DOOR BERTA RUCK Tusschen die ontmoeting en deze tweede had Faye zichzelf gewaarschuwd: „Misschien doe ik niets dan mezelf een bittere teleurstelling bereiden. Hij kan den volgenden keer wel niets bijzonders blijken te zijn. Mis schien zie ik hem den volgenden keer heel anders. Hij kan wel een nul zijn, een domoor 1 Misschien veel kleiner dan ik dacht." Welk meisje heeft zulke twijfels niet gekoesterd? „Of hij kan wel geen zin hebben, om aan te sluiten. Misschien krijgt hij een hekel aan me, als hij me nader leert kennen Welk meisje heeft zulke angsten niet gekend? Naar Frank's houding te oordeelen was er wel reden tot twijfel en angst. Er was,geen spoor van die blauw-grijze aantrekkingskracht in den nuchteren blik, waarmee de jonge bank-employé keek naar de nieuwe bediende in die saaie wijde kantoorjas terwijl zij trouwens een even stijve vormelijkheid in acht nam. Het gesprek, dat toen volgde (onder begeleiding van ratelende schrijf machines en handelende over Faye's vroegere ervaringen, stenografie en vertalen), veegde alle vertrouwelijkheid, twee avonden geleden in Huize Kas tanjepark, weg uit het bestaan. Want het was nu elf uur, een gure voorjaars morgen de vinnige, naargeestige wind drong door alle kieren de kantoren binnen, de heele sfeer was die van een taaien werkdag, en de oogcn van den jongen man rustten niets langer op Faye dan op het bureau, de spetterende regendruppels tegen de ruiten of ieder der andere drie meisjes. Eén van deze drie, zoo merkte Faye op, was klein en slonzig de tweede had een kortgeknipt schooljongenshoofd de derde was knap op een ietwat ordinaire manier, met wat heel erg golvende haren, en wat erg veel poeder en rouge, en wat erg veel parfum. Tot dit derde meisje wendde Frank Norton zich met een allerzakelijkst gezicht. „O, juffrouw Bligh." „Ja, meneer Norton?" Juffrouw Bligh is, zooals men zich herinneren zal, in dit verhaal al eens vernoemd. Hij was op weg naar de tennisclub, volgens afspraak met juffrouw Bligh, toen het roode poederdoosje van een ander meisje langs zijn pad was gerold, voor zijn voeten en hem geleid had op een ander pad En wel had hij den volgenden morgen excuus gevraagd aan juffrouw Bligh, met een onvoldoende verklaring van zijn wegblijven, maar dézen morgen begreep juf frouw Bligh, zonder dat er een woord gezegd was, dat de werkelijke reden in verband stond met dit meisje, dat hij, naar het scheen, al kende, maar dat hij nu aan juffrouw Bligh voorstelde, alsof het nog de vraag was, voor wie van haar beiden hij onverschilliger was. Toen hij juffrouw Faye vertelde, dat juffrouw Bligh haar op de hoogte zou brengen van het werk, verkon digde ieder toontje van zijn stem, iedere lijn van zijn forsche lichaam, dat meisjes voor hem niets waren dan een onbelangrijk deel van zijn kantoorplicht. Kortom, hij harnaste zich met die prozaïsche ochtend- en werkstem ming, die alle mannen, en de meeste meisjes ook, zoo goed kennen waarbij geen gevoelens er op aan komen, alleen de taak en het geld-verdienen. De jonge man ging naar zijn bureau en had geen oog meer voor zijn twee vrouwelijke helpsters. 't Kon haar niets schelen, zei Faye tot zichzelf, of die man nog eens naar haar keek of niet. Het zijn niet alleen mannen, dacht zij, die zich zoo kunnen laten omvormen door den Oostenwind van iederen-dag, alsof zij nooit van hun leven iets gevoeligs gedaan, gekeken of zelfs maar gedacht konden hebben. Ook een meisje kent die moderne gedaanteverwisseling ook een meisje kan vergeten, hoe het is, van ontroering te smelten en te gloeien. Dit deed Faye althans, door de overgevoeligheid der laatste twee dagen tot het tegenovergestelde gedreven, en geprikkeld door de schokken en nieuwigheden, die haar hadden over vallen, sinds zij, het kind van gemak en weelde, dezen sprong gewaagd had, om te zwammen of te zinken in een nieuw leven. HET VERHAAL TOT NU TOE Faye Molliott, dochter een bankier, vertrekt naar haar land huis n een provinciestaddat haar vader r geschonken heeft. Ze wil in een betrekking gaan. iets doen en vertrekt zonder adres op te geven aan haar rijke vrienden Phil GoldbergEsmé Hunt, sir Herrick. enz. Na aankomst in het stadje ontmoet zij een jongeman, die be - weert in haar huis te wonenzij vraagt hem. of hij misschien een betrekking