H HTT >00 VRIJDAG 14 SBPTHMBHR 1934 No. 16 DOOR ELISAB. MARC. Het is geen gewoonte van scheepskapiteins om zich te bemoeien met de liefdesaangelegen heden van hun officieren, en collega's hebben me al dikwijls voor gek verklaard, als ik mezelf in moeilijkheden stak om een derden stuurman er uit te halen, maar ik heb me er nooit veel van aangetrokken, vooral niet van het vreemde en ridderlijke avontuur van Croft. Croft was leerling-stuurman. Hij was jong en populair, ofschoon hij ons dikwijls er hopeloos tusschen nam en hij ons herhaaldelijk in lastige situaties bracht door de gekke en ondoordachte dingen, die hij iederen keer uitspookte. De eerste stuurman kende hem al drie jaar, en hij zei, dat Croft altijd even jong en gek bleef niemand van ons geloofde trouwens dat hij ouder werd, totdat die geschiedenis met Loie kwam, waarin ik Croft als een der mooiste en nobelste menschen leerde kennen, die er bestaan. Wij ontmoetten Loie op een zonnigen dag in Juli, ergens in King William Land. Zij stond plotseling voor ons, als een zachte verschijning met een lieven lach, die in dat barre, onvriendelijke land heelemaal niet thuishoorde. Zij was knap, buiten gewoon knap, en nog jong zij leek achttien, maar ze was drieëntwintig. Sankey, Croft en ik gaapten haar met open mond aan, want een dergelijke schoonheid is een ongewoon verschijnsel in die streken. „Hallo, waar komt u vandaan vroeg ik onnoo- zel. „Hallo, hoe gaat 't met u vroeg zij terug. „Ik kom van Crossley Punt, daar woon ik met mijn vader, een bonthandelaar. Ik ben Loie Fayne." „O, Fayne, dan heb ik wel van uw vader gehoord," zei ik, en ik wou tegelijk,dat ik m'n mond gehouden had, want Fayne, rooie Fayne, stond bekend als de man met het afschuwelijkste humeur in het heele Noorden, en aan het trekken van haar mond zag ik, dat zij van die reputatie ook op de hoogte was. Vroeger was hij groothandelaar in Quebec geweest, maar de man was door zijn humeur zoo onmogelijk in den omgang, dat hij zich van iedereen vervreemdde en ten slotte geen andere keus had, dan zich te vestigen in King William Land, in het Noordelijkste gedeelte van Canada, dichter bij de Noordpool dan bij de beschaafde wereld. Zijn jonge vrouw nam hij mee, maar zij stierf twee jaar na de geboorte van Loie, die in alles haar evenbeeld was. Met grimmige zorg waakte Fayne over zijn dochter; hij liet haar zelden alleen, maakte haar het verblijf in het barre land zoo gemakkelijk mogelijk en zorgde, dat zij in haar ontwikkeling niet achterbleef bij de meisjes in meer bewoonde streken hij had een zware vracht boeken uit Quebec meegenomen naar de Noordelijke woestijn. En dit opgewekte, frissche en buitengewoon knappe meisje was dus Loie Fayne wij stelden ons aan haar voor, en ik vroeg waar haar vader was. Zij wees naar enkele groote rotsblokken op het strand Hij is daar aan het visschen we kwamen hier een dag als een soort vacantie. Vader vischt graag, en er is hier meer visch dan 'n mensch kan vangen." Op dat oogenblik werd 'n korte, gedrongen ge stalte op de rotsblokken zichtbaarde man naderde ons, en het was, toen hij binnen gezichtsafstand kwam, meer dan duidelijk merkbaar, dat hij zich niet bijster verheugde over de ontmoeting van zijn dochter. Ik begreep, dat hij Loie dadelijk weer zou meenemen, ik begreep ook, dat zij blij was weer eens met beschaafde menschen te spreken, hetgeen zij misschien drie of vier keer per jaar deed, en ik besloot Fayne vóór te zijn. „Meneer Croft," zei ik, „wilt u juffrouw Fayne naar het schip begeleiden Zij en Croft, zag ik vlug, wisselden reeds verlegen lachjes „En meneer Sankey, wilt u aan den hofmeester zeggen, dat hij voor twee man meer moet dekken Ik kom dadelijk met meneer Fayne." Loie en Croft waren reeds in de boot om naar het schip te roeien, toen ik met een onschuldig gezicht op Fayne toeliep, kennis met hem maakte en hem vertelde, hoe vereerd wij waren, dat zijn dochter de invitatie had aangenomen om met ons aan boord te lunchen. Hij keek mij eens aan, gromde wat, maar vond het blijkbaar toch te erg, om Loie terug te roepen met een stuursch gezicht wachtte hij tot de sloep terug was, stapte in en ging zelf aan het roer zitten. Als ik iets zei, scheen hij me niet te hooren of antwoordde met een brommerig ja of nee. Aan tafel was het gezellig, ofschoon Fayne daartoe allesbehalve meewerkte het was duidelijk, dat