Nu. 17 VRIJDAG 21 SEPTEMBER 1934 525
^Roodkapje.
„Eerst antwoord geven op mijn vraag.
„Welke vraag?"
„Of ik u naar huis mag brengen. Ja Is 't goed drong hij aan, alsof
dit zijn laatste kans was, om een woord tegen haar te zeggen. „Hoe denkt u
over vanavond
Eaye Molliott die gewoonlijk de bladzijdjes van haar keurige agenda
vol had staan met afspraken, smeekend bedongen door het puikje der keurig
gekleede, keurig bediende, royaal van geld voorziene jongelui in Londen
voelde een onnoozele vreugde haar overweldigen, nu zij het eenvoudige zinne
tje „Hoe denkt u over vanavond?" hoorde uitspreken door een simpelen
bankbediende in een sjofel grijs pak, een bediende van haar eigen vader.
Nu scheen alles mogelijk, alles prettig. Luchthartig deed zij de deur open,
om zich terug te reppen naar dat doodelijke geploeter, dat nu niet zoo doodelijk
was, zelfs geen geploeter meer scheen zij glimlachte, en knikte tegen den
jongen man.
„Zie ik u dan om vijf uur, juffrouw Faye
„Ja, om vijf.... O, dat had ik haast vergeten! Juffrouw Winch had
beloofd, dat ze me helpen zou om kamers te zoeken. Daar zit ik aan vast van
avond."
„Zoekt u kamers, en hebt u 't niet aan mij gevraagd? Als ik èrgens slag
van heb
„U ja Hoe u met de woningkwestie omspringt, heb ik gezien. U maakt
kalm gebruik van een anders buitenplaats en vijverFaye lachte overmoedig
en holde weg bijna tegen den stroopsmeerder, meneer Sellars, aan.
Vóór hij vragen kon, waarom zij zoo'n haast had, zat zij weer aan haar
eigen schrijftafel, druk tikkend op haar machine, gelukkig, overtuigd, dat zij
nooit weer in zou zakken. Aan het einde van de afgesproken weken, niet vroe
ger, zou zij haar vader om kapitaal vragen voor de onderneming, welke dat
dan ook mocht zijn, die zij zich kiezen zou als haar blijvende bezigheid intus-
schen gaf dit voorbereidende werk haar een kostbare ervaring. Het zou zelfs
een echt prettige tijd worden. Maar hier schoot er even wat onrust door haar
jonge optimisme.
„Hij weet nog niet, wie ik ben ik moet
mijn bekentenis nog doen Ah, ja, maar nu
nog niet. Er zal nog een massa gebeuren in
die acht weken
Het eerstvolgende, dat gebeurde, aan
het einde van dien eersten dag, was een
andere moeilijkheid in haar zelf-gekozen
nieuwe leven de kwestie, waar zij wonen
moest.
ELFDE HOOFDSTUK.
Stel u dat meisje voor, dat gewend was
aan een voorname omgeving, dat in de hotels
niet anders gekend had dan de beste suites,
op de luxe-schepen niet anders dan de
fraaiste luxe-hutten, dat de prettig inge
richte flat van tante Madge te Londen be
schouwd had als de eenvoudigste manier,
waarop een ongehuwde dame metgoedfatsoen
wonen kon stel u haar voor, met het pro
bleem voor oogen, een geschikt verblijf te
vinden voor een kantoorbediende, die geen
penny meer te verwachten heeft dan dertig
shilling per week, om zichzelf in leven te
houden.
Faye zat met haar vriendin Winchie
over het stedelijk blad gebogen, met de kolom
„Te Huur" voor zich, en ging toen op weg,
met die krant in de hand. Om half acht
hadden zij ongeveer alle straten in het minder
dure gedeelte der stad heen en weer geloopen.
Huis in, huis uit waren zij geweest, op zoek
naar goedkoope kamers. Bij iederen drempel,
waarover zij den voet had gezet, had Faye
haar gewone opgewekte stemming dieper
voelen neerzinken in het eerste paarconfectie-
schoenen, dat zij ooit gedragen had. Bij
ieder gepiep van een ijzeren hekje, dat zij
achter zich dichtdeed, had de vrijwillige
ballinge een nieuw besef gevoeld van
dakloos-zijn
Het eerste idee, dat Winchie geopperd
had, was het bewonderenswaardige Tehuis
voor Arbeidende Meisjes, niet ver van de
bank maar daar had Faye voor bedankt;
want, zei ze, het leven was daar ongeveer
even rustig als in een goudvisschenkom, en
zij had een hekel aan gezamenlijke maal
tijden en gedrang aan de ontbijttafel. „En
dacht je, dat ik iederen keer permissie kon
gaan vragen, als ik later dan half tien thuis
wou komen Dat kun je toch nooit voor
uit weten En dan maar één telefoon,
midden in de hall Tehuizen kan ik niet
uitstaan."
„Dan zul je 'n zit-slaapkamer bij particu
lieren moeten nemen," zei Winchie. „Die zijn
er in overvloed."
In overvloed. Heele rijen kleine gedrukte huisjes, op elkaar gelijkend, als
spelden, maar geen nieuwe spelden. Vuile geel-steenen voorgevels lijnen met
waschgoed aan den achterkant geschulpte vitrages voor ramen met donker
groene planten in mosterdgele potten.
„Vind je 't niet ongeloofelijk mompelde juffrouw Faye Molliott.
„Ongeloofelijk Wat vroeg juffrouw Winch.
Deuren gingen open, en zij kwamen in gangetjes zoo nauw als regenpijpen,
met gekrijt van goedkoope radio-toestellen. („Dat kan niet echt zijn!" dacht
Faye. Luchtjes van linoleum, zeepsop en visch. „Dat is echt", begreep Faye.)
Neerslachtige vrouwtjes zeiden snuivend „Hier is de kamer." Faye
haalde diep adem, als zij weer buiten kwamen, in de frissche lucht.
„Wat had je eigenlijk op die laatste kamer tegen? Leek mij nogal goed,
kamer met ontbijt voor zestien shilling."
„Ik geloof, dat ik niet tegen de lucht kon. Stof en eten en zoo,ziet of er
nooit iets anders geweest was!"
„Dan zet je je raam maar open. Zulke kleinigheden merk je over een
poosje niet meer," beweerde juffrouw Winch. Zij kreeg hoe langer hoe meer
medelijden met het meisje, dat aan lager wal was geraakt.
„Ze schijnt rijk opgevoed te zijn," dacht Winchie. Zij raadde goed. Was
't niet duidelijk, dat het kind geen verstand had van geld, en van kleeren koo-
pen ook niet Een reclame-japon uit een warenhuis had ze aan met die over
dreven witte mousselinen manchetten en kraag, die ze nooit gewasschen kreeg
nooit. Ze had zelfs geen idee, wat voor kamer je verwachten kon voor zestien
shilling per week
„Hoor eens, juffrouw Kieskeurig, heb je dat verhaaltje wel eens gehoord
van een achterbuurtkind, dat een paar schilderijtjes van den Kerstboom kreeg?
Hij vroeg, wat hij daarmee doen moest, en toen zeiden ze „Nou, die hang je
op je kamer aan de muren Toen zei hij „We hebben geen muren." Ze vroe
gen „Hoe bedoel je dat?" „We wonen in 't midden van de kamer," zei hij.
't Eerste paar oogenblikken begreep Faye de beteekenis van dit verhaaltje
niet. Toen zei ze ongeloovig
„O maar, dat kan niet waar zijn, zelfs niet in een achterbuurt