voor haar weet Hij ont vangt haar in 't Kastanjepark haar eigen huis - waar hij tijdelijk met den zoon van de huisbewaarster Hobsori. woont. Zij stelt zich voor als juffrouw Fayeals zij haar vader ziet naderen, vlucht zij weg Later spreekt zij met hem en krijgt een baantje aan de bank op de buitenlandsche afdeeling. waar Sellars hoofd van is, terwijl de jongeman, dien zij reeds ontmoet heeft. Frank Norton, haar on middellijke chef is. Wat dien meneer Norton betreft, hem rangschikte zij als T\Iq 5 Baas Nummer Vijf van de jongste bediende, haarzelf, aan de bank gekomen om te werken voor dertig shilling per week, met een kleinen opslag in 't vooruitzicht, als zij hier twee maanden geweest was. Dertig shilling 1 Kunt u zich indenken, wat dit bedrag, tot nu toe, betee- kend had voor de dochter van Jack Molliott met haar ruime toelage? Dertig shilling had zij betaald voor één paar van haar fijnste kousen, voor één klein fleschje van haar bevoorkeurde parfum. Kortom, dertig shilling was niets geweest dat had haar vader geweten. En nu was dertig shilling de grens, waarbinnen haar heele bestaan van een week blijven moest. Der tig shilling moest genoeg zijn voor kost en inwoning, voor een dak boven 't hoofd, plus de maaltijden van een week. Hoe kon Faye, de onervarene, aan stonds doorzien, wat'het zeggen wou, van zoo'n bedrag te leven? Hoe kon zij bedenken, dat van die dertig shilling alles moest komen, wat zij tot nu toe om zith heen had gevonden tandpasta, zeep, telefoontjes, geld voor de tram en geld voor den kapper Dit alles was haar nog niet bewust geworden maar wel had zij dien morgen, toen de somma van dertig shilling per week genoemd was, met een schrik gedacht „Nu, dat lijkt me niet veel 1" Maar toen vermande zij zich, en dacht ,,'t Zal toch moeten Ik heb te gen vader gezegd, dat 't kon. Andere meisjes kunnen 't ook wel." Een heviger schok was de ontdekking geweest, dat de Stroopsmeerder haar chef bleek te zijn, meneer Sellars dat hij waarschijnlijk lastig zou wordefi, en dat zij dagelijks voor het probleem zou staan, hem op zijn plaats te houden, en zelf niet van haar plaats gedrongen te worden. En na dien schrik met Sellars kwam die andere schrik te staan tegenover dien stijven, schoolmeesterachtigen, officieelen meneer Norton die het brandpunt van een droom was geweest. Hij scheen absoluut niets uitstaande te hebben met dien Frank Norton, die door het April-zonlicht in haar leven kwam geschreden, met den Frank, die verontschuldigingen had uitgestameld, omdat hij haar iets had laten denken, dat niet waar was met den Frank, die zulke ontroerende vertrouwelijkheden had gezegd, hoe erg hij 't bijvoorbeeld als jongen gevonden had, dat hij geen fatsoenlijk tehuis had, waarbinnen hij zijn schoolkameraden kon noodigen. Nu scheen 't hem niet het minste pleizier te doen, dat hij haar weerzag, neen, hij verkoos haar te behandelen als een wildvreemde, en leverde haar zonder 't minste opwekkende woord over aan die doortrapte kantoorschoonheid, juffrouw Bligh. „Goed," dacht Faye, „laat hem maar doen." Een bijna even onaangename verrassing werd haar bezorgd door juffrouw Bligh. De zonnige Faye, bij andere meisjes even geliefd als bij de mannen, had nog nooit ondervonden, dat iemand op 't eerste gezicht een hekel aan haar had. Want de houding van juffrouw Bligh tegen over haar nieuwe collega straalde een afkeer uit, die was als een verkillende tocht. Faye voelde vijandigheid in de wijze, waarmee juffrouw Bligh haar een lessenaar wees, in de woorden, die zij sprak „Als u zoo goed bent in Duitsch, moet u maar eens met die brieven uit Berlijn beginnen, juffrouw Faye. Ik begrijp niet, waarom die menschen geen Engelsch schrij ven maar u zult er, als deskundige, wel niet veel moeite mee hebben." „Poes, poes," murmelde het sportieve meisje, dat een plaats voorbij Faye zat. Faye had de kattigheid van juffrouw Bligh nog maar voor een klein gedeelte leeren kennen. Zij was nu eenmaal 'n beschaafd, modern meisje, gewend aan de buitenlucht. Opzettelijke kwaadaardigheid van het eene meisje tegenover het andere was een ver schijnsel, waaraan zij uiteraard moeilijk gelooven kon. De brieven leidden trouwens haar gedachten af.

Tijdschriftenbank Zeeland

Ons Zeeland / Zeeuwsche editie | 1934 | | pagina 12