hij zich ergerde en nijdig op zichzelf was, dat hij zich door onze uitnoodiging had laten over rompelen hij zei niets en keek af en toe met 'n donkeren blik naar Loie. Maar zijn dochter genoot en hoe nijdiger Fayne werd, hoe duidelijker ik zag, dat Loie gelukkig was met dit uurtje van gezellig heid en vroolijk gepraat, hoe vaster mijn besluit werd, om haar nog meer van die uurtjes te verschaf fen. Wij moesten hier drie dagen blijven, en ik zou wel zorgen, dat die dagen voor Loie heel vroolijk en mooi zouden zijn. Het viel nogal mee, om Fayne's stilzwijgende medewerking daartoe te verkrijgen, want ik ontdek te spoedig zijn zwakke punt boeken. Hij snakte naar uitbreiding van zijn bibliotheek, en ik had een flinke verzameling aan boord, gevormd vanaf mijn eerste reis met deze boot. In den loop der jaren had ik honderden deelen bij elkaar gekocht, verzameld en „geleend". Bovendien wist ik in de buurt een riviertje, dat letterlijk wemelde van visch ik vertelde het aan Fayne, en het gevolg was, dat hij zijn dagen verdeelde tusschen visschen en boeken uitzoeken. Ondertusschen werd ieder vrij uurtje door Sankey en Croft gebruikt om met Loie te wandelen en te visschen het meisje was dol gelukkig, zoo gelukkig als een kind, dat voor 't eerst in zijn leven met andere kinderen kan spelen. In 't begin was zij voor iedereen even gul met haar lachjes, maar spoedig meende ik op te merken, dat zij 't liefst met Croft uit wandelen ging, hetgeen mij overigens niets verbaasde, want in leeftijd kwam hij het meest met haar overeen. Fayne moet het ook gemerkt hebben, maar de boeken en 't visschen schenen voor hem een te sterke attractie te zijn, om naar zijn standplaats terug te gaan en een einde aan Loie's gelukkige vacantie te maken. Maar op den vierden dag ik had mijn verblijf onbepaald verlengd, omdat ik met Fayne over eengekomen was een voorraad bont van hem te koopen, die eerst door een Eskimo van zijn stand plaats gehaald moest worden op den vierden dag dus gebeurde er iets ernstigs. Loie was met Croft aan land ik had hem den geheelen dag verlof gegeven tot zes uur maar aan het diner om zeven uur was hij er niet, Loie miste ik eveneens aan tafel, en ik miste ook iets anders. Ik had voor het diner twee van onze laatste drie geconserveerde kippen besteld, maar inplaats daarvan diende de hofmees ter zijn eeuwige blikjes zalm op. Ik wilde hem uitleg vragen, maar een opmerking van Sankey deed mij de zaak vergeten, tot ik er 's avonds, omstreeks tien uur, plotseling weer aan dacht. „Waarom hadden wij geen kip vanavond, hof meester vroeg ik Cargil. „De kok kon ze niet vinden, kapitein," antwoord- de hij met zijn gewone nuchtere gezicht. „Hij was ze kwijt." „Je tante 1 Morgen wil ik ze op tafel zien. is meneer Croft al lang terug „Nog niet, kap'tein." „En meneer Fayne?" „Die is vanmorgen weggegaan om te visschen, verderop in het riviertje, 't Zou wel middernacht worden vóór hij terugkwam." 't Beviel mij heelemaal niet. Zoo onnadenkend als Croft steeds handelde, was hij altijd stipt op den dienst geweest nu herinnerde ik mij ook, dat hij den vorigen dag niet zoo luidruchtig was ge weest als anders, terwijl ook Loie minder opgewekt had gedaan. Zij zouden toch niet. „Wat is er nog meer weg behalve die kippen „Hoe bedoelt u vroeg Cargil terug. „Alles," brulde ik woest. Cargil met z'n onnoo- zelheid bracht je altijd buiten jezelf. „Wat hebben ze nog meer meegenomen Het antwoord van den hofmeester maakte mijn vermoedens tot zekerheid, ,,'n Massa blikjes, kap'tein, en flink wat water, 'n Slee met volledige uitrusting, zes honden, en uw beste horloge, den chronometer." Ik ging naar Sankey en vertelde hem alles, maar hij gaf mij weinig troost. „Dan krijg ik ten minste rust, als die vent met zijn gekke streken van boord is. En voor de rest moet Fayne 't maar uitzoeken." „Maar die komt niet vóór middernacht terug, en dan hebben ze al een mooien voorsprong. Ze gaan natuurlijk naar Kent en dan op een of ander schip naar Herschel, en als we ze ooit inhalen, hebben ze al lang iemand gevonden om ze te trou wen. En wat doen we met Croft 't Is gewoon desertie." „Wacht tot Fayne terug is, kap'tein," herhaalde mijn eerste stuurman. „Dan zal er herrie genoeg zijn." -2W* Jiedetland. In het vriendelijke Montferland.

Tijdschriftenbank Zeeland

Ons Zeeland / Zeeuwsche editie | 1934 | | pagina 20