No. 17 VRIJDAG 21 SEPTEMBER 1934 541 MMMMnm1 In de fjorden wan Hoorwegen, de door bergen ingesloten zee armer: die kilometers ver het land binnendringen. duizend hectare heeft hij gekocht - allen grond achter de Fiddler-Baai en daar komt de grootste villa-stad van heel Long Island Dat weet ik alle maal van mijn vrind daar maar 't zal nu wel al geen geheim meer zijn, denk ik, nu zijn baas zelf hier rondrijdt om de zaken te beklinken. Hij is al een heele poos stilletjes land aan 't koopen." „Hoort Fiddler-Punt ook aan hem vroeg Harry onnoozel. Simmers knikte gewichtig. „Da's te zeggen de chauffeur zei, dat hij vanmorgen naar Lane ging de baas natuurlijk dus dan zal hij dat óók wel in de wacht sleepen. Ik zou tenminste niet weten, wat hij beginnen moest zonder de Punt en den waterkant, als hij daar een nieuw Oceaan-Paradijs van wil maken „Dus hij is op 't oogenblik bij Lane, zeg je „Precies. En ik ga hier niet weg. Als ze eenmaal aan 't baggeren zijn in die moerassen, dan zul je eens zien, hoe goed 't me gaat." Harry zat de harde schoenen aan te trekken, die hij bij de kachel had laten drogen. Hij gunde zich geen tijd om de veters vast te maken, maar trok een vettige blauwe jas aan, die dicht bij hem hing. „Ik moet dien Grout even spreken, Simmers," zei hij. „Waar kan ik hem vinden „Bij Lane, in de bank op den hoek," zei Simmers verbaasd. „Wat moet jij met zoo'n branie...." Harry schoof de opeengepakte wagens in en uit, en was al buiten, vóór Simmers van den schrik bekomen was. Met een snellen blik door de straat ontdekte Harry, waar de eenige bank van het stadje stond. Het was een houten gebouw met half weggesleten gouden letters op een bord Oysterman's Bank Oost-Pogham. De eenige deur stond open, en Harry stoof naar binnen. Er zat een grijze bediende achter een hek van gaas, verder was er niemand. Midden in de schut ting, die de vestibule scheidde van de achterhelft der bank, was een deur, met zwarte letters op het matglas „Mr. Lane Binnen zonder kloppen". Harry greep den knop, maar bleef staan bij het gebiedend gebaar van den bediende. Met de eene hand wuifde hij Harry weg en met de andere wees hij naar de straatdeur. „Ga naar buiten, jongmensch," snauwde hij. „De bank is nog niet open." Harry aarzelde, of hij naar binnen zou gaan of niet. Achter het schot hoorde hij een scherpe, ruzieachtige stem. „Zevenduizend per hectare is heusch niet te veel voor dien grond, me neer Grout, dat weet u heel goed. En u moet 't absoluut hebben. Ik zal 't voor zesduizend dollar verkoopen, en geen cent minder, al bleef u in dien stoel zitten tot Harry deed de deur open en stapte naar binnen. VIII. Achter een oud cylinder-bureau, en onder een ingelijst portret van Ben jamin Franklin, den apostel der spaarzaamheid, zat een mager, druk, klein mannetje, met kleine blauwe oogjes en een witten sik. Tegenover hem, onder een ingelijst portret van George Washington, den apostel van energie en organisatie, zat een veel jonger man een man met het voorhoofd van een dichter, den neus van een heerscher en den mond van een vechter. Beiden keerden zich om, toen de stoornis kwam, en de kleine man trok de wenkbrauwen samen. „Wat is er?" vroeg hij kribbig. „Wie heeft je doorgelaten? Ik ben in gesprek, zooals je ziet, jongmensch." „Ik wou meneer Grout even spreken," zei Harry. „Zeker weer last met den wagen," zei de groote man met een zucht, en gebiedend keek hij den jongen man in de vettige blauwe jas aan. „Zeg tegen mijn chauffeur, dat hij me nu niet meer lastig valt. Maak 't in orde en. „Nee, daar kwam ik niet voor, meneer Grout," zei Harry, en hij ging zitten op een stoel, met afgesleten leer bekleed. „Wel wel," viel Lane uit, „u durft! Wat bl...., wie heeft u bij deze conferentie gevraagd? Als ik ooit zoo'n onbeschaamd.... Wacht!" Hij strekte de hand uit naar een belknop op zijn bureau. „Ik heb gehoord, dat u grond aan 't koopen bent, meneer Grout," ging Harry voort, zonder zich te storen aan den uitval van Lane. „Ik geloof, dat u speciaal 't oog hebt op Fiddler-Punt. Vóór ik er uit gegooid word, moet ik eerst even zeggen, dat meneer Lane absoluut niet over dien grond beschikken kan." Lane's gezicht werd rood, en hij trok zijn hand terug van den belknop. „Waaróm kan ik er niet over beschikken Wie bent u Harry keek hem recht in de oogen. Er kwam een dreigende scherpte om zijn kin. „Dat zal ik u zeggen. Mijn naam is Morgan Harry Morgan. Ik ben op 't oogenblik eigenaar van het contract, het verkoopcontract voor dien grond dat u een poosje geleden gesloten hebt met een zekeren meneer Jarvis." „Je hebt me niet verteld, dat die grond verkocht was, Lane," zei Grout scherp.

Tijdschriftenbank Zeeland

Ons Zeeland / Zeeuwsche editie | 1934 | | pagina 29