No. 15 VRIJDAG 7 SEPTEMBER 1934 479 „Er is mij ook iets vreemds overkomen, toen ik uit den auto kwam. Ik heb er niet over willen spreken, waar mevrouw Parks bij was. Ik was net uit den wagen gestapt, toen die vast was geraakt de koplichten brandden nog. Toen ik zag. dat er hier licht brandde, ging ik terug, om ze af te zetten, en toen liep er een mannelijke gedaante vóór langs den auto. Op zoo'n tijd en zoo'n plaats vond ik het al direct eigenaardig, dat iemand met zulk weer buiten was, ongedekt, maar ik dacht er toen niet verder over na. Ik riep hem aan om te vragen, of er ergens een dorp of een telefoon was, en toen keerde hij zijn gezicht naar me toe." Plotseling zweeg hij. „Zeg, als je last hebt van zenuwen 's nachts, kan ik je de rest beter morgen vertellen." Harry lachte met het gezonde optimisme van den vijfentwintigjarige. „WelneeIk heb nooit last van zenuwen. Ik vind 't wel interessant." De Kampensche jeugd is bezig geweest en heeft het starion Kampen-Zuid, dat na de opheffing der lijn Kampen-Hattem met meer in gebruik is, met keien behandeld. Geen ruit en geen deur is heel gebleven. Toen zij aan de deur waren, kwam Harry terug, buiten adem en doornat. Hij was bemodderd tot aan de knieën. „Hij is me ontsnapt. Ik heb hem nagezeten langs den rand van het moeras, maar hij schijnt hier beter den weg te weten dan ik, want ik kwam in een sloot terecht. „Wie vroeg Blass. „We kunnen er geen touw aan vastknoopen, kerel. Wien heb je nagezeten Harry stond met de voeten op de mat te stampen en probeerde het kleve rige slik van zijn schoenen te wrijven. Het duurde eenigen tijd, voor hij ant woordde. „Het was Jarvis de man, waar ik u over verteld heb. En als 't hem niet was, moet 't zijn tweelingbroer of zijn geest geweest zijn. Hij stond buiten voor het raam te loeren. Hij is om den hoek van het huis verdwenen. Ik dacht, dat ik hem een honderd meter verder zag loopen, en toen vloog ik er heen en kwam in de modder terecht." „Dat kan niet 1" beweerde Blass. „Wat zou hij hier moeten En hoe kan hij langs dien ellendigen weg gekomen zijn met dat weer? Je zult je verbeeld hebben, dat je iemand voor het raam zag. Een mensch vergist zich makkelijk met die weerspiegelingen in glas." „Ne*." Harry schudde beslist het hoofd. „Ik heb een gezicht gezien. Het was niet erg duidelijk, maar aan de grijze haren en de scherpe oogen zou ik zeggen, dat 't Jarvis geweest is." „Dan moet 't een spook geweest zijn," zei Blass lachend. „Er schijnt zoowat aan alle oude huizen een spookverhaal vast te...." Harry gaf hem een teeken, dat hij zwijgen moest, en knikte in de richting van mevrouw Parks, die uit de keuken terugkwam naar de huiskamer. Bij wijze van excuus haalde Blass de schouders op hij volgde Harry naar binnen. „Zoo, nu die drukte over is, moesten we maar even afmaken, waar we aan bezig waren, en naar bed gaan. Ik geloof, dat juffrouw Parks het contract heeft." May gaf het opgevouwen papier aan Harry, die het in zijn zak stak. „Dat kan wel wachten tot morgenochtend, meneer Blass," zei hij ten uitleg, ,,'t Is al over twaalven." „Afmaken is altijd 't beste." Harry keek met een somberen blik naar het glimmende raam. „Nee," zei hij. „Ik vind 't niet eerlijk, u met zooiets op te schepen, als ik niet weet, hoe u er mee uitkomt. U wilt natuurlijk geen massa's last hebben voor uw geld, en als Jarvis in de buurt is, komen er zeker massa's last." „Nu, zelf weten hoor," zei Blass koel, en hij stond op, toen mevrouw Parks weer binnenkwam. „We hebben 't u zoo