent dus een doodgewone, ordinaire afperser.
Ongeveer de smerigste manier om aan geld te
komen."
De man wilde protesteeren, maar Crepston
snauwde zoo vinnig, dat de ander er door bedwon
gen werd.
„Zoo smerig mogelijk, zei ik, en probeer nu niet
verontwaardigd te worden, want dat gevoel ken
je niet eens Hoeveel moet je hebben
„Ik hou m'n mond voor vijfduizend."
„In orde," beet Crepston. „Als ik je morgen
vóór twaalf uur niet heb opgebeld, of ik je al of
niet betaal, kun je doen wat je wilt. Geef mij je
adres en schiet op."
Hij dacht niet lang na, toen de man vertrokken
was. In teder geval betaalde hij het geld niet
hij kon eenvoudig de gedachte niet verdragen,
dat hij zich geld liet afpersen, maar dan was er
slechts één mogelijkheid zelf naar Repwort
gaan en hem alles vertellen, voordat de afperser
den leider van de partij inlichtte. Hij kon het beter
van hem zelf, Crepston, hooren, dan dat een ander
het hem zou zeggen. Repwort had veel invloed
en had gezegd, dat hij Crepston graag in het parle
ment zag misschien wist hij wel een middel om
de moeilijkheden te ontwijken. Den volgenden
morgen zou hij hem in de stad bezoeken.
Er was inderdaad geen andere uitweg, doch niet
temin was het een zware gang. Toen Crepston den
Ik ken hem niet, maar laat hem binnenkomen,"
zei Julius Crepston, makelaar en waarschijnlijk
aanstaand lid van het parlement, maar toen
het meisje den bezoeker in de kamer liet, had hij
spijt, dat hij er zich niet met „niet thuis" had
afgemaakt. Want de man maakte geen aange-
natnen indruk hij deed bescheiden en schuchter,
maar zijn houding had toch ook een zekere brutali
teit, alsof hij zeker van zich zelf was, zeker, dat
hij kreeg wat hij zou vragen.
„Ik ben blij, dat u me een half uurtje van uw
kostbaren tijd geeft," zei hij, „vooral nu u vacantie
schijnt te hebben. Een mooi huis hebt u...."
„Dank u," antwoordde Julius Crepston. „En.
„Ik zal dadelijk tot de zaak komen. U komt
binnenkort in het parlement, tenminste, u bent
candidaat en u hebt alle mogelijke kans om gekozen
te worden."
„Hoe weet u dat
„Omdat Repwort, de leider van uw partij, uw
candidatuur op alle manieren heeft gesteund, en
wie zijn hulp heeft, die komt er. Dat weet u ook
wel."
„Komt u me dat alleen vertellen Wat wilt u
eigenlijk
De bezoeker liet hem niet lang in onzekerheid.
„Repwort heeft veel invloed en is hééi gezien,
binnen en buiten zijn partij, omdat hij strikt eerlijk
is en zich nooit met achterbaksche middeltjes
inlaat. Maar hij heeft ook enkele eigenaardige
opvattingen over eer en zoo.Enfin, u hebt een
broer, nietwaar
Crepston knikte onwillekeurig hij wist nu
waarvoor de man was gekomen. Afperserij.
„Twee jaar geleden heeft uw broer iets.'enfin,
iets gehad. Hij was toen in het buitenland als
hij hier was geweest, zou er een proces zijn gekomen,
en ik denk dat uw
broer wel zes jaar
had gekregen. Als
dat allemaal be
kend wordt....
een lid van het
parlement, dat zijn
invloed gebruikt
om een broer bui
ten de gevangenis
te houdenIk
geloof niet dat u
dan nog veel kans
heeft om gekozen
te worden. Repwort
met zijn strenge
ideeën over eerlijk
heid en gelijk recht
voor iedereen zal u
in ieder geval niet
langer steunen."
„Ik heb zelf niets
gedaan om die zaak
in den doofpot te
stoppen," merkte
Crepston op.
„Dat weet ik,"
antwoordde de be
zoeker, „maar dat
zal het publiek niet
gelooven. Heusch,
als het bekend
wordt, komt u niét
in het parlement."
In stille woede
keek Crepston hem
aan. De man had
gelijk, dat wist hij
als Repwort het
hoorde, zou hij hem