No. 16 VRIJDAG 14 SKPTEMBKR 1934 Dat was er inderdaad, toen onze grimmige gast van de vischvangst terug kwam. U begrijpt wel ongeveer, wat iemand met zoo'n humeur er uit gooit, als hij hoort dat zijn dochter weg is, en ik zal het dus niet herhalen. En toch, na zijn eerste ontploffing over mij, de heele bemanning en de slappe discipline op mijn schip, voelde ik iets als medelijden met den man Loie was alles wat hij had, en de wetenschap dat een lief meisje als Loie door het Noorden zwierf.Ik zou het ook moei lijk hebben kunnen dragen. „In ieder geval zal Croft zoo goed mogelijk voor haar zorgen," waagde ik op te merken. „Kan me niet schelen," snauwde hij. „Ze heeft niet weg te loopen. Verleden jaar wou ze met Jim Cade trouwen en...." „Wat is daar op tegen vroeg ik. „Jim Cade ken ik 'n beste kerel." „Maar ik wou het niet hebben. Ze trouwt niet. AfIk ga ze achterna." Hoewel ik tenslotte geen schuld had aan Croft's plotselinge uitstapje, voelde ik me verplicht, met hem mee te gaan. 't Had bovendien zijn voor deel, zooals ik later merkte, want Fayne was geen ervaren ijs-reiziger. Hij bleef bijna altijd op zijn standplaats en kocht zijn bont van Eskimo-jagers, zoodat hij niet al te best schoot en geen onder vinding in 't trekken had. Zooals ik gedacht had, waren Loie en Croft naar het Noorden getrokken om ons te misleiden, en daarna in een boog naar het Zuiden afgedaald zij hadden moeite gedaan om'hun sporen te doen verdwijnen, maar zij konden mij toch niet misleiden. Ze hadden bijv. vergeten de ijsblokken te verspreiden, waarmede zij hun tent op den bodem hadden verzwaard, en ergens vond ik nog flauwe sporen van vuur, waar zij hadden gerust om te eten. Ik kon af en toe een omweg ma ken, zonder dat Fayne het merkte, om hun meer tijd te geven. Zij waren op zee gegaan, en ik begon voor hen te vreezen, want in dezen tijd is het ijs op zee gevaarlijk, vooral voor onervaren reizigers'zooals Loie en Croft, die eigenlijk nog kinderen waren. Fayne zei niet veel slechts vroeg hij me af en toe, 3W* Jledaxland. Gezicht op Steenwijk. hem het spoor te wijzen, dat ik volgde; overigens keek hij zwijgend en grimmig voor zich uit, at bijna niet en uitte soms een verwensching voor Croft. Ik werd bang voor de ontmoeting Fayne zou niet tegen een moord opzien, als hij er de kans toe kreeg. Zoo trokken wij twee dagen moeizaam met de slede over het ijs, dat op verschillende plaatsen onder water stond. Den derden dag kreeg ik zeker heid, dat de twee vluchtelingen naar Kent trokken, zooais ik dadelijk vermoed had, maar ook zag ik, dat wij, ondanks mijn voorzorgen, op hen wonnen, want het spoor werd verscher. Als zij geen pech hadden en niet door voedselgebrek werden gedwon gen om een beer of een rob te schieten, hetgeen wel vertraging zou geven, konden zij in een dag de kust bereiken en scheep gaan naar Herschel. Croft had natuurlijk uitgerekend om daar te zijn, als de boot naar Herschel, die maar ééns per week voer, vertrok; als zij vóór ons de kust bereikten waren zij veilig, want in een week konden zij gemakkelijk hun doel bereiken. Maar ik vreesde het ergste het spoor vertelde mij, dat zij slechts zeer langzaam vorder den wij zouden ze gemakkelijk inhalen. En het was zooals ik vreesde toen wij na een onrustigen nacht 's morgens den tocht voort zetten, meende ik na enkele uren in de verte twee figuren en enkele honden te zien. Fayne zag ze ook hij vroeg mijn kijker, tuurde er lang naar en zuchtte verlicht het was mij opgevallen, dat hij den derden dag reeds veranderd was, dat hij minder woede voelde tegenover Croft dan bezorgd heid over zijn dochter. Zelfs had hij enkele opmer kingen gemaakt, dat er wat hem betrof kon gebeuren wat wilde, als hij Loie maar terugvond ook deze grimmige kerel hield zoo veel van zijn kind, dat hij alles wilde vergeten, indien hij haar weer veilig terugzag. Niettemin vreesde ik toch een ontmoeting met Croft Fayne's woede mocht opnieuw opvlammen. Een hooge stapeling van opgestuwde schotsen onttrok na een half uur de vluchtelingen aan ons oog. Het kostte ons drie uur om die barrière te bereiken toen ik er eindelijk boven op stond, waren Loie en Croft verdwenen 1 Niets was er op het ijs te zien doch toen ik aandachtiger keek, meende ik op het ijs, dicht bij de kust, een menschelijke gestalte te zien liggen. Het kostte mij weer enkele uren om daar te komen, en te ontdekken, dat 't een list was ik vond alleen een stuk van een tent. dat in den vorm van een menschelijke figuur was gerold. Slechts tien minuten verder was de kust een kaap stak er omhoog, en aan de andere zijde van die kaap, wist ik, was het open water. Ongerust ging ik terug naar Fayne, die moedeloos bij de ijsbarrière was gebleven om te rusten. Hij wees me zwijgend op een schip, dat juist buiten de kaap zichtbaar was geworden. Alleen kwam ik vier dagen later op mijn schip terug; Fayne wilde niet mee en was dadelijk doorgereisd naar zijn standplaats. Nauwelijks was ik mijn hut in, of er werd geklopt. Croft kwam binnen. Verlegen, zonder zijn gewone luidruchtige opgewektheid, groette hij me. „Vertel maar," zei ik, zoo kalm mogelijk. „Ik luister. Heb jij die pop van zeildoek gemaakt „Ja, kap'tein. 't Was alleen om u en Fayne op te houden. Ik zei tegen Loie als je vader en de ouwe... ik bedoel u, als u en Fayne.... enfin, ik heb me verborgen, en Loie kon juist op tijd op het schip komen, en daar wachtte Jim Cade op haar. Over twee dagen, als ze landen, gaan ze trouwen en Loie zou een brief aan haar vader schrijven, en als hij het goed vindt, komen ze over een half jaar terug." „Maar," vroeg ik verbaasd, „Jim Cade? Trouwt ze met Jim Cade Ik dacht dat jijOnthutst brak ik af, nijdig dat ik zoo ontactisch was ge weest. Ik keek Croft aan de jongensachtige uit drukking was uit zijn gezicht verdwenen hij was man geworden in zijn oogen lag de pijn van ver loren liefde. Er zullen niet veel nobele kerels zijn als hij, die met het liefste meisje ter wereld vlucht te, om haar met een ander te kunnen laten trouwen. „Zoo is 't, kap'tein," zei hij. „Enfin, ik ben weg- geloopen, d'r zal wat voor me opzitten."

Tijdschriftenbank Zeeland

Ons Zeeland / Zeeuwsche editie | 1934 | | pagina 21