makkelijk mogelijk gemaakt in de keuken, op een veldbed," zei ze op een toon, die verontschuldiging vroeg. „Anders hebben we niet, maar ik geloof, dat u 't er best zult kunnen stellen. Ik moet nu naar bed. de dokter zou 't toch al veel te laat vinden." Blass maakte een buiging. „Dan mag ik wel excuus vragen, dat ik u zoo lang heb opgehouden. Mevrouw juffrouw May.Ik wensch u een goede nachtrust. Ik weet zeker, dat ik goed slapen zal." „Ik heb de dames niet ongerust willen maken," zei Blass vertrouwelijk tot Harry, toen zij alleen waren „maar eh.. 't klinkt natuurlijk belachelijk maar vind je niet iets geheimzinnigs hier?" „Hoe bedoelt u, meneer Blass?" „Ja, dat gezicht, dat je voor 't raam gezien hebt bijvoorbeeld. We weten alle twee, dat iemand zich hier niet kan verbergen daar is 't veel te kaal voor. Er is geen boom of geen heg een kwart mijl in 't rond. Waar zou zoo'n oude man als uw gewezen voogd heen gekund hebben, toen u de deur open deed „Dat weet ik ook niet. Maar er was iemand buiten, vast en zeker." Blass kneep zijn scherpe oogen half dicht. Hij liet zijn stem dalen en boog zich naar Harry toe. '-'7 Blass schudde ernstig het hoofd. „Ik zag, dat hij me aankeek. Hij scheen me te willen doorboren met zijn oogen, brandende, afgemartelde oogen, die diep lagen weggezonken in een oud gegroefd gezicht. Hij stak zijn hand naar me uit. Ik kon die duidelijk zien in 't licht van mijn koplampen. Hij scheen me iets te willen vertellen. Er ontbrak een vinger aan die hand, de ringvinger. Hij kwam langzaam naar me toe, nog steeds die verminkte hand uitstekend, en nu geloof je me natuurlijk niet toen verdween hij plotseling, op een meter afstand van waar ik stond. Eerst toen ik op weg was hierheen, rondkijkend en zoekend naar dien vreemden klant, dacht ik er aan, dat hij zoo raar gekleed was. 'Hij had bijvoorbeeld in dien regen een hoogen hoed op." „Een hooge hoed zei Harry hem grinnikend na. „Ja, zoo'n ouderwetsche harige hoed was 't. Bevers noemden ze die, geloof ik. Hij had ouderwetsche kleeren aan. 't Duurde natuurlijk maar een paar seconden, maar ik kon hem goed zien. Ik vond 't een erg vreemd geval." Harry geeuwde en rekte zich. „Als u dat aan een ander verteld had, zouden ze zweren, dat Peter Kuil bij u was komen spoken. Ik geloof niet aan die gekheid er dwaalt hier een oude gek rond, die de menschen bang wil maken. Ik heb hier nu wat te zeggen en als ik hem te pakken krijg, zal ik zorgen, dat hij opgeborgen wordt, met hoogen hoed en al." „Peter Kuil fluisterde Blass. „Wie is Peter Kuil „Hij was hij is niet meer," antwoordde Harry, en hij vertelde het ver haal, dat hij van den garage-houder gehoord had. Blass keek bedenkelijk. „Geloof je niet aan zulke dingen Harry grijnsde en stond op, en rekte zich weer, zoodat zijn jonge, zwellende spieren de naden van zijn mouw dreigden te forceeren. „Nee, absoluut niet," zei hij gemoedelijk. „U vertelt wel leuke dingen voor iemand, die in een spookhuis moet overnachten, meneer Blass. Neem 't mij maar niet kwalijk, als u zich verbeeldt, dat u dien ouden heer achter alle stoelen ziet staan. Ik ga naar bed." Blass gooide zijn sigaar in het kwijnende vuur en stond op. „Ik vertel alleen, wat ik mee heb gemaakt," zei hij, blijkbaar een beetje geprikkeld door Harry's houding. „Ik dacht, dat jij er misschien een verklaring voor zou weten." Zijn onpeilbare zwarte oogen glinsterden in het zwakke licht der lamp. f Wordt vervolgd).

Tijdschriftenbank Zeeland

Ons Zeeland / Zeeuwsche editie | 1934 | | pagina 31